30%-regeling

Datum laatste wijziging: 3 september 2024  |  Trefwoorden: , , , , , , , , , , , , , , , , , , ,

Inhoud

  1. Samenvatting 30%-regeling
  2. Kenmerken 30%-regeling
  3. 45 dagen voorwaarde
  4. Driemaandstermijn 30%-regeling laat geen ruimte ander bewijs
  5. Extraterritoriale kosten
  6. Specifieke deskundigheid
  7. Salarisnorm
  8. Schoolgelden
  9. Overige onbelaste vergoedingen en verstrekkingen
  10. Veranderen van werkgever
  11. Jurisprudentie
  12. Cijfers: aantal werknemers met 30%-regeling
  13. Werkkostenregeling (wkr)
  14. Aanscherping 30%
  15. Schaarse specifieke deskundigheid
  16. Periode dat er gebruik gemaakt kan worden van de 30% regeling
  17. Definitie ‘ingekomen werknemer’
  18. Promovendi
  19. Overgangsrecht
  20. Wet financiering sociale verzekeringen gewijzigd
  21. 30%-regeling ook toepasbaar op inkomstenbelasting
  22. Aanscherping 30%-regeling is mogelijk illegaal
  23. 30%-regeling voor tweede gelijktijdige dienstbetrekking geoorloofd
  24. Vraag-en-antwoordenbesluit
  25. 30%-regeling toegestaan door schaarste tandartsen
  26. Zwangerschaps- of ouderschapsverlof geen 30%-regeling-obstakel
  27. Verzoek indienen
  28. Naslag
  29. 150 km-grens bij 30%-regeling niet in strijd met EU-recht
  30. Voorzetting 30%-regeling bij nieuwe werkgever
  31. Rekenkamer plaatst vraagtekens bij belastingvoordeel ‘schaars talent’
  32. Tweede Kamer neemt motie 30%-regeling aan
  33. Belastingplan 2017 - 30% regeling
  34. Tussentijds toetsen aan nieuw 150-kilometercriterium mag
  35. Voorgestelde wijzigingen 30%-regeling november 2016 verworpen
  36. Aanscherping toetsingsperiode 30%-regeling conform EU-recht
  37. Evaluatie 30%-regeling door Dialogic, juni 2017
  38. NOB: Geen noodzaak versobering van de 30%-regeling
  39. 30%-regeling wordt verkort naar 5 jaar
  40. Steun vakbond voor protest tegen omstreden belastingmaatregel expats
  41. Tientallen organisaties komen op voor belastingvoordeel expats
  42. Snel blijft bij aanpassing 30%-regeling
  43. Overgangsrecht
  44. Schriftelijke beantwoording Belastingplan 2019
  45. Moment afsluiten arbeidsovereenkomst bepalend
  46. 30%-regeling alleen geldig als iemand vanuit een ander land is aangeworven
  47. Jurisprudentie 30%-regeling en toch vooraf in Nederland gewoond
  48. Einde overgangsregeling 30%-regeling in zicht
  49. Kennismigranten, veranderingen 2021
  50. De 30% regeling wordt per 1-1-2014 afgetopt
  51. Vergoeden van werkelijke ET-kosten nog steeds een goed idee?
  52. Wordt de 30%-regeling straks een 27%-regeling

Samenvatting 30%-regeling

De 30%-regeling - ook wel regeling extraterritoriale kosten voor ingekomen werknemers (EKIW) - houdt in dat de werkgever aan bepaalde werknemers 30% van het loon inclusief de vergoeding, of 30/70 van het loon exclusief de vergoeding, kan verstrekken als vrije vergoeding voor de extraterritoriale kosten. Extraterritoriale kosten (zie onder) zijn de extra kosten die een werknemer maakt in verband met het tijdelijk verblijf buiten het land van herkomst. De 30%-regeling geldt zowel voor de uitgezonden als de ingekomen werknemer, voor de ingekomen werknemer geldt dat de werkgever een beschikking moet aanvragen bij de Belastingdienst voor toepassing van de 30%-regeling.

Zie ook Handreiking Belastingdienst over 30%-regeling uitgezonden werknemers d.d. 29 juli 2020.
 

Voorbeeld berekening

Het loon exclusief de vergoeding is € 40.000. De onbelaste vergoeding van extraterritoriale kosten is dan maximaal 30/70 x € 40.000 = € 17.143.

Kenmerken 30%-regeling

  1. om in aanmerking te kunnen komen voor de 30%-regeling moet een werknemer vóór de datum van indiensttreding meer dan 16 maanden van de voorafgaande 24 maanden buiten Nederland gewoond hebben. (Zie ook onderstaande jurisprudentie);
  2. de 30%-regeling kan ten hoogste tien jaar duren. (In 2011 kon er maximaal 10 jaar gebruik gemaakt worden van de 30%-regeling. Deze periode is met ingang van 1 januari 2012 ingekort naar 8 jaar en er zijn voorstellen om deze termijn zelfs naar 5 jaar in te korten). Eén van de voorwaarden is dat de betrokken werknemer specifiek deskundig is, welke deskundigheid op de Nederlandse arbeidsmarkt niet of slechts schaars aanwezig is. Als tijdens de uitzending niet langer wordt voldaan aan het schaarste- en deskundigheidsvereiste, kan de Belastingdienst na vijf jaar de looptijd van de beschikking verkorten;
  3. de werknemer kan gedurende de periode van tien jaar ook van baan veranderen zonder dat de 30%-regeling vervalt. Daarvoor is maximaal drie maanden* de tijd, anders wordt de vereiste schaarse deskundigheid op de Nederlandse markt niet langer aanwezig verondersteld;
  4. als de werkgever meer dan het maximumbedrag vergoedt of verstrekt, dan is dit loon voor de loonheffingen. Vanaf 2008 mag de werkgever over dit meerdere de verschuldigde loonheffingen afdragen door de eindheffing toe te passen. Hiervoor geldt het tabeltarief;
  5. het loon voor de 30%-regeling is het loon uit tegenwoordige dienstbetrekking. Voorwaarde is dat de werknemer voor dat loon geen recht heeft op voorkoming van dubbele belasting;
  6. de 30%-regeling geldt ook voor de premies werknemersverzekeringen. Als de werknemer in Nederland verzekerd is voor de werknemersverzekeringen, hoeft de werkgever over de vrije vergoeding volgens de 30%-regeling geen premies werknemersverzekeringen te berekenen.
  7. in beginsel kan over deze 30% vergoeding geen pensioenopbouw plaatsvinden. De vergoeding is immers bedoeld voor de extra kosten van het tijdelijke verblijf van de expat in Nederland. Deze kostenvergoeding is fiscaal geen loon.
  8. Bonussen tellen in principe ook mee, wanneer de bonus betrekking heeft op dezelfde periode als waarover de 30% regeling van toepassing is. Wanneer een bonus over het voorgaande jaar wordt uitbetaald in de referteperiode van de 30% regeling zijn sommige deskundigen van mening dat deze bonus ook meetelt voor het bepalen van de hoogte van de vrijstelling.
  9. Als een werknemer, voordat hij een dienstbetrekking aanvaarde in Nederland, binnen de 150-kilometergrens van Nederland woonde, is de 30%-regeling niet van toepassing.**
  10. Een pensioenuitkering en een ontslag- of tranistievergoeding zijn uitgesloten. Dit is namelijk loon uit vroegere dienstbetrekking en is geen rechtstreekse vergoeding voor verrichte arbeid.
* De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de driemaandeneis voor de 30%-regeling ook geldt als de uit het buitenland geworven werknemer naast een lopende tewerkstelling in een nieuwe tewerkstelling gaat werken. Dit arrest betekent onder meer dat bij een tweede of volgende dienstverband van commissarissen en anderen die de omvang van hun eerste dienstverband niet kunnen verminderen, zonder aanvullende constructies, buiten de boot zullen vallen. (Bron: Hoge Raad, 21 mrt. 2014)

** Zie jurisprudentie d.d. 25.03.2019

Overige jurisprudentie (maart 2015) .

45 dagen voorwaarde

Wil een werkgever gebruikmaken van de 30%-regeling, dan moet de werknemer in een periode van 12 maanden ten minste 45 dagen in het buitenland verblijven. Uitzendingen van minder dan 15 dagen tellen niet mee. Maar als de werknemer eenmaal aan de 45-dagenvoorwaarde voldoet, dan mag de werkgever voor de berekening van het aantal dagen waarop de 30%-regeling wordt toegepast, ook alle uitzendingen van ten minste 10 dagen meetellen.

Driemaandstermijn 30%-regeling laat geen ruimte ander bewijs

Als een uit het buitenland geworven werknemer van werkgever wisselt en de 30%-regeling wil blijven toepassen, moet hij voldoen aan de driemaandseis. Deze bewijsregel kan niet worden verlengd en laat geen ruimte om op een andere wijze aannemelijk te maken dat men over schaarse specifieke deskundigheid beschikt.

Extraterritoriale kosten

Deze kosten bestaan onder meer uit:
  1. de extra kosten voor levensonderhoud door een hoger prijspeil in het werkland dan in het land van herkomst, zoals extra uitgaven voor maaltijden, gas, water en licht (cost of living allowance);
  2. de kosten voor een kennismakingsreis naar het werkland, eventueel met het gezin, om bijvoorbeeld te zoeken naar een woning of een school;
  3. de kosten voor het aanvragen of omzetten van officiële persoonlijke papieren, zoals verblijfsvergunningen, visa en rijbewijzen;
  4. de kosten voor medische keuringen en vaccinaties voor het verblijf in het werkland;
  5. de dubbele huisvestingskosten, omdat de werknemer in het land van herkomst blijft wonen, bijvoorbeeld hotelkosten;
  6. de (eerste) huisvestingskosten. Hierbij is tot 18% van het loon uit tegenwoordige dienstbetrekking sprake van loon. Het meerdere behoort tot de extraterritoriale kosten. In het algemeen kan de werkgever de huisvestingskosten voor meubilair niet vrij vergoeden of verstrekken;
  7. de opslagkosten voor het deel van de boedel dat niet wordt verhuisd naar het werkland;
  8. de reiskosten naar het land van herkomst, bijvoorbeeld voor familiebezoek of gezinshereniging;
  9. de extra kosten voor het laten invullen van de aangifte inkomstenbelasting als dat duurder is dan het laten invullen van de aangifte door een vergelijkbare belastingadviseur in het land van herkomst;
  10. de cursuskosten om de taal van het werkland te leren voor de werknemer en voor de gezinsleden die bij hem verblijven;
  11. de extra (niet-zakelijke) gesprekskosten voor telefoneren met het land van herkomst.
De volgende zaken zijn geen extraterritoriale kosten en mag de werkgever niet onbelast vergoeden of verstrekken:
  • de uitzendtoelagen en vergelijkbare vergoedingen (foreign service premium, expat allowance, overseas allowance);
  • de vermogensverliezen;
  • de aan- en verkoopkosten van een woning (reimbursement expenses purchase house, brokers fee);
  • de compensatie voor hogere belastingtarieven in het werkland (tax equalization).
 

Specifieke deskundigheid

De 30%-regeling is bedoeld om het voor uit het buitenland aangetrokken werknemers aantrekkelijk(er) te maken om in Nederland te werken. De betreffende werknemer komt in aanmerking voor de 30%-regeling als hij beschikt over specifieke deskundigheid die schaars is op de Nederlandse arbeidsmarkt. Om te bepalen of de werknemer over specifieke deskundigheid beschikt, is de werkervaring van groot belang. De Belastingdienst hanteert als richtlijn dat de werknemer over ten minste 2,5 jaar relevante werkervaring moet beschikken. Als dat niet het geval is, kan het voorkomen dat de Belastingdienst afwijzend reageert op het verzoek om de 30%-regeling toe te passen.

Factoren die van belang zijn bij het bepalen van de specifieke deskundigheid zijn onder andere het opleidingsniveau, de voor de functie relevante ervaring en het beloningsniveau van de werknemer. De werkgever en de in Nederland binnengekomen werknemer moeten gezamenlijk een verzoek om een belastingvrije vergoeding op grond van de 30%-regeling indienen bij de Belastingdienst. Dit moet gebeuren binnen vier maanden na aanvang van de tewerkstelling in Nederland. De vergoeding kent de Belastingdienst meestal voor 120 maanden (tien jaar) toe, onder voorwaarden kan men de regeling daarna voortzetten.

Ook vanuit Nederland naar het buitenland uitgezonden werknemers kunnen in aanmerking komen voor de 30%-regeling. Het gaat om werknemers die men uitzendt naar een ontwikkelingsland: Azië, Afrika, Latijns-Amerika of de voormalige Oostbloklanden. Bovendien staat de regeling open voor degenen die zich bezighouden met het geven van onderwijs of het beoefenen van de wetenschap in het buitenland. Daarnaast kunnen ook enkele in het buitenland tewerkgestelde ambtenaren van deze regeling gebruikmaken.

Salarisnorm

Voor de toepassing van de 30%-regeling geldt zoals gezegd dat de werknemer over een specifieke deskundigheid moet beschikken die schaars is op de Nederlandse arbeidsmarkt. De Belastingdienst vertaalt de specifieke deskundigheid in een loon dat de werknemer minimaal moet verdienen.

Als aanvullende bepaling geldt:
  • als de werknemer fiscaal loon heeft genoten beneden de salarisnorm, vervalt de 30%-regeling met terugwerkende kracht (tot 1 januari of de datum van indiensttreding dat jaar);
  • als een werknemer gedurende het jaar in dienst treedt, wordt de salarisnorm naar evenredigheid toegepast. Bij die berekening moet ook rekening worden gehouden met bijvoorbeeld vakantiegeld.
De salarisnormen worden vermeld in subrubriek Salarisnormen 30%-regeling (tabellen).

Schoolgelden

Naast de 30%-regeling mag de werkgever een vrije vergoeding geven voor extraterritoriale kosten voor schoolgelden. Het moet gaan om het schoolgeld voor een internationale school of voor een internationale afdeling van een gewone school. Hiervan is sprake als:
  1. de opleiding op de betreffende (afdeling van de) school is gebaseerd op een buitenlands stelsel;
  2. de school of de afdeling alleen toegankelijk is voor kinderen van uitgezonden werknemers.

Overige onbelaste vergoedingen en verstrekkingen

Verder kan de werkgever naast de 30%-regeling onder meer onbelast vergoeden of verstrekken zaken die ook gelden voor de overige werknemers, zoals:
  1. de verhuiskosten en de kosten voor tijdelijke opslag en het overbrengen van de boedel;
  2. de kosten voor een kennismakingsbezoek door de werknemer aan het bedrijf in het werkland;
  3. voor kosten van vervoer per auto kan de werkgever maximaal € 0,19 per kilometer vrij vergoeden;
  4. de kosten voor het aanvragen of omzetten van een tewerkstellingsvergunning;
  5. de kosten voor woon-werkverkeer;
  6. de kosten voor een telefoonabonnement;
  7. de kosten voor maaltijden.

Veranderen van werkgever

Voortzetting van de 30%-regeling is mogelijk voor rijksambtenaren die binnen aangewezen onderdelen van de rijksoverheid van het ene naar het andere onderdeel overstappen zonder. Het gaat hier om aangewezen Rijksonderdelen, de zogeheten Samenhangende Groep Inhoudingsplichtigen (SGI) die formeel op 1 januari 2010 ingaat.
De faciliteit om te worden gekwalificeerd als een SGI is niet beperkt tot de publieke sector. Ook werkgevers in het private bedrijfsleven (met name concernvennootschappen) kunnen onder voorwaarden op verzoek samen worden aangewezen als een SGI voor de loonbelasting.

Jurisprudentie

uit jurisprudentie is gebleken dat huisvestingskosten in de 30%-regeling zijn begrepen;
  • de 30%-regeling is van toepassing op een eventuele winstafhankelijke uitkering(en) waarop recht bestond na uitdiensttreding en welke ook daadwerkelijk plaatsvond na vertrek uit Nederland;
  • ook andere variabele, veelal onzekere loonvormen vallen onder de 30%-regeling waaronder optievoordelen, dit geldt ook als de werknemer op het genietingsmoment niet meer in Nederland woont of werkt;
  • de 30%-regeling geldt niet voor een eventuele ontslagvergoeding.
Naar de bedoeling van de wetgever vallen ook variabele, veelal onzekere loonvormen onder de 30%-regeling. Het hof zag geen reden om optievoordelen die een werknemer in zijn hoedanigheid van ingekomen werknemer heeft genoten van de 30%-regeling uit te sluiten. Dat wordt niet anders wanneer die werknemer in fiscale zin een optievoordeel geniet (bijvoorbeeld doordat een optie-aanspraak onvoorwaardelijk wordt) dat is opgekomen in de periode gedurende welke de 30%-regeling van toepassing was. Dat wordt ook niet anders, wanneer de werknemer op dat genietingsmoment niet meer in Nederland woont of werkt.

Cijfers: aantal werknemers met 30%-regeling

In 2002 hadden ca. 32.000 werknemers een beschikking voor toepassing van de 30%-regeling en in dat jaar werd ca. 8000 keer de 30%-regeling aangevraagd. In 2009 was het aantal 30%-beschikkingen toegenomen tot 39.521 en het aantal aanvragen tot ca. 12.000. Deze toename is deels te verklaren doordat het criterium dat een werknemer moet beschikken over een 'specifieke deskundigheid' in de praktijk is uitgehold, mede door jurisprudentie hierover (Bron: Brief Min.Fin., 7 sept 2011).
Op 18 mei 2018 is er sprake van ongeveer 60.000 werknemers (expats), die gebruik maken van de 30% regeling.

Werkkostenregeling (wkr)

De vergoeding voor extraterritoriale kosten is binnen de werkkostenregeling een gerichte vrijstelling. Als de vergoeding niet meer is dan de werkelijke extraterritoriale kosten of 30% van het loon, gaat de vergoeding van de extraterritoriale kosten niet ten koste van de vrije ruimte.

De invoering van de werkkostenregeling heeft geen gevolgen voor:
• de kosten die als extraterritoriale kosten gelden;
• de mogelijkheid de extraterritoriale kosten te vergoeden door de 30%-regeling

Zijn de werkelijke extraterritoriale kosten van één of meer werknemers hoger dan de vergoeding die u op basis van de 30%-regeling zou betalen, dan moet de werkgever de vergoeding van de werkelijke extraterritoriale kosten per werknemer in de loonadministratie bijhouden.

Zie ook subrubriek 30%-vergoedingsregeling.

Aanscherping 30%

Werknemers die naar Nederland komen, kunnen onder bepaalde voorwaarden een belastingvrije vergoeding voor de extraterritoriale kosten krijgen van 30% van het loon inclusief de vergoeding. De 30%-regeling is vanaf 1 januari 2012 onder andere op de volgende punten aangescherpt:
  1. schaarse specifieke deskundigheid;
  2. periode dat van de 30% regeling gebruik gemaakt kan worden;
  3. definitie van het begrip ‘ingekomen werknemer’;
  4. promovendi;
  5. overgangsrecht.
Als een werknemer niet (meer) onder de 30%-regeling valt, dan kunnen wel de werkelijke extraterritoriale kosten vrij worden vergoed.

Schaarse specifieke deskundigheid

Om gebruik te kunnen maken van de 30%-regeling moet de werknemer die naar Nederland komt, beschikken over specifieke deskundigheid die op de Nederlandse arbeidsmarkt schaars aanwezig is. Vanaf 1 januari 2012 is dit ingevuld met een salarisnorm: er is sprake van een schaarse specifieke deskundigheid als de werknemer een fiscaal loon heeft van € 35.000 (€ 37.000 in 2019) (exclusief de vergoeding) of meer. Voor wetenschappers geldt geen salarisnorm. Voor werknemers met een afgeronde masteropleiding die 29 jaar of jonger zijn geldt een verlaagd inkomenscriterium van € 28.125 (2019). In de meeste gevallen zal niet specifiek meer op schaarste worden getoetst. Dit gebeurt alleen nog wanneer (bijna) een gehele beroepsgroep boven de salarisnorm uitkomt.

Periode dat er gebruik gemaakt kan worden van de 30% regeling

In 2011 kon er maximaal 10 jaar gebruik gemaakt worden van de 30%-regeling. Deze periode is met ingang van 1 januari 2012 ingekort naar 8 jaar. Deze aanpassing geldt niet voor werknemers die voor 1 januari 2012 al gebruik maakten van de 30%-regeling. De looptijd van maximaal 8 jaar geldt dus alleen voor nieuwe gevallen.

In het regeerakkoord staat dat de maximale duur van de 30% regeling voor expats wordt verkort van een maximale duur van 8 jaar naar 5 jaar in 2019.

Definitie ‘ingekomen werknemer’

De 30%-regeling voor werknemers die naar Nederland komen, geldt vanaf 1 januari 2012 alleen voor werknemers die in meer dan twee derde van de periode van 24 maanden voorafgaand aan de aanvang van de tewerkstelling in Nederland, woonachtig was op een afstand van meer dan 150 kilometer van de grens van Nederland.

De wijzigingen in de 30%-regeling die met ingang van 1 januari 2012 zijn ingevoerd, bleken een onbedoeld effect te hebben voor ingekomen werknemers die na een periode van verblijf en tewerkstelling in Nederland onder de 30%-regeling een periode in het buitenland verblijven en na die periode weer terugkeren naar Nederland en dan door de toepassing van de grens van 150 kilometer niet meer in aanmerking komen voor de 30%-regeling. Dit onbedoelde effect wordt met de wijzigingen met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2012 ongedaan gemaakt (Bron: Accountancy Nieuws, 14 jan. 2013)

Promovendi

Buitenlanders die na hun promotie aan een Nederlandse universiteit in Nederland gaan werken, konden geen gebruik maken van de 30%-regeling doordat de periode van promoveren werd gezien als periode van verblijf in Nederland waardoor geen sprake was van een vanuit het buitenland ingekomen werknemer. Per 1 januari 2012 is de periode van promoveren voor de 30%-regeling niet gezien als periode van verblijf in Nederland zodat deze groep wel in aanmerking kan komen voor de 30%-regeling bij de eerste baan na promoveren.

Overgangsrecht

Voor ingekomen werknemers die voor 1 januari 2012 onder de 30%-regeling vallen, gold overgangsrecht. Er waren 2 situaties mogelijk:
  • de werknemer heeft op 1 januari 2012 nog geen 5 jaar gebruik gemaakt van de 30%-regeling. Na afloop van het 5e jaar dat deze werknemer gebruik maakt van de 30%-regeling wordt getoetst of deze werknemer voldoet aan het nieuwe inkomenscriterium en aan de aangescherpte definitie van ingekomen werknemer (150 kilometercriterium). Voldoet de werknemer niet dan valt deze werknemer vanaf dat moment niet meer onder de 30%-regeling;
  • de werknemer heeft op 1 januari 2012 al 5 jaar gebruikgemaakt van de 30%-regeling. In dit geval wordt niet opnieuw getoetst aan de nieuwe criteria en blijft de looptijd van de 30%-regeling maximaal 10 jaar.
Uit jurisprudentie (8 nov. 2012) valt op te maken dat voornoemde regeling noch een inbreuk vormt op het EU-recht noch in strijd is met het gelijkheidsbeginsel.

Wet financiering sociale verzekeringen gewijzigd

Per 1 januari 2013 is de Regeling Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv) gewijzigd als gevolg van maatregelen uit het Begrotingsakkoord 2013. Het gaat hierbij onder andere om een nadere regeling in verband met vaststelling van het
premie-inkomen en de heffingskortingen voor de bepaling van de premie voor de volksverzekeringen ingeval premieplichtigen niet gedurende het hele jaar in Nederland voor de volksverzekeringen verzekerd zijn.

Vanaf 1 januari 2013 gaat de premieheffing uit van het wereldinkomen (box 1), dat gedurende de Nederlandse verzekeringsplicht wordt verdiend. Het wereldinkomen over het gehele jaar wordt op grond van deze regel verminderd met het wereldinkomen over de periode waarin betrokkene in Nederland niet premieplichtig is.

30%-regeling ook toepasbaar op inkomstenbelasting

Ook als de 30%-vergoedingsregeling niet wordt toegepast in de loonbelasting, is het niet bezwaarlijk om deze regeling toe te passen in de aangifte inkomstenbelasting, zo oordeelde rechtbank Breda in 2013.

Aanscherping 30%-regeling is mogelijk illegaal

Buitenlandse werknemers moeten op minstens 150 kilometer van de Nederlandse grens hebben gewoond om een onbelaste vergoeding voor extraterritoriale kosten te kunnen krijgen. Het is echter nog maar de vraag of deze bepaling in de 30%-regeling past binnen het Europees recht. Twee rechtbanken hebben verschillend beslist over dezelfde vraag. Tegen de uitspraak van Rechtbank Breda is de belanghebbende in sprongcassatie gegaan. Dit betekent dat het gerechtshof wordt overgeslagen en de zaak direct bij de Hoge Raad terechtkomt. Die heeft het laatste woord over de houdbaarheid van de 150-kilometergrens binnen de 30%-regeling.

De Europese Commissie vindt dat de 150-kilometergrens voor toepassing van de 30%-regeling in strijd is met het vrije werknemersverkeer binnen de Europese Unie. Dit staat in een advies dat de Commissie aan het Europees Hof van Justitie heeft gegeven (mrt. 2014). Het is afwachten of het Hof het advies volgt.

30%-regeling voor tweede gelijktijdige dienstbetrekking geoorloofd

De 30%-regeling mag worden toegepast op een tweede dienstbetrekking die gelijktijdig wordt vervuld naast een reeds bestaande dienstbetrekking waar de 30%-regeling al op wordt toegepast, aldus jurisprudentie. De procedure ging een commissaris, van wie het vervullen van het commissariaat geen volledige werkweek in beslag nam en daarom een tweede commissariaat vervulde.

Vraag-en-antwoordenbesluit

Een nieuw vraag-en-antwoordenbesluit betreffende de 30%-regeling is in de Staatscourant van 11 september 2013 gepubliceerd. Het besluit van 21 oktober 2005, nr. CPP2005/2378M is daarbij geactualiseerd.

30%-regeling toegestaan door schaarste tandartsen

De Duitse tandarts mocht van de Belastingdienst geen gebruik maken van deze regeling waarop de tandarts naar de rechter stapte. Toen de rechter de tandarts in z'n gelijk stelde, tekende de Belastingdienst hoger beroep aan omdat er volgens hen geen tandartsentekort zou zijn, een voorwaarde voor toepassing van de 30%-regeling. Het gerechtshof heeft nu bepaald dat er wel een tekort aan tandartsen is. Doorslaggevend acht het gerechtshof dat in de afgelopen jaren in behoefte van tandartsen is voorzien door een instroom van buitenlandse tandartsen ter grootte van ongeveer de helft van het aantal benodigde tandartsen en dat deze situatie tot ongeveer 2028 onveranderd zal blijven.

Zwangerschaps- of ouderschapsverlof geen 30%-regeling-obstakel

De 30%-regeling mag in beginsel niet worden toegepast zodra het bruto jaarinkomen lager is dan het salarisnorm. Door zwangerschap kan deze salariseis voor een uit het buitenland aangetrokken werkneemster lager uitvallen, waardoor de 30%-regeling niet kan worden toegepast. Voor deze situatie is de regeling aangepast.

Verzoek indienen

Wilt de werkgever gebruikmaken van de 30%-regeling voor ingekomen werknemers, dan kan hij samen met de werknemer bij de Belastingdienst een verzoek indienen. Het verzoek gaat via het formulier 'Verzoek loonheffingen 30%-regeling'.

Naslag

Meer informatie over de 30%-regeling is te vinden in Handboek Loonheffingen. Ga naar subrubriek Loon- en inkomstenbelasting en klik bij Handboeken Loonheffingen op het door u gewenste jaar.

Ook een handig boekje: http://arno.uvt.nl/show.cgi?fid=127945

150 km-grens bij 30%-regeling niet in strijd met EU-recht

Uit het buitenland geworven werknemers die over bijzondere kwaliteiten, kennis en/of vaardigheden beschikken die in Nederland schaars zijn, kunnen onder voorwaarden in aanmerking komen voor de zogeheten 30%-regeling. In dat geval wordt 30% van hun arbeidsbeloning als onbelaste kostenvergoeding beschouwd, die onder de werkkostenregeling ook buiten de vrije ruimte van 1,2% kan blijven.

Het Europees Hof van Justitie heeft op 24 februari 2015 uitspraak gedaan. Het Hof heeft geoordeeld dat er geen strijd is met Europees Recht tenzij de omstreden voorwaarde in de 30%-regeling “systematisch aanleiding geeft tot een duidelijke overcompensatie van de werkelijk gemaakte extraterritoriale kosten” van werknemers die wel kwalificeren voor de 30%-regeling. Het Hof van Justitie geeft daarbij dus wel ruimte ter bestrijding van discriminatie tussen buitenlanders, als het maar overduidelijke discriminatie is.

De Hoge Raad oordeelde op 4 maart 2015 dat de 30%-regeling in de praktijk niet systematisch aanleiding geeft tot een duidelijke overcompensatie van de werkelijk gemaakte extraterritoriale kosten. Er is dan ook geen strijd met het EU-recht. Zie haar uitspraak.

Voorzetting 30%-regeling bij nieuwe werkgever

Als een werknemer wisselt van werkgever, mag de 30%-regeling worden voortgezet op voorwaarde dat de arbeidsovereenkomst met de nieuwe werkgever wordt gesloten binnen 3 maanden na het beëindigen van de werkzaamheden bij de vorige werkgever. Dit heeft de Hoge Raad bepaald.

De nieuwe werkgever en de werknemer moeten dan wel een verzoek bij de Belastingdienst indienen voor het afgeven van een nieuwe beschikking.

Rekenkamer plaatst vraagtekens bij belastingvoordeel ‘schaars talent’

De Algemene Rekenkamer heeft onderzoek gedaan naar de regeling waarmee werkgevers 30% van het salaris van hun expats belastingvrij mogen uitkeren. Het is onduidelijk of de zogenoemde 30%-regeling de beoogde effecten sorteert: (a) werknemers aantrekken met een specifieke deskundigheid die in Nederland schaars is; (b) het vestigingsklimaat in Nederland aantrekkelijker maken.

De hoogte van de onbelaste vergoeding (30% van het brutoloon) en de daaraan gekoppelde salarisnorm zijn door de staatssecretaris van Financiën nooit goed onderbouwd. Verder is onduidelijk of de maatregelen die de staatssecretaris in 2012 heeft genomen om de uitgaven voor de regeling omlaag te brengen, hebben gewerkt. De informatievoorziening aan de Tweede Kamer over de jaarlijkse kosten van de 30%-regeling laat te wensen over.

Ruim 50 duizend expats, meest Indiërs en Britten, die per jaar meer dan 52.000 euro verdienen, maken gebruik van de regeling. Zij hoeven over de eerste 30 procent van hun salaris geen belasting betalen. Vlak na de Tweede Wereldoorlog was dat overigens nog 40 procent, vooral om Amerikanen te stimuleren mee te helpen aan de wederopbouw.

Belastingautoriteit Leo Stevens noemde eerder in de Volkskrant de regeling 'een van de vreemde zaken in ons belastingstelsel die de gewone burger boos maakt'. Reden waarom 'die onzin' niet wordt afgeschaft is volgens Stevens dat de omringende, concurrerende landen een vergelijkbare regeling hebben. 'Dus moet je binnen Europa afspreken: we stoppen daar mee.'

NB: Ondanks de kritische bevindingen van de Algemene Rekenkamer, is minister Dijsselbloem niet van plan de 30%-regeling deze kabinetsperiode aan te passen. Hij wacht eerst het evaluatieonderzoek van de 30%-regeling af, dat 'in de loop van 2017' (?) wordt afgerond.

Tweede Kamer neemt motie 30%-regeling aan

De Tweede Kamer heeft op 31 mei 2016 een motie van de SP en Groep Links aangenomen waarin wordt verzocht de noodzaak van de 30%-regeling te heroverwegen. Red.: we zijn benieuwd of de minister deze druk kan weerstaan.

Belastingplan 2017 - 30% regeling

De grondslag voor de 30%-regeling zal worden gemaximeerd. Dat betekent dat buitenlandse werknemers niet langer altijd 30% van hun hele salaris (inclusief de vergoeding) onbelast mogen krijgen als vaste vergoeding voor de extra kosten die ze maken voor hun verblijf in het buitenland.

Tussentijds toetsen aan nieuw 150-kilometercriterium mag

Rechtbank Noord-Holland besliste op 31 oktober 2016 dat de tussentijdse toetsing aan het nieuwe 150-kilometercriterium in de 30%-regeling is toegestaan.

Voorgestelde wijzigingen 30%-regeling november 2016 verworpen

Eerder waren in het kader van het Belastingplan 2017 twee amendementen met betrekking tot de 30%-regeling voor extraterritoriale werknemers ingediend. Voorgesteld was om de 30%-regeling af te schaffen dan wel de toepassing van de 30%-regeling te maximeren. De Tweede Kamer heeft beide amendementen verworpen.

De staatssecretaris van Financiën achtte het niet wenselijk om de 30%-regeling op dit moment te wijzigen en had benadrukt dat de regeling momenteel wordt geëvalueerd. De afschaffing van de 30%-regeling zou grote gevolgen kunnen hebben voor het vestigingsklimaat, aangezien het aantrekken van buitenlandse werknemers met een schaarse, specifieke deskundigheid hierdoor moeilijker wordt. Onder meer om deze redenen had de staatssecretaris beide amendementen dan ook ontraden. (Bron: PWC, 17 nov. 2016)

 

Aanscherping toetsingsperiode 30%-regeling conform EU-recht

De verlenging van de toetsingsperiode van 10 naar 25 jaar voor de toepassing van de 30%-regeling is niet in strijd met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM. En zelfs als deze termijn een inbreuk op het eigendomsrecht oplevert, dan is deze inbreuk volgens Hof Den Bosch (30 november 2016) gerechtvaardigd.

Evaluatie 30%-regeling door Dialogic

Enkele bevindingen Dialogic, juni 2017

  • Nederland is niet het enige Europese land dat beschikt over een fiscale faciliteit voor buitenlandse werknemers. Met uitzondering van Duitsland hebben vrijwel alle omringende landen in Europa een dergelijke regeling.
  • de Nederlandse regeling relatief ruim is; de regeling kent met name een relatief ruime scope, ook hanteert Nederland een lange looptijd (8 jaar).
  • Het aantal gebruikers van de 30%-regeling lag in 2015 op ruim 56.000 en groeide in de periode 2009-2015 met circa 7% per jaar.
  • Het budgettair belang onder de aanname dat het forfait maximaal wordt benut, lag in 2015 net boven de € 800 miljoen en groeide de afgelopen jaren met 7,5% per jaar.
  • De meest voorkomende nationaliteit in 2015 was de Indiase, gevolgd door de Britse, Amerikaanse en Italiaanse. Circa 90% van de gebruikers van de 30%-regeling is hoger opgeleid.

Doeltreffendheid

  • De 30%-regeling is een doeltreffende en doelmatige regeling. Verkorting van de looptijd naar vijf of zes jaar, het vergroten van de 150-km-grens en verlaging van het forfait bij inkomens boven de €100.000 hebben mogelijk een positief effect op de doeltreffendheid, doelmatigheid en/of de regeling wel past.
  • Er zijn meer deskundigen beschikbaar op de Nederlandse arbeidsmarkt en het vestigingsklimaat wordt hierdoor aantrekkelijker.
  • De 30%-regeling is een regeling die eenvoudig is uit te voeren door de Belastingdienst. Het voorkomt controles, discussies en rechtszaken over welke kosten daadwerkelijk extraterritoriaal zijn.
  • Geadviseerd wordt om een discussie te voeren over de scope van de extraterritoriale kosten. Vooral het feit dat de (veel) hogere kosten voor het levensonderhoud in Nederland wel worden meegenomen, maar geen rekening wordt gehouden met (veel) hogere inkomsten in Nederland moet veranderen.
  • Wat de inkomens betreft, het forfait lijkt te krap voor werknemers met lage inkomens en/of afkomstig uit een land met (relatief) weinig welvaart, zoals wetenschappelijk onderzoekers of ICT’ers uit India. Het forfait lijkt te hoog voor werknemers met hoge inkomens en afkomstig uit welvarende landen, zoals engineers uit de VS of managers uit Duitsland.
Meer over Dialogic.

NOB: Geen noodzaak versobering van de 30%-regeling

De Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (NOB) concludeert in haar commentaar d.d. 1 september 2017 dat er geen noodzaak is tot versobering van de 30%-regeling en dat het ongewijzigd laten van de regeling de sterke voorkeur geniet.

Indien zou worden overgegaan tot versobering van de regeling, dan geeft de Orde in overweging nader onderzoek te doen naar een versoberingsmaatregel die niet in het evaluatierapport wordt genoemd, namelijk het schrappen van alle fiscale aftrekposten voor de gebruikers van de 30%-regeling.

De historie en achtergrond van de 30%-regeling alsmede diverse suggesties worden uit de doeken gedaan.

30%-regeling wordt verkort naar 5 jaar

Het kabinet is van plan de 30%-regeling per 1 januari 2019 te verkorten van acht naar vijf jaar. Hiermee heeft de ministerraad op voorstel van staatssecretaris Snel van Financiën ingestemd. De verkorting gaat gelden voor zowel nieuwe als bestaande gevallen. Met het verkorten van de looptijd van de regeling volgt het kabinet een aanbeveling uit de evaluatie van de 30%-regeling op, dat in 2017 is uitgevoerd door onderzoeksbureau Dialogic (zie V-N 2017/38.13). Hieruit bleek dat circa 80% van de werknemers de regeling niet langer gebruikt dan vijf jaar.

Ook de periode waarin de keuzeregeling voor partiële buitenlandse belastingplicht (art. 2.6 Wet IB 2001) van toepassing is, wordt met drie jaar verkort.

In plaats van de 30%-regeling bestaat er voor de werkgever ook de mogelijkheid om werkelijke kosten belastingvrij te vergoeden, als bijvoorbeeld niet aan de voorwaarden voor toepassing van de 30%-regeling wordt voldaan. Hier zitten meer administratieve lasten aan. Ook hiervoor geldt dat deze mogelijkheid wordt beperkt tot vijf jaar.

Het kabinet is van plan het wetsvoorstel als onderdeel van het pakket Belastingplan 2019 in te dienen bij de Tweede Kamer. (Bron: Tax Live, 23 apr. 2018)

NB: De betrokken werkgevers hebben op 7 juni 2018 een brief van de Belastingdienst ontvangen met informatie over de aangekondigde verkorting van de looptijd van de 30%-regeling. In de brief staat uitleg over de gevolgen van deze wijziging. De betrokken werknemers ontvangen op 14 juni een brief.

Steun vakbond voor protest tegen omstreden belastingmaatregel expats

Vakbond VCP wil dat het kabinet bestaande expats in Nederland ontziet bij de versobering van de 30%-regeling voor expats die volgend jaar moet ingaan. Het kabinetsvoorstel kan leiden tot een plotselinge daling van het netto-inkomen van 15 tot 20 procent, stelt VCP. “Met deze maatregel schrik je expats af die zich in de toekomst in Nederland willen vestigen. Dat is slecht met het oog op kennisoverdracht en dus ook slecht voor de Nederlandse werkgelegenheid”, zegt VCP-voorzitter Nic van Holstein. (Bron: AV Accountancy, 15 mei 2018)

Tientallen organisaties komen op voor belastingvoordeel expats

De regering moet de looptijd van een belastingvoordeel voor expats niet verkorten voor mensen die al gebruikmaken van de regeling. Dat stellen tientallen organisaties en bedrijven, waaronder VNO-NCW, de Vereniging van Samenwerkende Nederlandse Universiteiten en de KNAW, in een pamflet dat 29 mei 2018 aan leden van de Tweede Kamer is aangeboden.

Die onverwachte wijziging zou voor zo’n zestigduizend mensen een flinke hap uit hun inkomsten betekenen. De overheid toont zich volgens de ondertekenaars dan ook een onbetrouwbare partner. ”Rechtszekerheid in ons land wordt doorgaans met hoofdletters geschreven en beleefd. Dat gaat verloren”, stellen ook bedrijven als Philips, ASML en Heineken. De wijziging maakt het volgens de ondertekenaars ook moeilijk buitenlands talent aan te trekken. (Bronnen; ANP & Fiscaal Van Morgen, juni 2018)

Snel blijft bij aanpassing 30%-regeling

Als de looptijd van de 30%-regeling per 1 januari 2019 wordt ingekort van acht naar vijf jaar, geldt dat ook voor alle lopende gevallen. Er komt echt geen overgangsrecht, heeft staatssecretaris Snel van Financiën aangegeven in reactie op Kamervragen.

In de lijst met vragen die de Tweede Kamer stelde over de evaluatie van de 30%-regeling, zat onder meer de vraag waarom het kabinet kiest voor verkorten van de looptijd van de regeling, en niet voor andere wijzigingen of inperkingen van de regeling. Volgens de staatssecretaris is de 30%-regeling (e-learning) in de huidige vorm een duidelijke regeling, waarbij alle betrokken werkgevers en werknemers precies weten waar ze aan toe zijn en waar in de praktijk maar weinig discussie over is met de Belastingdienst. (Bron en meer: Rendement, 9 jul. 2018)

Overgangsrecht

Het voorgestelde overgangsrecht houdt in dat de 30%-regeling tot en met 31 december 2020 kan worden toegepast, voor zover de op grond van de huidige wet- en regelgeving voor de betreffende werknemer geldende looptijd niet is verstreken. Het gaat om de looptijd die voor de betreffende werknemer geldt op grond van artikel 31a, tweede lid, onderdeel e, van de Wet LB 1964 zoals dat op 31 december 2018 luidde of artikel 39e Wet LB 1964 zoals dat op 31 december 2018 luidde.
M.a.w. van de lopende regelingen zal de looptijd niet worden verkort.

Het overgangsrecht werkt hierbij ook door naar de keuzeregeling voor partiele buitenlandse belastingplicht in de heffing van de inkomstenbelasting en de belastingvrije vergoeding voor schoolgelden voor de internationale school. Met de invoering van het overgangsrecht komt het overgangsrecht dat initieel in het Belastingplan 2019 werd voorgesteld met betrekking tot schoolgelden voor internationale scholen, te vervallen.

Schriftelijke beantwoording Belastingplan 2019

Staatssecretaris Snel van Financiën stuurde in november 2018 aan de Tweede Kamer schriftelijke antwoorden op vragen die zijn gesteld tijdens het wetgevingsoverleg van 5 november 2018. Hierbij kwam ook de '30% regeling' ter sprake, zie pagina 10.

Moment afsluiten arbeidsovereenkomst bepalend

De Hoge Raad volgt de conclusie van advocaat-generaal Niessen dat voor de beoordeling of een werknemer aan de voorwaarden van de 30%-regeling voldoet moet worden uitgegaan van de situatie op het moment van het aangaan van de arbeidsovereenkomst. Het hof was in deze zaak eerder vanuit gegaan dat hiervoor het moment van tewerkstelling geldt, waardoor de werknemer niet meer aan de voorwaarden van de 30%-regeling voldeed. (Bron en jurisprudentie: Loonzaken, 5 dec. 2018)

30%-regeling alleen geldig als iemand vanuit een ander land is aangeworven

Belanghebbende, van buitenlandse afkomst, is in 2010 voor studiedoeleinden naar Nederland gekomen. Na afronding van zijn studie is hij in dienst getreden bij een Nederlandse werkgever. In geschil is of belanghebbende recht heeft op toepassing van de 30%-regeling. Wat partijen daarbij verdeeld houdt, is of belanghebbende is ‘aangeworven uit het buitenland’.

Anders dan belanghebbende bepleit, is irrelevant met welk land de duurzame band van persoonlijke aard het sterkst is, zo blijkt uit het arrest van de Hoge Raad van 12 april 2013 (ECLI:NL:HR:2013:BZ6824). Toepassing van de 30%-regeling is terecht geweigerd. Beroep ongegrond.

Jurisprudentie 30%-regeling en toch vooraf in Nederland gewoond

Hof Amsterdam wijst het verzoek om toepassing van de 30%-regeling toe met ingang van 1 januari 2017. X is aan te merken als een ingekomen werknemer. Ten tijde van het aangaan van de arbeidsovereenkomst bestond er geen duurzame band van persoonlijke aard tussen X en Nederland. Lees de jurisprudentie d.d. 29 okt. 2019.

Einde overgangsregeling 30%-regeling in zicht

Sinds 1 januari 2019 is de maximale toepassingsduur van de 30%-regeling teruggebracht van 8 naar 5 jaar. Voor bestaande 30%-regelingen was destijds een overgangsregeling in het leven geroepen. De werknemer die in de periode van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2018 een 30%-regelingsbeschikking heeft ontvangen, kan van de 30%-regeling gebruikmaken tot 1 januari 2021 als hij op die datum meer dan 5 jaar gebruik heeft gemaakt van de regeling. Deze overgangsregeling eindigt 1 januari 2021. (Bron: AWVN, 22 okt. 2020)

Kennismigranten, veranderingen 2021

Met ingang van 1 januari 2021 gelden voor kennismigranten de volgende minimum bruto looncriteria per maand exclusief 8 procent vakantiegeld:

30 jaar en ouder € 4.752
jonger dan 30 jaar € 3.484
recent in Nederland afgestudeerde studenten € 2.497


De bovenstaande leeftijdsgebonden normen worden ook gehanteerd voor aanvragen voor een verblijfsvergunning onder de EU ICT-richtlijn. (Bron: 30 nov. 2020)
 

Aftopping van 30%-regeling per 2024

Per 1 januari 2024 zal de ‘aftoppingsmaatregel’ bij de 30%-regeling in werking treden. Dit zal mogelijk een significant verschil maken in het nettosalaris van werknemers die hiermee te maken krijgen. De aftoppingsregeling houdt namelijk in dat u de regeling nog maar mag toepassen tot een bepaald maximum­salaris. Hoe werkt de maatregel en wat speelt er nog meer?

Keuzemoment toepassing 30%-regeling

Uw organisatie kan ook de werkelijke extraterritoriale kosten onbelast vergoeden in plaats van de forfaitaire 30%-vergoeding. Sinds 1 januari 2023 is een verplicht keuzemoment ingevoerd per kalenderjaar. Eerder kon u – in principe – per loontijdvak de keuze maken. Maar sinds 1 januari 2023 moet u per kalenderjaar besluiten of u de werkelijke extraterritoriale kosten onbelast vergoedt of de 30%-vergoeding toepast.

Viermaandentermijn

De periode rondom de aanvang van de tewerkstelling vormt hierop een uitzondering. Binnen vier maanden na indiensttreding kan de werkgever nog per loontijdvak kiezen hoe hij de extraterritoriale kosten vergoedt. Uiterlijk bij het eerste tijdvak na afloop van de viermaandentermijn moet hij een keuze maken die voor de rest van het kalenderjaar geldt.
Als de werkgever de 30%-regeling niet binnen de viermaandentermijn aanvraagt, moet hij de keuze uiterlijk vóór de ingangsdatum van de 30%-regeling maken. Voor de vergoeding van de extraterritoriale kosten (zowel van de werkelijke kosten als op grond van de 30%-regeling) geldt een gerichte vrijstelling. Hiervoor geldt de voorwaarde dat u de vergoeding aanwijst als eindheffingsloon.
In de praktijk is het gebruikelijk en belangrijk dat werkgevers en werknemers de keuze voor het onbelast vergoeden van extraterritoriale kosten of het toepassen van de 30%-regeling al vastleggen in een (addendum bij) de arbeidsovereenkomst. Het addendum heeft doorgaans dezelfde geldigheidsduur als het arbeidscontract. Hierdoor zal de werkgever in realiteit niet snel gebruik maken van het keuzemoment per kalenderjaar.
Toch is het belangrijk dat werkgevers zich bewust zijn van de keuzemogelijkheid. Door de introductie van de aftoppingsmaatregel, kan het per 1 januari 2024 voordeliger zijn om de werkelijke extraterritoriale kosten onbelast te vergoeden in plaats van de forfaitaire 30%-vergoeding. Het kan dus verstandig zijn om jaarlijks een nieuwe beoordeling te maken op basis van de specifieke omstandigheden van de werknemer om te bepalen welke optie het meest gunstig is.

Toepassing 30% tot WNT-maximum

Wat is de aftoppingsmaatregel? Per 1 januari 2024 geldt dat de 30%-regeling nog maar mag worden toegepast tot de maximale bezoldiging zoals bepaald in de Wet normering topinkomens (de WNT-norm). Dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd en bedraagt € 223.000 in 2023. Tot maximaal 30% van deze WNT-norm (artikel) mag u straks nog belastingvrij vergoeden.
De grondslag waarover de 30%-regeling wordt toegepast blijft ongewijzigd. Het wereldinkomen blijft van belang en de eventuele aftrek ter voorkoming van dubbele belasting speelt geen rol. Ook de maximale bezoldiging wordt niet pro rata berekend als er voorkoming van dubbele belasting wordt verleend voor een gedeelte van het inkomen.
Stel dat een werknemer een totaalinkomen van € 400.000 heeft, maar slechts de helft wordt beschouwd als in Nederland belastbaar inkomen. Dan wordt het bedrag voor aftopping niet pro rata verlaagd naar € 111.500 ((€ 200.000/ € 400.000) × € 223.000, maar bedraagt gewoon € 223.000. Dit is bevestigd door de kennisgroep van de Belastingdienst (KG:041:2023:1). Het norminkomen wordt alleen pro rata berekend als de werknemer niet gedurende het gehele kalenderjaar in dienst is.

Voor wie geldt de regeling?

De 30%-regeling geldt niet alleen voor ingekomen werknemers, maar – onder voorwaarden – ook voor uitgezonden werknemers. Recent bepaalde de kennisgroep van de Belastingdienst dat de aftoppingsmaatregel niet geldt voor uitgezonden werknemers (KG:041:2023:2).
Het is belangrijk om op te merken dat er een overgangsregeling geldt voor werknemers die de 30%-regeling al toepasten in het laatste loontijdvak (december) van 2022. Voor hen wordt de aftoppingsmaatregel pas van kracht op 1 januari 2026.
Als een werknemer tijdens de looptijd van de 30%-regeling van werkgever verandert, moet de nieuwe werkgever samen met de werknemer een nieuw gezamenlijk verzoek indienen om de 30%-regeling voort te kunnen zetten bij de nieuwe werkgever. Belangrijk hierbij is dat tussen de oude en de nieuwe dienstbetrekking maximaal een periode van drie maanden mag zitten.

Internationale schoolgelden

Uw organisatie kan (naast het verstrekken van de 30%-vergoeding) een belastingvrije vergoeding geven voor schoolgelden voor internationale scholen of een internationale afdeling van een reguliere school voor een ingekomen werknemer. Het vergoeden van deze kosten kan straks nog steeds onbeperkt en de aftoppingsmaatregel vormt geen beperking voor deze specifieke categorie. De regeling kan interessant zijn om een expat met zijn gezin over te laten komen. Het onbelast vergoeden van schoolkosten kan voor een periode van maximaal 60 maanden (vijf jaar); gelijk aan de looptijd van de 30%-regeling.

Aftoppingsregeling in combinatie met de overgangsregeling

Voor deze situaties is het nog onduidelijk hoe de aftoppingsregeling in combinatie met de overgangsregeling uitwerkt. Stel dat een werknemer op 31 oktober 2022 zijn oude werkgever verliet en op 1 januari 2023 in dienst trad bij zijn nieuwe werkgever.
Welk effect heeft de nieuwe regeling dan? Geldt de aftoppingsmaatregel per 1 januari 2024 of per 1 januari 2026? En wordt de grondslag waarover de 30%-regeling mag worden toegepast ook naar rato berekend, aangezien de werknemer niet het volledige jaar in dienst is?
Deze kwesties zijn nog niet duidelijk. De 30%-regeling verandert constant. Wees u dus bewust van alle wijzingen. Deze kunnen een grote impact hebben op het loon van werknemers, vooral die met een salaris boven de WNT-norm. In 2025 staat een nieuwe evaluatie op de planning. Gezien het huidige sentiment verwachten we dat de regeling verder beperkt wordt.

Partiële belastingplicht in de aangifte inkomstenbelasting

Naast de voordelen die de 30%-regeling biedt voor box 1 (inkomen uit werk en woning), kunnen werknemers die recht hebben op de regeling ook kiezen voor de partiële belastingplicht in de aangifte inkomstenbelasting. Hierdoor worden ingekomen werknemers gezien als buitenlands belastingplichtige voor box 2 (inkomen uit aanmerkelijk belang) en box 3 (inkomen uit sparen en beleggen). De werknemer hoeft in dat geval alleen Nederlands inkomen op te geven, zoals in Nederland gelegen onroerend goed of een belang in een in Nederland gevestigde vennootschap.

Vergoeden van werkelijke ET-kosten nog steeds een goed idee?

Mr S.G.A. (Stan) Rethans (08 jul. 2024)
Stan Rethans is voorzitter Kennisgroep cao van de Belastingdienst. Geregeld vertelt hij over wat hij tegenkomt in zijn vakgebied. Deze keer over het nut van het vergoeden van werkelijke ET-kosten (extraterritoriale kosten) . 

Politieke discussie

Het is waarschijnlijk niemand ontgaan dat er het laatste jaar een enorme politieke discussie is ontstaan over het nut en de noodzaak van de expatregeling, oftewel de 30%-regeling. Dat heeft er in elk geval al toe geleid dat de 30%-regeling met ingang van 2024 is versoberd. 
Deze versobering bestaat uit een trapsgewijze aanpassing van de belastingvrije component van het loon van een extraterritoriale werknemer (hierna: ET-werknemer). De eerste 20 maanden 30% belastingvrij, de daaropvolgende 20 maanden 20% belastingvrij en de laatste 20 maanden 10% van het loon belastingvrij.

Onderzoek naar ET-kosten

Nog steeds is de politieke discussie over de 30%-regeling lopende. Merkwaardig is echter dat vrijwel niemand aandacht besteedt aan de andere vorm van het vergoeden van ET-kosten, namelijk het vergoeden van werkelijke ET-kosten. Een poging om die variant van het vergoeden van ET-kosten te onderzoeken is laatst ondernomen door het onderzoeksbureau Stichting Economisch Onderzoek (SEO), in opdracht van het Ministerie van Financiën.  

Gelijk speelveld

De extraterritoriale-kostenregeling (hierna: ET-regeling) is bedoeld om een gelijk speelveld te creëren tussen werknemers die extra kosten hebben moeten maken om hier te komen werken ten opzichte van werknemers die dat niet hoeven te doen. Ze verkeren niet in financieel riante omstandigheden, de werknemers die in aanmerking komen voor het vergoeden van door hen gemaakte:

  • dubbele huisvestingskosten;
  • reiskosten naar het land van herkomst; en 
  • extra kosten van levensonderhoud.

Vooral werknemers uit Midden- en Oost-Europa

De werknemers die gebruik maken van de ET-regeling werken vooral in tijdelijke banen. Dat doen ze vaak via een flexcontract tegen lonen tot maximaal 140% van het minimumloon in de uitzendsector of de landbouw. Het leeuwendeel van hen komt uit Midden- en Oost-Europa. 
Het is dan ook niet toevallig dat de Belastingdienst met deze sectoren afspraken heeft gemaakt die ervoor zorgen dat werkgevers eenvoudiger inzicht hebben in de wettelijke eisen. Met de betrokken cao-partijen (zoals op 6 juni 2024 met de uitzendbranche) zijn afspraken gemaakt over de toepassing van de ET-regeling die voornamelijk zien op het vergoeden van de drie hierboven genoemde kostencategorieën. 

Technische fiscale regeling

De ET-regeling is een vrij technische fiscale regeling waarbij de lastigste vraag is of je als werkgever echt te maken hebt met een ET-werknemer. De wet bevat hiervoor geen definitie dus de praktijk moet zichzelf op dit punt redden. Het moet gaan om een werknemer die tijdelijk hier verblijft in het kader van zijn (fictieve) dienstbetrekking. Maar wat is tijdelijk? De Belastingdienst sluit in principe bij het bepalen van de tijdelijkheid van iemands verblijf aan bij de looptijd van de 30%-regeling, dus 5 jaar.
Een uitzondering geldt dan weer voor seizoenarbeiders die vaak elk jaar de grens oversteken om hier bijvoorbeeld asperges te steken of appels te plukken. In afwijking van de hoofdregel begint voor seizoenarbeiders elk jaar weer een nieuwe periode van 5 jaar. 

Hoe nuttig is de ET-regeling?

De vraag die eigenlijk centraal staat in het rapport is of de ET-regeling een nuttig instrument is voor werkgevers en werknemers. Het antwoord daarop is genuanceerd. De ET-regeling is zeker handig om als werkgever extra kosten belastingvrij te kunnen vergoeden aan ET-werknemers. Maar het is niet zo dat er meer werknemers naar Nederland komen vanwege deze ET-regeling. 
Het minimumloon in Nederland is in vergelijking met andere Europese landen zodanig hoog dat het toch wel aantrekkelijk is om hier tijdelijk te komen werken. Bovendien biedt de veel gebruikte methode om loon uit te ruilen tegen een vergoeding van ET-kosten minder mogelijkheden sinds de verhoging van circa 10% van het minimumloon in 2023. Je kunt namelijk niet verder loon uitruilen dan ter hoogte van het minimumloon. Veel werknemers in de sectoren landbouw en uitzendbranche verdienen niet veel meer dan het minimumloon waardoor uitruil al bijna niet mogelijk is. ‘Het belang van goed werkgeverschap is een groter goed’

Geen fiscaal bezwaar

Is het dan beter om de ET-regeling dan maar te laten vervallen? Nee, dat is zeker geen goed idee. Volgens het rapport maken ruim 83.000 werknemers hier gebruik van, wat mij erg laag voorkomt. Ik vermoed dat het er veel meer zijn. Het is een prima regeling om met name huisvestingskosten en extra kosten van levensonderhoud onbelast te vergoeden. 
Er is dus niet zozeer een fiscaal bezwaar tegen deze regeling. Maar er is wellicht wel een bezwaar te maken tegen de kwaliteit van huisvesting die een aantal werkgevers bieden. Daar zou wat meer overheidstoezicht niet misstaan lijkt mij. Hoe belangrijk het fiscale element en effect van een regeling ook is, laten wij niet vergeten dat het belang van goed werkgeverschap, ook voor tijdelijk hier verblijvende werknemers misschien een nog wel groter goed is

Met de keuze voor deze regeling is het mogelijk dat box 2- en box 3-inkomsten in het buitenland ook niet belast worden, omdat de werknemer vaak niet langer als inwoner van het andere land wordt aangemerkt. Werknemers kunnen een beroep doen op de partiële belastingplicht gedurende de looptijd van de 30%-regeling. 

Wordt de 30%-regeling straks een 27%-regeling

Na de instemming van het kabinet met de begroting 2025 lekte onder andere uit dat de bewindslieden van plan zijn de versobering van de 30%-regeling terug te draaien. Het ziet ernaar uit dat er op Prinsjesdag een 27%-regeling zal worden voorgesteld, die in de plaats komt van de 30%-regeling, die N.B. in 3 stappen zou worden afgebouwd.
Voor de vergoeding van de extra kosten die een buitenlandse werknemer maakt die in Nederland komt werken, geldt onder voorwaarden een gerichte vrijstelling. Als een werknemer aan alle voorwaarden voor de 30%-regeling voldoet, kan hij tot 30% van zijn loon (inclusief de vergoeding) onbelast uitbetaald krijgen als vaste vergoeding. Hier hoeft geen bewijs voor in de loonadministratie te worden opgenomen, het is een forfaitair percentage. 

Streep door stapsgewijze afbouw 30%-regeling

Tijdens de behandeling van het Belastingplan 2024 werd op het laatste moment besloten om de 30%-regeling in het vervolg stapsgewijs af te bouwen. Alleen tijdens de eerste 20 maanden dat de regeling van toepassing is, bedraagt het percentage 30%. Daarna is het 20 maanden 20% en de laatste 20 maanden kan nog maar 10% van het loon onbelast uitbetaald worden. Na die 60 maanden is het recht op toepassing van de 30%-regeling voorbij. Uit een recente evaluatie van de 30%-regeling bleek onder meer dat de regeling doeltreffend is en dat de versobering een negatief effect heeft op het vestigingsklimaat in Nederland. De versobering wordt nu teruggedraaid. 

Expat mag in vervolg 27% van loon onbelast vergoed krijgen

Uit de uitgelekte plannen voor Prinsjesdag 2024 blijkt dus dat het kabinet deze afbouw weer zal schrappen. Maar er gaat wel wat van het belastingvoordeel af voor de expat. De gerichte vrijstelling zal waarschijnlijk gaan gelden voor 27% van het loon, in plaats van 30%. Naar verwachting blijft de bovengrens voor het loon dat onder de 30%-regeling mag vallen wel bestaan (in 2024: € 223.000). Maar hoe de plannen er precies uit gaan zien is nog afwachten. Op de derde dinsdag van september weten we meer, ook over de overige kabinetsplannen.