2013 |
2014 |
|
---|---|---|
Eigenrisicodragerschap ZW |
Korting op de sectorpremie of Ufo-premie |
|
Eigenrisicodragerschap WGA |
Geen gedifferentieerde premie WGA |
|
Eigenrisicodragerschap ZW |
|
|
Alle werknemers hebben te maken met de kosten van de WIA-uitkeringen aan (gedeeltelijke) arbeidsongeschikte werknemers. Voor het omgaan met de financiele risico's van arbeidsongeschiktheid (twee jaar loon doorbetalen en re-integratie) zijn er drie verschillende mogelijkheden.
1. Verzekeren bij het UWV: Verzekeren kan onder andere bij UWV. UWV betaalt dan de uitkeringen van de werknemers die arbeidsongeschikt zijn en is ook verantwoordelijk voor de re-integratie. Werkgevers betalen voor deze verzekering een premie aan het UWV, de gedifferentieerde premie Werkhervattingskas (Whk).
Met de Premiewijzer Gedifferentieerde premie Werkhervattingskas (Whk) kan eenvoudig een schatting worden verkregen van de hoogte van de Whk in 2015. De premiewijzer is te gebruiken als hulpmiddel om te bepalen of het voor de werkgever gunstig is om eigenrisicodrager te worden voor de Ziektewet of WGA-vast in 2015.
HR Praktijk heeft een checklist gemaakt die werkgevers kunnen gebruiken om de Beschikking Werkhervattingskas van de Belastingdienst zorgvuldig te controleren. Oppassen dus zodat in 2015 niet teveel premie in 2015 wordt betaald, het systeem is zo complex dat de Belastingdienst makkelijk fouten kan maken.
2. Verzekering bij private verzekeraar
Een werkgever kan er voor kiezen het risico van arbeidsongeschiktheid zelf te dragen of zich tegen deze lasten te verzekeren bij een private verzekeraar, hij wordt dan eigenrisicodrager (ERD) genoemd. De werkgever loopt alleen risico voor zijn eigen werknemers en heeft daardoor meer invloed op zijn eigen kosten. De verzekeraar neemt wel het financiele risico over, maar niet de re-integratieverplichting niet over, zie alinea Eigenrisicodrager en re-integratie.
Als een werkgever verwacht weinig arbeidsongeschikte werknemers hebben, kan het eigenrisicodragen financieel aantrekkelijk zijn. Consequenties zijn dat de werkgever geen gedifferentieerde WGA-premie meer betaalt, maar wel tien jaar lang de WGA-uitkering van langdurig arbeidsongeschikten moet betalen.
Om werkgevers te ondersteunen bij het nemen van deze beslissing, kan gebruik worden gemaakt van de ERD-wijzer van het UWV.
Wil een onderneming zelf het risico van langdurig arbeidsongeschikten dragen, dan moet dit voor 2 oktober van het voorgaande jaar aan de Belastingdienst worden gemeld.
Als eigenrisicodrager kan de werkgever in aanmerking voor vergoedingen voor werkplekaanpassingen.
Om eigenrisicodrager te kunnen worden, moet de werkgever een garantieverklaring van een erkende kredietinstelling of verzekeraar hebben. De werkgever mag de drie jaar voor de ingangsdatum niet al eerder eigenrisicodrager zijn geweest.
3. Niet verzekeren
De derde mogelijkheid is om het risico in eigen beheer te houden (wat gezien de risico's en complexiteit weinig werkgevers doen).
Werkgevers kunnen tweemaal per jaar eigenrisicodrager worden: op 1 januari en 1 juli van enig jaar. Daarvoor moet de werkgever hierover de Belasting informeren, dat kan alleen op 1 april of 1 oktober van enig jaar.
Werkgevers mogen maximaal 50% van de gedifferentieerde WGA-premie verhalen op het nettoloon van de werknemers. Voor eigen risicodragers geldt dat maximaal de helft van de verzekeringspremie van de private verzekeraar op het nettoloon van de werknemers mag worden verhaald.
Er is echter ook een mogelijkheid om de premie te "verruilen" met Bruto loon door het loon te verlagen met de premie en af te zien van het verhalen van de premie op het netto loon. Zie hiervoor het artikel het verhaal van de WGA-premie.
Blijvende gedeeltelijke en volledig arbeidsongeschiktheid gaat op termijn gepaard met een forse inkomensterugval, zie subrubriek Arbeidsongeschiktheid (uitkeringen IVA en WGA), alinea Inkomensverzekering voor Volledig en duurzaam Arbeidsongeschikten (IVA). Tegen deze terugval (gat) bestaat voor de werkgever de mogelijkheid een collectieve WIA-hiaatverzekering af te sluiten. Heeft een werkgever geen collectieve WIA-gatverzekering*, dan kunnen werknemers een (dure) individuele polis afsluiten. Opgemerkt wordt dat verzekeraars geen acceptatieplicht hebben.
*Volgens diverse werkgevers- en werknemersorganisaties heeft de helft van de werkgevers geen hiaatpolis.
Wie in loondienst werkt, is verplicht verzekerd op grond van de WIA. Dat neemt niet weg dat hij zich kan bijverzekeren om een hogere uitkering te krijgen of om risico's te dekken die de WIA niet dekt. Een zelfstandigen (ZZP-ers) zijn al helemaal aan de goden overgeleverd, moeten zich zelf tegen arbeidsongeschiktheid verzekeren bij een particuliere verzekeringsmaatschappij. Om hen te helpen met het maken van een keuze, is er op internet onder meer de site http://www.datishetverschil.nl.
De werkgever die gekozen heeft eigenrisicodrager te worden, is vanaf dat moment niet alleen financieel verantwoordelijk voor de uitkeringen maar ook (maximaal) tien jaar verantwoordelijk voor de re-integratie-inspanningen. Bij dit alles blijft de eigenrisicodrager afhankelijk van het UWV dat als poortwachter de enige instantie de herbeoordelingen in de WGA-periode mag uitvoeren. In de rol van poortwachter beoordeelt het UWV de mate van arbeidsgeschiktheid na 104 weken verzuim, het UWV geeft beschikkingen af en voert de herbeoordelingen uit.
De eigenrisicodrager kan met de verzekeraar afspraken maken dat de laatste in voorkomende gevallen re-integratie-activiteiten (deels) bekostigt, de eigenrisicodrager blijft qua uitvoering de verantwoordelijke.
Tot de taken van de eigenrisicodrager behoort het oproepen van de (ex-)werknemer om te zien of de werknemer wel of niet aan het werk kan. Anders gezegd, de eigenrisicodrager (of een gemachtigde) moet een inschatting maken van de (resterende) verdiencapaciteit van de werknemer. Heeft de werknemer een bepaalde verdiencapaciteit, dan is hij verplicht deze te benutten, met als mogelijk gevolg verlaging of stopzetting van de uitkering. Als de WGA-gerechtige 'duurzaam' geen arbeidsmogelijkheden heeft, kan de eigenrisicodrager het UWV verzoeken om een IVA-uitkering.
Tenslotte, het eigenrisicoschap kan voordelig zijn, maar houdt ook financiële risico's in als bijvoorbeeld de re-integratie-inspanning als onvoldoende worden beoordeeld. In voorkomende gevallen doet de eigenrisicodrager er verstandig aan zich te binden aan een daarvoor gespecialiseerde organisatie.
In 2014 is voor het eerst een daling van het aandeel eigenrisicodragers in zowel het aantal werkgevers als in de loonsom zichtbaar. Ruim 8.000 eigenrisicodragers keerden op 1 januari 2014 terug naar het UWV en minder dan 300 werkgevers werden eigenrisicodrager voor de WGA. Nu is ongeveer 39 procent van de grote, 39 procent van de middelgrote en 18 procent van de kleine werkgevers eigenrisicodrager voor de WGA.
Reden is de premieverhoging die private verzekeraars in de afgelopen periode hebben doorgevoerd. De premie te betalen bij terugkeer naar het UWV is (op dit moment) ruim lager. Zie ook subrubriek Eigenrisicodrager Ziektewet.
Werknemers met een beperking die van baan wisselen, behouden inkomensbescherming op basis van de pensioenregeling waarin ze deelnemen. Dat hebben het Verbond van Verzekeraars en de Pensioenfederatie vastgelegd in een convenant (2013). Staatssecretaris Klijnsma van SZW heeft deze afspraken naar de Tweede Kamer verzonden.
De afspraken dragen bij aan het streven dat niemand onnodig langs de kant blijft staan. Klijnsma geeft aan vertrouwen te hebben in de uitvoering van de afspraken tussen Verbond en Pensioenfederatie. Zij geeft aan dat beide koepels hiermee een goede oplossing hebben gevonden voor het probleem, dat in omvang wellicht niet groot was, maar voor betrokkenen wel tot ernstige belemmeringen leidde.
Door het sluiten van het convenant is het niet nodig om over te gaan tot wetgeving op dit gebied. (Bron: Pensioen Federatie, 19 juli 2013)
Zes jaar na het gedeeltelijk privatiseren van de WGA-financiering, gaat de verzekeringsmarkt op de schop. Nieuwe wetgeving en aanvankelijk te laag ingeschatte risico's zijn daar debet aan.
In 2007 werd de markt voor de WGA-verzekering opengesteld voor private verzekeraars. Die begaven zich bijna allemaal op de nieuwe markt. Maar het aanvankelijke enthousiasme lijkt flink bekoeld: verzekeraars hebben de afgelopen jaren fikse verliezen gemaakt op de verzekering. Daarnaast vrezen ze de gevolgen van de nieuwe Wet beperking ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid vangnetters (BeZaVa).
De komst van de gedifferentieerde premie Whk per 1 januari 2014 heeft gevolgen voor het eigenrisicodragerschap voor de werknemersverzekeringen. Wat de gevolgen zijn, hangt af van de situatie:
In schema zijn de veranderingen als volgt:
2013 |
2014 |
|
---|---|---|
Eigenrisicodragerschap ZW |
Korting op de sectorpremie of Ufo-premie |
|
Eigenrisicodragerschap WGA |
Geen gedifferentieerde premie WGA |
|
Eigenrisicodragerschap ZW |
|
|
Nee zover is het nog niet, maar het kabinet onderzoekt de mogelijkheden om ook de uitkeringsregeling voor langdurige en volledig arbeidsongeschikten te laten uitvoeren door zowel het UWV als private verzekeraars. Dat kan mogelijk leiden tot lagere ziektelasten voor werkgevers en tot snellere re-integratie van zieke werknemers. (Bron: SC Online, 17 mrt. 2016)
Red.: Iedere burger wordt geacht de wet te kennen. Het is de plicht van de overheid om die dan ook duidelijk te publiceren. Dat gebeurde altijd via de Staatscourant. Sinds de Staatscourant echter geprivatiseerd is en SC Online heet, moet je voor die informatie betalen. Dat vinden wij principieel onjuist. Binnenkort zal www.hr-kiosk.nl de achtergronden gratis toelichten.
Minister Asscher constateer dat werkgevers uit kostenoverwegingen voor de WGA-verzekering vaak terugkeren naar het UWV, dat goedkoper is dan de private verzekeraars. De beste keuze voor de re-integratie van de arbeidsongeschikte werknemer komt daardoor in het geding. Op dit moment kan het UWV (nog) lagere premies in rekening brengen omdat het UWV in het begin geen rekening hoeven houden met het ziekteverleden bij een organisatie. Dat gaat veranderen, het UWV moet, als het wetsvoorstel is aangenomen, bij het berekenen van de WGA-premie de instroom vanuit de organisatie in de WGA tijdens de periode bij UWV een de periode van eigenrisicodragerschap voortaan meetellen.
Voor kleine organisaties verandert er niets omdat MKB-ers bij het UWV een sectorpremie betalen.
Volgens minister Asscher is dit wetsvoorstel mogelijk een overgangsregeling. Als over vijf jaar blijkt dat de goedkoopste verzekering blijvend gekozen wordt, zal een keuze moeten worden gemaakt: alle werkgevers zijn als eigenrisicodrager verzekerd bij een private verzekering of alle werknemers zijn verzekerd bij het UWV.
De Tweede Kamer heeft in maart 2016 ingestemd met het wetsvoorstel de berekeningswijze van de WGA-premie voor de collectieve verzekering van UWV met terugwerkende kracht te veranderen. De verzekering bij het UWV wordt daardoor duurder.
Meetingpoint biedt online pakketvergelijkingen aan waarmee adviseurs de pakketten van verschillende AOV-aanbieders kunnen vergelijken. Inmiddels heeft Meetingpoint nu toegang tot 70 procent van het totaal aan aanbieders van individuele arbeidsongeschiktheidsverzekeringen.
Als eigenrisicodrager voor de WGA of de WW kan de werkgever sinds 11 april 2016 de documenten die hij van het UWV ontvangt, bekijken op het werkgeversportaal. De documenten zijn:
Een prima uitleg van bovenvermelde wet, kortweg BeZaVa genoemd kunt u vinden door hier te klikken
De garantieverklaring moet volgens de wet uiterlijk dertien weken voor de ingangsdatum worden ingediend. Dat betekent dat een aanvraag om per 1 januari 2017 eigenrisicodrager te worden uiterlijk op 1 oktober 2016 moet zijn ingediend. Deze termijn is met name voor werkgevers die al eigenrisicodrager zijn en dat willen blijven lastig. Deze werkgevers zijn immers al eigenrisicodrager (WGA-vast), en hebben daarom al eerder een garantieverklaring overlegd.
Asscher heeft daarom aan de Belastingdienst en het UWV gevraagd of het uitvoeringstechnisch mogelijk is om de termijn voor deze werkgevers ter verplaatsen naar 31 december 2016. Aangezien zij dit mogelijk achten, is de minister van plan de verlenging van de termijn via de Verzamelwet SZW 2017 met terugwerkende kracht in wetgeving vast te leggen. (Bron: Oversalaris, 30 mei 2016)
Vanaf 1 januari 2017 wijzigt de Werkhervattingsregeling gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA). Deze wijziging is onderdeel van de Wet Werk en Inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) en regelt het recht op een uitkering voor werknemers die langer dan twee jaar ziek zijn, maar in de toekomst nog (gedeeltelijk) kunnen werken. Vanaf januari 2017 geldt deze regeling ook voor werknemers met een tijdelijk contract.
Werkgevers zijn verantwoordelijk voor de financiering van deze uitkeringen. Dit kan via een publieke verzekering bij het UWV of via het eigenrisicodragerschap, al dan niet in combinatie met een private verzekering.
Met de Wet BEZAVA (Beperking Ziekteverzuim en Arbeidsongeschiktheid Vangnetters) is beoogd aan de ZW een activerend element toe te voegen: re-integratie en werkhervatting van vangnetters moeten worden gestimuleerd, mede om de WIA-instroom te verminderen via maatregelen ten aanzien van de vangnetter zelf, de (ex-)werkgever en het UWV.
Voor de grote en middelgrote werkgever wordt de financiele betrokkenheid verhoogd door invoering van een gedifferentieerde WGA- en ZW-premie ter financiering van de arbeidsongeschiktheidslasten van vangnetters zonder werkgever (ZW-flex en WGA-flex). De gedachte is dat een werkgever met die prikkel zijn best zal doen om die schadelast zoveel mogelijk te beperken door te streven naar preventie en re-integratie.
Er zijn twee categorieën vangnetters:
Met ingang van 2017 wordt de verzekering voor WGA-vast en WGA-flex samengevoegd waarmee het hybride uitvoeringsstelsel van de WGA verbeterd wordt. Werkgevers hebben dan de mogelijkheid om voor deze combinatie eigenrisicodrager te worden. Daarnaast wordt per 2017 de wetgeving zodanig veranderd dat de verschillen tussen de private en publieke verzekering WGA verkleind worden.
Deze wet verbetert het WGA-speelveld waarop het UWV en private verzekeraars acteren, waardoor het voor private verzekeraars mogelijk wordt om te concurreren met het UWV. Tegelijkertijd komt de Wet verbetering hybride markt WGA tegemoet aan de wens van Minister Asscher, die de focus van werkgevers wil verleggen van financieel voordeel op de korte termijn naar preventie en re-integratie. Dankzij deze wet kunnen werkgevers straks in ieder geval niet langer via een soort draaideurconstructie wisselen van publiek naar privaat en andersom om onder (een gedeelte) van kosten van de eigen WGA-instroom uit te komen.
Er vinden drie belangrijke veranderingen plaats, die invloed hebben op de ontwikkeling van de WGA-markt.
De meeste werkgevers zullen voor 1 oktober 2016 een keuze moeten maken voor hun WGA-verzekering per 2017. Voor de WGA-flex zijn alle werkgevers nu nog verplicht aangewezen op de uitvoering van het UWV. Vanaf 1 januari 2017 gaan de WGA-vast en WGA-flex echter samen en worden werkgevers voor de keuze gesteld hoe zij het complete WGA-risico willen verzekeren. Door een verzekeraar of gewoon bij het UWV blijven. Het is dus niet mogelijk om voor WGA-vast en WGA-flex twee verschillende aanbieders (een private en een publieke) te hebben.
Wanneer de werkgever geen beslissing neemt, blijft deze bij het UWV verzekerd, maar is dat financieel wel doordacht en verantwoord?
In een relatief korte periode moeten zij dus een aantal zaken op een rijtje hebben gezet. Want ook werkgevers die op dit moment al eigenrisicodrager voor de WGA-vast zijn, moeten beslissen of zij per 1 januari 2017 ook eigenrisicodrager voor het complete WGA-risico worden, of dat zij het complete WGA-risico onderbrengen bij het UWV. Om die reden is het interessant om nu al te verkennen wat deze wijzigingen voor gevolgen zouden kunnen hebben. Wat betekent het bijvoorbeeld voor de te verwachten marktbewegingen per 2017 en wat kunnen we in kwantitatieve zin daarover zeggen op basis van de informatie die we nu hebben?
Omdat dit een nieuwe situatie is, moeten verzekeraars hun reeds afgegeven garantieverklaringen vernieuwen. Dat houdt in dat elke werkgever ook die reeds eigenrisicodrager is, opnieuw de keuze moet maken om dat ook vanaf 2017 te blijven. De huidige garantieverklaring wordt namelijk per 1 januari 2017 ongeldig verklaard.
Om per 1 januari 2017 eigenrisicodrager voor de WGA te worden of te blijven, moet u voor 1 oktober 2016 een aanvraag indienen bij de Belastingdienst. Deze aanvraag dient vergezeld te worden van een nieuwe garantieverklaring van uw verzekeraar. U vindt deze nieuwe garantieverklaring voor de WGA op de site van de Belastingdienst.
Overweegt u de overstap naar eigenrisicodrager, wacht dan niet langer met de voorbereiding. Het verzamelen- en analyseren van alle informatie, maar ook het opvragen- en beoordelen van offertes en de keuzes uit het aangeboden pakket, is namelijk een tijdrovende aangelegenheid.
1. UWV baseert straks de premie straks op historische instroom
In het huidige systeem betalen privaat verzekerde eigenrisicodragers die terugkeren naar het UWV de minimum gedifferentieerde WGA-premie omdat er geen schadelast is die toegerekend kan worden. Deze blijft immers achter bij verzekeraar. Omdat de publieke premie ook nog eens met een vertraging van twee jaar wordt vastgesteld en aan een WGA-uitkering een wachttijd van 2 jaar vooraf gaat duurt de periode van minimumpremie maar liefst 4 jaar.
Vanaf 2017 gaan eigenrisicodragers die na 1 juli 2015 zijn teruggekeerd naar het UWV een gedifferentieerde WGA-premie betalen op basis van de eigen historische WGA-instroom. Dit zijn alle WGA-uitkeringen die zijn ontstaan tijdens het eigen risicodragerschap en de publiek verzekerde UWV-periode.
2. Geen uitlooprisico meer bij overstap van publiek naar eigen risicodrager
In het huidige systeem blijft een publiek verzekerde werkgever die eigenrisicodrager wordt verantwoordelijk voor de eigen "oude" WGA-lasten die tijdens de publieke periode zijn ontstaan. Dit zogenaamde uitlooprisico maakt dat het voor publiek verzekerde werkgevers met schade (ook wel staartlasten) over het algemeen geen interessante optie is om de overstap naar eigenrisicodrager te maken.
Overigens wordt het uitlooprisico van een eigenrisicodrager die terugkeert naar het UWV in het huidige systeem veelal gedekt door de private verzekering. In dit soort situaties belemmert het uitlooprisico de werkgever dus niet in zijn keuze qua verzekeren.
Vanaf 2017 regelt de Wet verbetering hybride markt WGA dat een publiek verzekerde werkgever die eigenrisicodrager wordt, zijn oude WGA-lasten achterlaat bij het UWV. Alleen WGA-flex-lasten waarvan de eerste ziektedag op- of na de ingangsdatum van het eigen risicodragerschap ligt worden aan de eigenrisicodrager doorbelast. De WGA-staartlasten worden vanaf 2017 betaald vanuit een reserve in de Werkhervattingskas die Staartlastvermogen wordt genoemd. Het uitlooprisico vormt dan in geen enkel geval meer een belemmering bij de keuze qua verzekeren.
3. Minimaal 3 jaar bij het UWV blijven
Minister Asscher heeft al in 2015 aangegeven dat hij het zeer onwenselijk acht dat werkgevers in 2016 voor een jaar financieel voordeel naar het UWV terugkeren om per 1 januari 2017, zonder uitlooprisico, weer eigenrisicodrager te worden. Om de route voor eenjarig financieel voordeel af te sluiten is in de Wet verbetering hybride markt WGA geregeld dat voor alle werkgevers waarvan het eigenriscodragerschap is geëindigd op of na 1 januari 2016 een minimale terugkeerperiode naar het UWV geldt van drie jaar.
Vanwege de dominantie van het WGA-vast risico verandert er voor de meeste werkgevers weinig wat betreft de keuze tussen een publieke en private verzekering. Mogelijk keren sommige werkgevers, die van hun verzekeraar geen marktconforme aanbieding voor hun WGA-flex risico kunnen krijgen, terug naar het UWV en verlaten andere bedrijven met een hoog WGA-flex risico het UWV als ze op de markt voor hun totaalpakket beter terecht kunnen. Die stromen zullen ook volgens het UWV naar verwachting echter klein zijn. Je kunt dan ook vraagtekens zetten bij de beoogde marktwerking.(Redactie)
Het UWV neemt aan dat werkgevers die voor WGA-vast eigenrisicodrager zijn, op de private markt ook hun WGA-flex risico goed kunnen meeverzekeren en dat werkgevers die voor WGA-vast bij het UWV verzekerd zijn, bij het UWV ook voor WGA-flex een marktconforme premie zullen betalen. Daarom verwacht het UWV dat de meeste werkgevers vanaf 2017 hun huidige WGA-vast verzekering bij dezelfde verzekeraar zullen uitbreiden met WGA-flex. Het UWV gaat er dan ook vanuit dat het marktaandeel WGA in 2017 zal stabiliseren op het niveau van het marktaandeel WGA-vast in 2016.
U bent voor de WGA verzekerd bij het UWV, maar u wilt hiervoor Eigenrisicodrager worden, omdat u meent dat dit goedkoper is, of omdat u vindt dat u de verplichtingen en verantwoordelijkheden, samen met de verzekeraar beter kunt waarnemen. U heeft dan vast een aantal vragen. Zie onderstaande checklist:
U krijgt o.a. een vergoeding voor de volgende kosten:
U krijgt na het afsluiten van de polis van de verzekeraar een garantieverklaring. Deze verklaring moet u aan de Inspecteur van de Belastingdienst sturen. Pas daarna geeft de Inspecteur u toestemming om eigenrisicodrager van de WGA te worden.
Uw werknemers krijgen geen medische keuring voor de WGA-verzekering.
De verzekeraar vermenigvuldigt het loon per jaar van alle werknemers met een premiepercentage. Dat is de premie die u per jaar moet betalen. Het premiepercentage berekent de verzekeraar meestal door te kijken naar:
En een opslag voor gemaakte kosten en beoogde winst.
U kunt ook uw werknemers een deel van de premie laten betalen. Dat gaat dan van het nettoloon van de werknemer af. U mag echter ook maximaal de helft van de premie met verlaging van het bruto laten betalen. U kunt daarvoor een regeling treffen dat het bruto loon wordt verlaagd voor dat deel van de premie die u anders op het netto zou verhalen. We leggen u het verschil graag nog eens uit.
U krijgt de kosten vergoed die u moet betalen voor de WGA-uitkering. Welke uitkeringen zijn dat?
De verzekeraar betaalt de uitkeringen. U moet de WGA-uitkering maximaal tien jaar betalen. Het UWV berekent hoeveel u moet betalen.
Na die tien jaar betaalt het UWV de uitkering.
In sommige gevallen keert de verzekeraar niet uit. Aan de andere kant krijgt u bij veel verzekeringen extra regelingen aangeboden.
U krijgt geen vergoeding, als uw werknemer eerder arbeidsongeschikt is geworden dan de datum waarop de verzekering begint. Dat noemen we het inlooprisico.
Als een werknemer eerder arbeidsongeschiktheid is geworden dan de datum waarop de verzekering stopt, moet u uw werknemer een uitkering blijven betalen. Hiervoor krijgt u wel een vergoeding. Dat noemen we het uitlooprisico.
De verzekeraar verhoogt de vergoeding een of twee keer per jaar. Dit doet hij op dezelfde dag en met hetzelfde percentage als het UWV. Meestal gebeurt dit op 1 januari en 1 juli.
De vergoeding duurt niet langer dan tien jaar per WGA-uitkering.
U spreekt met de verzekeraar af hoe lang de verzekering duurt. De looptijd is meestal 3 jaren.
Meestal kunt u de verzekering na 3 jaar stoppen, maar u moet dan wel 6 maanden van tevoren schriftelijk opzeggen. Soms is de opzegtermijn slechts 2 maanden.
Als u de verzekering niet opzegt, verlengt de verzekeraar hem automatisch voor 12 maanden. Maar het kan ook dat de verzekering wordt verlengd met het aantal jaren dat uw verzekering duurde. Duurde uw verzekering bijvoorbeeld drie jaar? Dan verlengt de verzekeraar hem ook met drie jaar. Let dus goed op deze data en neem tijdig een beslissing.
De verzekeraar kan uw verzekering niet stoppen. Behalve als u fraude pleegt, of als u de verzekeraar de verkeerde informatie geeft. Of als u de premie niet of niet op tijd betaalt.
Er zijn ook andere situaties waarin de verzekering kan stoppen. Bijvoorbeeld als uw bedrijf samengaat met een ander bedrijf, als iemand anders uw bedrijf overneemt, of als u stopt met uw bedrijf. In de polisvoorwaarden leest u meer over deze situaties.
Door het wegvallen van het uitlooprisico zullen de werkgevers met schade overwegen om per 01-01-2017 de overstap van UWV naar eigenrisicodrager te maken. Het is immers heel aantrekkelijk om alle schade achter te laten bij het UWV. Toch verdient het aanbeveling om zich bij deze afweging niet alleen te laten leiden door het premievoordeel op de korte termijn. Eenmaal binnen het private domein is de stap terug naar het UWV voor werkgevers met schade namelijk niet snel aantrekkelijk vanwege de nieuwe premievaststelling op basis van historische instroomcijfers. Dus wat als de private verzekeraar de premie fors verhoogt, zoals we dat de afgelopen jaren de meeste verzekeraars hebben zien doen (omdat ze in eerste instantie veel te scherp hebben geoffreerd)? Veel werkgevers zullen het er waarschijnlijk bij laten zitten, maar zitten dan wel opgescheept met een hoge premie en een verlengde re-integratieplicht van tien jaar voor alle WGA-instroom. Werkgevers moeten zich daarom goed te laten informeren over de aanpak van een WGA-eigenrisicodrager in de praktijk. Welke inspanningen c.q. kosten brengt dat met zich mee en wat levert dit daadwerkelijk op in de zin van schadelastbeperking? Deskundigen hebben de ervaring dat de verlengde re-integratieplicht veel "gedoe" met zich meebrengt, terwijl de meeste schadelastbeperking die haalbaar is grotendeels al tijdens de wachttijd kan worden gerealiseerd. Wordt het tijdens de wachttijd niet gerealiseerd, dan zeer waarschijnlijk ook niet daarna of in ieder geval niet door toedoen van de WGA-eigenrisicodrager. Overigens is een goede controle van de primaire WIA-beoordeling daarbij wel van wezenlijk belang. Tijdig bezwaar aantekenen tegen foutieve beschikkingen kan enorm veel geld besparen en is voor zowel publiek- als privaatverzekerde werkgevers van belang. U moet overigens wel binnen 6 weken bezwaar aan tekenen tegen de beschikking anders zijn uw kansen definitief verkeken.
Het moet voor werkgevers aantrekkelijker worden om eigenrisicodrager te worden voor de WGA. Vanaf 1 januari 2017 blijven de lopende risico's namelijk bij UWV achter op het moment dat een (middel)grote werkgever eigenrisicodrager worden.
Als een (middel)grote werkgever er nu voor kiest om eigenrisicodrager voor de WGA te worden, moet hij de kosten voor WGA-uitkeringen die zijn ontstaan voor het moment van eigen risico dragen, nog wel zelf bekostigen.
Per 1-1-2017 komt deze verplichting te vervallen. Als een publiek verzekerde werkgever per 1 januari a.s. uitstapt, worden de uitkeringslasten van de Ziektewet en de WGA die in het verleden zijn ontstaan, niet meer aan hem toegerekend. Vanaf dat moment komen de zogenaamde staartlasten voor rekening van de Werkhervattingskas.
Voor kleine werkgevers blijven deze zogenaamde staartlasten al langer bij UWV achter. Voor hen hangt de premie immers niet af van de instroom in de WGA vanuit de onderneming zelf maar betalen zij een sectorpremie.
Als de staartlasten bij het UWV blijven, betekent dit dat het UWV het zogeheten uitlooprisico voor haar rekening neemt. De werkgever kan schoon uitstappen en hoeft dus geen koopsom of hogere premie aan de particuliere verzekeraar te betalen.
Minister Asscher en het Verbond van Verzekeraars hebben een convenant gesloten om te voorkomen dat kleine en middelgrote werkgevers geconfronteerd worden met onverwachte premiestijgingen bij een ziektegeval. Het convenant moet zorgen voor meer transparantie, waardoor werkgevers bewuster voor een verzuimverzekering kunnen kiezen en niet langer te maken krijgen met onverwachte premiefluctuaties.
Met name kleine en middelgrote werkgevers verzekeren zich tegen de loondoorbetalingsverplichting via een verzuimverzekering. Kleine werkgevers krijgen in de praktijk gemiddeld genomen echter zelden te maken met langdurig zieke werknemers. Dit betekent ook dat zij beperkte expertise opdoen in het begeleiden van een langdurig zieke werknemer. Voor het overgrote deel sluiten werkgevers daarom brede `ontzorgende' polissen waarbij ook dienstverlening en advies is inbegrepen. (Bron: ROC Nederland, 22 jun. 2016)
Werkgevers, c.q. ondernemers die in 2017 eigenrisicodrager voor de WGA (Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgehandicapten) willen blijven, moeten een nieuwe garantieverklaring naar de Belastingdienst sturen. Met ingang van 1 januari 2017 geldt het eigenrisicodragerschap voor de WGA ook voor flexwerkers en niet alleen voor personeel dat in vaste dienst is. Werkgevers hebben hierover een brief ontvangen van de Belastingdienst.
Ondernemers die geen overheidswerkgever zijn en eigenrisicodrager willen blijven, kunnen de nieuwe garantieverklaring downloaden van de site van de Belastingdienst.
Eigenrisicodrager worden per 1 januari 2017. Ondernemers die nog geen eigenrisicodrager zijn, maar dit per 1 januari 2017 willen worden, moeten ook de nieuwe garantieverklaring meesturen met het aanvraagformulier. (Bron: SalarisNet, 11 juli 2016)
Vanaf 1 januari 2017 wordt het eigenrisicodragerschap definitief uitgebreid met flexkrachten (werknemers met een contract voor bepaalde tijd). De werkgever heeft vanaf dan twee mogelijkheden: eigenrisicodrager WGA voor alle werknemers of geen eigenrisicodrager WGA. Zie ook Nieuwsbrief Loonheffingen 2017, blz. 8 en 9)
Vanwege de nieuwe regelgeving voor de WGA in 2017 sturen verzekeraars nu de eerste offertes van WGA-verzekeringen naar hun klanten. Uit een vergelijking van die offertes blijkt dat in de premies grote verschillen kunnen voorkomen.
Mede vanwege de veranderende regelgeving vraagt het verzekeren van het eigen risico bij arbeidsongeschiktheid van werknemers om een grondige studie van meerdere offertes, zegt adviesbureau Mercer. De verschillen, en de mogelijke voor- en nadelen daarbij, kunnen oplopen tot meer dan een ton. (Bron en meer: Salarisnet, 16 aug. 2016)
Een werkgever kan 2 keer per jaar starten als eigenrisicodrager. Per 1 januari en per 1 juli. De aanvraag moet 13 weken voor die datum bij de Belastingdienst binnen zijn. Als een werkgever dus per 1 juli wil starten als eigenrisicodrager, dan moet de aanvraag uiterlijk 31 maart bij de Belastingdienst binnen zijn
Eigenrisicodrager worden voor WGA? Zie Aanvragen eigen risico dragen WGA.
Behalve voor fysieke beroepen als dakdekker en betonvlechter gelden strenge acceptatiecriteria voor een AOV-verzekering ook voor creatieve en horecaberoepen. Dat komt naar voren in een vergelijkend onderzoek dat MoneyView1 deed onder 11 arbeidsongeschiktheidsverzekeraars. Het onderzoek spitst zich toe op beroepen die niet of niet tot de eindleeftijd van 67 verzekerd kunnen worden. De veronderstelling dat het dan vooral gaat om fysieke beroepen (handenarbeid) gaat deels op. Voor betonvlechters en dakdekkers is er niet één verzekeraar die de mogelijkheid biedt om een eindleeftijd van ouder dan 62 jaar aan te vragen. Ook voor hoveniers is het lastig, hoewel bij dit beroep nog drie verzekeraars zijn waar de eindleeftijd van 67 geldt. Wanneer je eigenaar bent van een stukadoorsbedrijf maar niet meewerkt, dan ziet het er beter uit: bij 8 van de 11 is er acceptatie tot 67 jaar.