Het begrip dagloon vormt de basis voor de werknemersverzekeringen WAO (tot 1 januari 2006), WIA (vanaf 1 januari 2006), WW en Ziektewet. Het dagloon is het loon dat in het laatste jaar voor de ziekte, arbeidsongeschiktheid of werkloosheid (referteperiode) gemiddeld per dag is verdiend. Voor de hoogte van het dagloon wordt uitgegaan van het loon waarover premies zijn betaald. Het dagloon is gemaximeerd, het zogeheten maximum dagloon.
De daglonen van de uitkeringen WAO/WIA, WW en ZW worden jaarlijks per 1 januari en 1 juli aangepast. Het maximum premieloon werknemersverzekeringen wordt alleen per 1 januari aangepast.
De hoogte van het gemaximeerde dagloon (max. bruto premieloon) is te vinden in Tabellen, Werknemersverzekeringen.
Het dagloon is het loon dat een werknemer gemiddeld per dag verdiende in het dienstverband waaruit hij werkloos werd. Het gaat om het loon waarover premies sociale verzekeringen zijn betaald, het SV-loon. Niet alleen het brutoloon telt mee in het SV-loon. Ook vaste onderdelen van het loon als bijvoorbeeld vakantiegeld, eindejaarsuitkering, dertiende maand, ploegentoeslag en bijtelling van een auto van de zaak tellen mee. Pensioenpremie, inleg in een levensloopregeling en onkostenvergoeding tellen niet mee, omdat dit geen SV-loon is. Ook tellen onkostenvergoedingen niet mee en loonbestanddelen waarover de werkgever de eindheffingheeft afgedragen.
Werknemer A: salaris tijdens de referteperiode bedroeg € 2.500 bruto per maand, ook ontving hij een ploegentoeslag van € 800 bruto per maand, berekening dagloon: (12 x € 2.500 + € 2.400 (vakantietoeslag) + 12 x € 800) : 260 werkdagen (2011) = € 161.
Wettelijke jaarbedragen voor de loonbelasting/premie volksverzekeringen werden tot 2011 herleid op basis van 260 werkdagen. De premies werknemersverzekeringen en de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (ZVW) gingen uit van 261 werkdagen. In het kader van de Wet harmonisatie en vereenvoudiging socialezekerheidswetgeving is vanaf 2011 het aantal werkdagen per jaar gelijkgetrokken naar 260. Dit gold al voor de rekenregels voor de loonbelasting/premie volksverzekeringen.
Voor de Ziektewet (ZW), de Werkloosheidswet (WW), de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) en de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) wijzigde de berekening van het dagloon. De nieuwe regels zijn per 1 juni 2013 ingegaan en gelden alleen voor nieuwe gevallen.
De aanpassingen zijn als volgt:
'Het kabinet dwingt werknemers feitelijk eerst voor de WW te kiezen, in plaats van meteen een lager betaalde baan te accepteren', aldus vicevoorzitter CNV Maurice Limmen. 'Juist in tijden van crisis en snel oplopende werkloosheid, is dit uitermate onverstandig. Hiermee belemmert het kabinet het beleid waarbij werknemers van-werk-naar-werk gaan. De nieuwe regel houdt in dat een WW-uitkering alleen mag zijn gebaseerd op een eerder hoger loon, als de werknemer tussentijds werkloos is geweest.
Jan verdient een salaris van € 3.500 per maand. Hij stapt over naar een andere werkgever, omdat zijn baan dreigt te vervallen. Bij de nieuwe werkgever verdient hij een lager salaris van € 2.500 per maand. Onverwacht vervalt na drie maanden alsnog zijn baan en wordt hij werkloos. Volgens de nieuwe regeling zou de WW-uitkering van Jan alleen zijn gebaseerd zijn op het salaris bij zijn laatste baan (€ 2.500). Zijn WW-uitkering zou dan ongeveer € 1.750 bedragen. Zou Jan echter tussen deze twee banen werkloos zijn geweest, dan zou hij nog wel recht hebben op de dagloongarantieregeling en zou diezelfde WW-uitkering € 2.450 bedragen.
Aangezien vanuit de uitzendsector werd aangegeven dat men onvoldoende voorbereidingstijd had gekregen om zich voor te bereiden op de nieuwe systematiek heeft UWV vanaf 1 juni 2013 tot 1 februari 2014 de berekeningen van de daglonen voor eigenrisicodragers kosteloos uitgevoerd. Vanaf 1 februari 2014 worden weer kosten in rekening gebracht.
Als de werkgever als eigenrisicodrager voor de Ziektewet zelf het dagloon gaat berekenen, dan moet hij rekening houden met een aantal wijzigingen op het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen. De wijzigingen gelden sinds 1 februari 2014 voor alle Ziektewet-dagloonberekeningen. Deze wijzigingen komen nog in het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen te staan dat op 1 juni 2013 inging.
De nieuwe regels voor het berekenen van de hoogte van de WW-uitkering pakken nadelig uit voor uitkeringsgerechtigden. Daarvoor waarschuwt vakbond CNV. Voorzitter Limmen roept minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op de wetgeving te repareren. De nieuwe regels in het Dagloonbesluit leveren vooral een ‘grote strop’ op voor mensen die niet het hele jaar voordat ze in de WW terechtkwamen, gewerkt hebben, aldus het CNV.
De hoogte van de WW-uitkering wordt berekend op basis van het gemiddelde dagloon van de ontslagen werknemer voor zijn ontslag. Tot 1 juli 2015 werd dat berekend door het in een jaar verdiende inkomen te delen door het aantal gewerkte dagen. Sinds deze maand wordt het jaarinkomen verrekend met het totaal aantal werkdagen in een jaar, ongeacht of er gewerkt is of niet. Daardoor kan de WW-uitkering van mensen die het jaar ervoor niet altijd gewerkt hebben, bijvoorbeeld omdat iemand in de eerste helft van het jaar nog studeerde, de helft lager uitvallen, stelt het CNV in een berekening.
Asscher is niet van plan de regels aan te passen, zegt zijn woordvoerder. ‘Dat is op dit moment niet de planning, nee. Wat we doen is heel logisch. Eerder was het zo dat als je twee maanden gewerkt hebt, maar flink hebt gecasht, je meer WW krijgt dan iemand die het hele jaar heeft gewerkt. Dat hebben we veranderd.’ De woordvoerder wijst erop dat mensen die minder dagen hebben gewerkt, ook minder premie hebben betaald.
Asscher toch overstag: Medio september 2015 is minister Asscher alsnog in de weer de negatieve effecten van de wijzigingen van het dagloonbesluit in verband met de invoering van de Wet werk en zekerheid te repareren. Er zijn drie onderwerpen:
Het UWV mag niet wachten met het herstellen van de WW-uitkering tot de reparatie die op 1 januari 2017 in gaat. Dat stelt Rechtbank Oost-Brabant in een uitspraak over het Dagloonbesluit.
Sinds 1 juli 2015 krijgen starters, flexwerkers en herintreders een lagere WW-uitkering door een nieuwe manier van rekenen in dit besluit. De rechter (publicatie 12 april 2016) heeft vastgesteld dat dit in strijd is met principe van loonderving en verzekering in de WW.
Per 1 december 2016 verandert het Dagloonbesluit voor flexwerkers, starters, herintreders en WW-ers die door ziekte een lager dagloon kregen. Dat leidt mogelijk tot een hoger dagloon.
Het dagloon bepaalt de hoogte van de WW-uitkering. Voor het berekenen van uw dagloon kijkt het UWV naar het SV-loon dat iemand verdiende in het jaar voordat hij/zij werkloos werd. Op dit moment deelt het UWV het totale SV-loon door 261 (het gemiddeld aantal werkdagen per jaar), ook als hij in sommige maanden geen loon ontving. Vanaf 1 december 2016 telt het UWV alleen maanden waarin iemand loon ontving mee voor de berekening van het dagloon. Er zijn enkele voorwaarden.
Voor lopende uitkeringen gaat het UWV vanaf 1 januari 2017 voor sommige starters, flexwerkers, herintreders op de arbeidsmarkt en personen die minder dan 35% arbeidsongeschikt zijn verklaard het dagloon aanpassen. Ook krijgen zij vanaf april 2017 mogelijk een tegemoetkoming, ook hiervoor zijn er voorwaarden. (Bron: UWV, 1 jul. 2016)
Zo’n 15.000 uitkeringsgerechtigden waren in 2015 de dupe van het vernieuwde dagloonbesluit van minister Asscher. In het ergste geval liep deze groep tientallen procenten WW-uitkering mis. Die groep krijgt nu compensatie, laat minister Asscher de Tweede Kamer weten.
De bonden hopen nog wel op een ‘adequate en ruimhartige voorschotregeling’, omdat de compensatie voor deze groep volgens de minister pas vanaf het eerste kwartaal 2018 kan plaatsvinden. (ANP, 26 okt. 2016)
Het dagloon is de basis voor de berekening van uw WW-uitkering. Per 1 juli is deze berekening gewijzigd, waardoor voor veel mensen de WW lager uitvalt dan daarvoor. Er is de laatste tijd al veel gezegd en geschreven over deze wijziging. In deze column wil ik de laatste stand van zaken weergeven. Daarvoor moeten we eerst terug naar 2005. Op 29 december van dat jaar trad het “Besluit dagloonregels werknemersverzekeringen” in werking.
Dagloonbesluit 29 december 2005
In dit besluit gold, dat het dagloon voor de WW werd berekend op het loon dat de werknemer in het refertejaar heeft genoten, gedeeld door 261. Omdat deze berekening voor starters en herintreders ongunstig uitpakte, werd voor deze groep een uitzondering gemaakt, waarbij niet werd gedeeld door 261, maar door het aantal dagen waarover de werknemer loon had genoten voorafgaande aan het intreden van het arbeidsurenverlies.
Dagloonbesluit 1 juni 2013
Op deze datum trad het vóórlaatste “Dagloonbesluit werknemersverzekeringen” in werking. In dat dagloonbesluit werd geïntroduceerd, dat het dagloon voor de WW nog slechts werd berekend op de inkomsten uit de dienstbetrekking met de werkgever waarbij het arbeidsurenverlies is ontstaan. De inkomsten werden gedeeld door het aantal loondagen in die dienstbetrekking.
Gelet op bovenstaande was een uitzondering voor starters en herintreders niet meer noodzakelijk. Dat artikel werd dus, voor wat de WW betreft, geschrapt.
Indien in één of meerdere aangifteperiode(n) minder loon wordt genoten leidt dit vanzelfsprekend tot een lager dagloon. Daarom werd in artikel 6 van het besluit een regeling bedacht, waarbij in geval van verminderde loonbetaling door ziekte of verlof uitgeweken mocht worden naar een voorliggende aangifteperiode, waarin wel het volledige loon werd betaald. De regeling ging niet op, wanneer bij ziekte een ZW-uitkering (en eventuele aanvulling) werd betaald. Het artikel werd dus alléén toegepast als de werkgever geen of minder loon betaalde, zonder dat daarvoor een ZW-uitkering voor in de plaats kwam. Let wel: hier worden werknemers die bij ziekte recht hebben op (verminderde) loondoorbetaling en werknemers die recht op een ZW-uitkering ongelijk behandeld. De eersten worden namelijk via de werking van artikel 6 gecompenseerd in de hoogte van hun dagloon en de laatsten niet.
1 juli 2015 – huidig
Vanaf deze datum is het nu geldende, gewijzigde “Dagloonbesluit werknemersverzekeringen” in werking getreden. We zijn hier weer terug bij de berekening van het dagloon over de inkomsten uit alle dienstbetrekkingen in het refertejaar, gedeeld door 261. De berekening volgens het besluit van 1-6-2013 werd niet representatief genoeg bevonden voor wat een werknemer gemiddeld per dag had verdiend in het jaar voordat hij werkloos werd.
Ten opzichte van de berekening volgens het besluit van 01-06-2013 kan dit leiden tot aanmerkelijk lagere daglonen. De minister vindt dit echter te billijken en te rechtvaardigen. Zie hiervoor zijn antwoord in de brief van 18-08-2015 op de vragen van het CNV. Hij ziet daarom geen aanleiding voor reparatie van het dagloonbesluit op dit punt.
Nu bij de wijziging van het dagloonbesluit per 1-6-2013 de regeling voor starters en herintreders werd geschrapt, juist omdat nog slechts werd uitgegaan van de inkomsten uit de laatste dienstbetrekking (en niet meer uit alle dienstbetrekkingen) had eigenlijk verwacht kunnen worden dat, nu per 01-07-2015 weer de omgekeerde weg wordt bewandeld, ook de starters- en herintredersregeling weer zou terugkeren. Dat is echter niet gebeurd.
Hierboven (bij 1-6-2013) heb ik het al gehad over de ongelijke behandeling van werknemers die bij ziekte al dan niet recht hebben op een ZW-uitkering of loondoorbetaling. In het besluit per 01-07-2015 heeft men dit gerepareerd door in artikel 6 van het besluit in de zinsnede “verminderde loondoorbetaling door ziekte of verlof”, het woord ziekte te schrappen. Per 01-07-2015 wordt nu iedereen die minder loon krijgt door ziekte gelijk behandeld. In alle gevallen van verminderde loondoorbetaling door ziekte mag namelijk niet meer worden uitgeweken naar een voorliggende aangifteperiode waarin wél het volledige loon wordt doorbetaald. Omdat verminderde loondoorbetaling door ziekte niet meer wordt gecompenseerd, leidt alleen dit al tot een verlagend effect op het dagloon.
Nieuwe ongelijkheid
Door het complex van alle voornoemde wijzigingen in de berekening van het dagloon voor de WW is echter per 1-7-2015 weer een nieuwe ongelijkheid ontstaan. Indien na langdurige ziekte geen recht bestaat op een WIA-uitkering, kan een WW-uitkering worden aangevraagd. De referteperiode voor de berekening van het WW-dagloon is de periode voorafgaand aan het intreden van het arbeidsurenverlies. Bij langdurige ziekte kan het arbeidsurenverlies op verschillende momenten intreden. Hierdoor ontstaan grote verschillen in de hoogte van het dagloon.
Bij voortbestaan van de dienstbetrekking en loondoorbetaling gedurende 104 weken treedt het urenverlies in bij het einde van de wachttijd van 104 weken. De referteperiode komt dan (ongeveer) overeen met het tweede jaar van loondoorbetaling. De hoogte van het dagloon is dan afhankelijk van hoeveel loon er in het tweede jaar van ziekte is doorbetaald. Indien op grond van CAO of arbeidsovereenkomst in het tweede ziektejaar 70% wordt doorbetaald, wordt het WW-dagloon hierop gebaseerd. Omdat de WW-uitkering 70% bedraagt van het WW-dagloon is hierover in de media veel onrust ontstaan. De uitkering zou dan namelijk slechts 49% (70% van 70%) zijn van wat voorheen werd verdiend. Dit is echter niet helemaal juist, omdat de referteperiode volgens het dagloonbesluit altijd eindigt in het 2e tijdvak voorafgaand aan het tijdvak waarin het urenverlies is opgetreden. Het levert echter ontegenzeggelijk een forse inkomensachteruitgang op.
Bij einde van de dienstbetrekking ergens gedurende de wachttijd (daarna ZW-uitkering tot einde wachttijd) treedt het arbeidsurenverlies in bij het einde van de dienstbetrekking. De hoogte van het dagloon is dan opnieuw afhankelijk van hoeveel loon tijdens ziekte wordt doorbetaald. E.e.a. zal ook afhankelijk zijn van hoever de wachttijd inmiddels is gevorderd en wat is afgesproken over de hoogte van de loondoorbetaling bij ziekte.
Bij einde van de dienstbetrekking direct op de 1e ziektedag (daarna 104 weken ZW-uitkering) treedt het arbeidsurenverlies in bij het einde van de dienstbetrekking. In de referteperiode daarvóór was nog geen sprake van ziekte en werd het loon dus 100% doorbetaald. Hier zal het WW-dagloon het hoogst zijn.
Onze minister heeft inmiddels onderkend dat dit een niet gewenst gevolg is en zal op dit punt met een wijziging van het dagloonbesluit komen. Zie hiervoor zijn brief aan de Tweede kamer van 18-09-2015. Dit zal in sommige gevallen waarschijnlijk gaan leiden tot een verhogend effect op het dagloon. En passant wordt ook bekeken of er misschien tóch nog iets gedaan moet worden aan de berekening van het dagloon bij starters en herintreders.
Lees daarom ook wijziging Dagloonbesluit i.v.m. conversie dagloon i.v.m. ziekte in referteperiode
Auteur: Pieter Gunsing, Specialist Sociale Zekerheid bij SV Land.
Het dagloonbesluit is dermate onduidelijk en de toepassing van de referteperiode vrij ingewikkeld dat wij graag verwijzen naar de wet zelf