De toename betrof alle groepen in de samenleving, onderling waren er verschillen. Werknemers gingen er met 2,7 procent het meest op vooruit. Ondanks de lage
CAO-loonstijging nam de koopkracht van ambtenaren met 3,7 procent toe. De koopkracht van werknemers verbeterde mede doordat de pensioenpremies zijn verlaagd. (Bron: CBS,
7 sep. 2015)
Koopkracht 2015
De koopkracht van Nederlanders is in 2015 gemiddeld met 1,1 procent gestegen. Daarbij gingen vooral werknemers erop vooruit, terwijl de koopkracht van gepensioneerden marginaal afnam. De algemene stijging van de koopkracht was vorig jaar beperkter dan in 2014, toen een plus van 1,8 procent werd gerealiseerd. Die verbetering volgde op vier jaar van onafgebroken krimp.
In doorsnee boekten werknemers in 2015 de sterkste vooruitgang, met een toename van 2,5 procent. Die was te danken aan hogere
CAO-lonen en het herstel op de arbeidsmarkt. Ondanks die gemiddelde toename zijn de verschillen tussen werkenden in loondienst echter groot. Zo zag ruim een derde van de werknemers hun koopkracht juist slinken.
Bij zelfstandigen werd een gemiddelde toename van 0,6 procent gemeten. Hier waren de verschillen nog groter. Een kwart ging er minstens 11 procent op achteruit, terwijl bij een even grote groep een verbetering van 14 procent of meer werd gemeten.
De koopkracht van gepensioneerden zakte in doorsnee met 0,1 procent. Dit kwam vooral doordat veel aanvullende pensioenen niet aan de stijging van het prijspeil werden aangepast, of in sommige gevallen zelfs werden gekort. (Bron: 16 sep. 2016)
Belastingplan 2016
Werknemers maar ook ouderen en uitkeringsgerechtigden gaan er op vooruit. Enkele cijfers: alleenstaanden met een minimumloon krijgen er 5,3 procent bij. Een alleenstaande ouder met een minimumloon kan rekenen op 4,4 procent extra. Bij de werkenden gaan vooral de tweeverdieners met een salaris van anderhalf keer modaal én kinderen er fors op vooruit: 3,5 procent. Als beide ouders modaal verdienen, gaan ze er samen 2,7 procent op vooruit. Voor gepensioneerden is de doorsnee stijging + 0,2 procent.
Inflatie 2015
De inflatie is in 2015 gemiddeld uitgekomen op 0,6 procent. Dit is de laagste prijsstijging voor consumenten na 1987. Vooral lagere olieprijzen drukken de inflatie. De inflatie werd in 2015 flink getemperd door de prijsdaling van gas, elektriciteit en autobrandstoffen. Net als in 1986 en 1987 is de prijsontwikkeling van olie de belangrijkste oorzaak van de lage energieprijzen. De gemiddelde olie- en benzineprijs lag op het laagste niveau in vijf jaar tijd. (Bron:
CBS,
7 jan. 2016)
Koopkracht 2016
De meeste Nederlanders krijgen in 2016 iets meer te besteden. Dankzij de belastingverlagingen van het kabinet gaan bijna alle Nederlandse werknemers erop vooruit. Daarnaast vallen de werkgeverslasten vallen dit jaar ook hoger uit.
Minimumloners krijgen er netto 76 euro per maand bij, voor iemand met een modaal inkomen (2816 euro) bedraagt het voordeel 69 euro per maand. Wie anderhalf keer modaal verdient loopt het voordeel bijna helemaal mis. Zij krijgen er slechts 6 euro per maand bij, omdat een heffingskortingsvoordeel voor hen niet speelt. Tweemaal modaal mag rekenen op 52 euro extra per maand.
De werknemers profiteren ervan dat heffingskortingen, belastingtarieven en de indeling van de belastingschijven gunstiger uitpakken. Vooral ambtenaren krijgen meer op hun rekening. Ambtenaren die drie keer modaal verdienen, gaan er met een positief verschil van 111 euro per maand netto het meeste op vooruit.
Bedrijven zijn in 2016 meer kwijt aan premies voor werknemersverzekeringen dan in 2015. Een aantal premies gaat omhoog, enkele bijdragen dalen. Per saldo betekent dat iets hogere kosten. Alleen in de bouwsector dalen de werkgeverslasten. (Bron: ANP)
Volgende generatie krijgt het slechter
Als de komende tien jaar niets verandert, zijn over tien jaar vier van de vijf burgers er in koopkracht verder op achteruit gegaan. Dat kan grote economische en sociale gevolgen hebben. In de afgelopen tien jaar - van 2005 tot 2014 - is voor 65 tot 70 procent van de mensen in 25 westerse landen het reële inkomen gedaald.
Dat stelt adviesbureau McKinsey in het opzienbarende rapport
Poorer than their parents? Flat or falling incomes in advanced economies.
Inflatie 2016
De inflatie volgens de consumentenprijsindex (CPI) steeg in augustus naar 0,2 procent, meldt CBS. In juli waren goederen en diensten voor de consument nog 0,2 procent goedkoper dan een jaar eerder. De inflatie is al geruime tijd laag.
Grootste prijswijzigingen in 2016
Smartphones werden in 2016 zo’n 12,1 procent goedkoper, terwijl voor telefoondiensten, zoals abonnementen en mobiel internet, 4 procent minder werd betaald dan een jaar eerder.
Ook de energieprijzen daalden: als geheel met 5,5 procent in vergelijking met 2015. Vooral de prijs van elektriciteit ging omlaag: afgelopen jaar met liefst 14,8 procent. Water was 3,3 procent goedkoper, gas werd juist 1 procent duurder.
Vervoer in het buitenland werd afgelopen jaar 6,8 procent goedkoper. De prijs daalde met name doordat, net als in Nederland, autobrandstoffen in het buitenland goedkoper werden.
Buitenlandse accommodaties stegen juist relatief sterk in prijs, met 3,2 procent. Ook rookwaren werden met 3,2 procent aanzienlijk duurder. De prijs van kranten, boeken en schrijfwaren steeg met 6 procent. (Bron: CBS, 27 jan. 2017)
Inflatie 2017
De inflatie in Nederland daalde in maart 2017 naar 1,1 procent. In februari waren de prijzen van goederen en diensten voor de consument 1,8 procent hoger dan een jaar eerder.
De inflatie daalde vooral door de prijsontwikkeling van kleding. In maart was de kleding door de uitverkoop ruim 4,5 procent goedkoper dan een jaar eerder, terwijl in de voorgaande maand de kleding op jaarbasis duurder was. Ook de prijsontwikkeling van benzine had een drukkend effect op de inflatie, aldus het statistiekbureau. (Bron:
CBS, 6 apr. 2017)
Koopkrachtberekenaar
Op de site van Nibud treft men een aantal rubrieken aan waar iemand zijn situatie kan bezien, een daarvan is de Koopkrachtberekenaar 2017
De gegevens in de rekentool zijn gebaseerd op de koopkrachtberekeningen van het Nibud in januari 2017. Het Nibud heeft in de berekenaar de situatie van 100 veel voorkomende huishoudens verwerkt. Staat uw huishouden er niet bij? Kies dan die situatie die het dichtst in de buurt komt. Het resultaatbedrag is netto in euro’s per maand.
Nederlander leent 19% meer in 2016
Nederlanders leenden in 2016 fors meer dan het jaar ervoor. In 2016 steeg het gewenste gemiddelde leenbedrag voor consumptief krediet naar €18.337, een stijging van 19%. Dit blijkt uit de resultaten van het Nationaal Leenonderzoek 2016, dat door Geldshop, voor de tweede keer op rij, is uitgevoerd. De adviseur en bemiddelaar in consumptief krediet analyseerde data van 29.501 leningen aanvragen uit 2016.
Er zijn significante verschillen per provincie. De verschillen zijn deels terug te voeren op gezinssituatie en leeftijdsgroepen. (Geldshop, feb. 2017)
Ontwikkeling inkomen en vermogen 65-plussers na ’95
Het gemiddelde inkomen en het doorsnee oftewel mediaan vermogen van 65-plushuishoudens zijn er in twintig jaar tijd meer op vooruitgegaan dan het inkomen en het vermogen van het gemiddelde huishouden. Tot 2009 ging de koopkracht van ouderen er in merendeel jaarlijks op vooruit, vanaf 2009 ging de koopkracht van ouderen er in de meeste jaren op achteruit. Ten opzichte van twintig jaar geleden zijn er nu meer 65-plushoudens met een eigen woning, maar ook meer met een netto-schuld. (Bron:
CBS,
7 mrt. 2017)
Stijging CAO-lonen in 2016 groter dan stijging consumentenprijzen
Zowel in 2015 als in 2016 stegen de
CAO-lonen harder dan de consumentenprijzen. In de vier jaren daarvoor bleef door de economische crisis de loonstijging juist achter bij de ontwikkeling van de consumentenprijzen. De loonstijging kwam in 2016 uit op 1,8 procent. In de afgelopen dertig jaar lag de
CAO-loonstijging alleen in 1987 en 2009 zo ver boven de ontwikkeling van consumentenprijzen als in 2016. (Bron:
CBS, Trends 2017)
Wereldwijd 25 procent van nota’s pas na 88 dagen betaald
Een kwart van de bedrijven wereldwijd moet minstens 88 dagen wachten voordat ze hun nota’s betaald krijgen. Dat blijkt uit onderzoek van Euler Hermes. De vier slechtst betalende landen zijn Turkije, Italië, Griekenland en China. Maar ook India, Saudi-Arabië, Portugal, Spanje, Frankrijk en Japan betalen bovengemiddeld slecht. Nederland hoort tot de absolute wereldtop als het gaat om snel betalen: gemiddeld binnen 46 dagen.
De top drie van sectoren die het slechtst betalen zijn: elektronica, machinebouw en de bouw. De wachttijd bedroeg gemiddeld wereldwijd in 2016 respectievelijk 88, 87 en 82 dagen. Ook farmacie scoorde met 80 dagen beroerd. (Bron: De Telegraaf, 16 aug. 2017)
Koopkracht stijgt nauwelijks in 2018
De koopkracht in 2018 blijft voor de meeste huishoudens vrijwel gelijk. De meeste koopkrachtverschillen liggen tussen -0,5 procent en +0,5 procent. Dit blijkt uit berekeningen die het Nibud heeft gemaakt op basis van de Miljoenennota die op Prinsjesdag 2017 is gepresenteerd.
De koopkrachtstijgingen zijn zo klein dat de meeste mensen daar nauwelijks iets van zullen merken. De koopkrachtdalingen ziet het Nibud vooral bij AOW-gerechtigden met een aanvullend pensioen (hoger dan 10.000 euro). Voor hen kan de koopkrachtdaling oplopen tot bijna -1,5 procent. (Bron: Salarisnet, 20 sep. 2017)
Red. In de berekening van het Nibud wordt nog rekening gehouden met een verhoging van het eigen risico (zorg) naar € 400. Of dat de conclusies van het Nibud schaden, lijkt niet waarschijnlijk.
Het Nibud heeft voor 100 huishoudtypen berekend hoe hun koopkracht zich ontwikkelt tussen 2017 en 2018, lees dit onderzoek.
Ook het CBS deed onderzoek naar de koopkracht. Anders dan hierboven wordt gesuggereerd blijkt dat er een grote spreiding in koopkracht is:
- Bij één vijfde van de bevolking daalde de koopkracht met ten minste 6,7 procent. In het geval van een doorsnee besteedbaar inkomen van 34 duizend euro in 2017, staat dit gelijk aan een reëel koopkrachtverlies van bijna 2,3 duizend euro in 2018. Een dergelijk koopkrachtverlies kan het gevolg zijn van minder werken of pensionering.
- Bij de 20 procent van de bevolking met de hoogste koopkrachtontwikkeling steeg de koopkracht met 10,8 procent of meer. Bij een doorsnee inkomen zou de reële koopkracht in 2018 dan met ruim 3,6 duizend euro stijgen; een situatie die kan voorkomen bij een nieuwe baan met meer loon.
Koopkracht 2018
In januari 2018 waren de consumentenprijzen waren 1,5 procent hoger dan een jaar eerder, meldt het CBS. In december was de prijsstijging van goederen en diensten op jaarbasis 1,3 procent.
De consumentenprijsindex (CPI) is een belangrijke indicator voor het verschijnsel inflatie, maar is niet hetzelfde. De index geeft het prijsverloop weer van een pakket goederen en diensten zoals dagelijkse boodschappen, kleding, benzine, huur en verzekeringspremies. Inflatie is breder dan de prijsontwikkeling van consumentengoederen en –diensten, want bijvoorbeeld ook koopwoningen, industriële producten, aandelen en goud veranderen van prijs.
De stijging van de consumentenprijzen nam toe door de prijsontwikkeling van elektriciteit en gas. Elektriciteit was 12,8 procent duurder dan in dezelfde maand vorig jaar en voor gas betaalde de consument 5,9 procent meer ten opzichte van januari 2017. De hogere prijsstijging in januari 2018 is mede toe te schrijven aan hogere belastingen op energie. De prijsontwikkeling van kleding had daarentegen een verlagend effect op de stijging van de consumentenprijzen. (Bron: CBS, 8 feb. 2018)
De consument betaalde in juni 1,7 procent meer voor goederen en diensten dan een jaar eerder. In mei 2018 was de prijsstijging van goederen en diensten op jaarbasis eveneens 1,7 procent. (Bron: CBS, 5 jul. 2018)
Als de koopkracht in doorsnee stijgt, wil dat niet zeggen dat iedereen erop vooruitgaat. Zo kromp de koopkracht vorig jaar bij bijna 48 procent van de bevolking. Daarbij varieerden de onderlinge koopkrachtontwikkelingen fors. Bij één vijfde van de bevolking daalde de koopkracht met ten minste 6,7 procent. In het geval van een doorsnee besteedbaar inkomen van 34 duizend euro in 2017, staat dit gelijk aan een reëel koopkrachtverlies van bijna 2,3 duizend euro in 2018. Een dergelijk koopkrachtverlies kan het gevolg zijn van minder werken of pensionering. Bij de 20 procent van de bevolking met de hoogste koopkrachtontwikkeling steeg de koopkracht met 10,8 procent of meer. Bij een doorsnee inkomen zou de reële koopkracht in 2018 dan met ruim 3,6 duizend euro stijgen; een situatie die kan voorkomen bij een nieuwe baan met meer loon. (Bron: CBS, 12 sep. 2019)
Laat fixatie op koopkrachtplaatjes los
Het kabinet en de Tweede Kamer moeten hun fixatie op koopkrachtplaatjes loslaten. Die oproep doet Laura van Geest, directeur van het Centraal Planbureau. Koopkrachtplaatjes spelen een grote rol in debatten over inkomens, maar zijn onnauwkeurig.
"In de koopkrachtplaatjes vind je geen baan, maak je nooit promotie, krijg je geen kinderen, ga je niet scheiden, ga je nooit met pensioen"', aldus Van Geest. "Je kunt met de koopkrachtplaatjes in de hand niet bepalen hoe je eigen portemonnee er volgend jaar uit gaat zien." (Bron: De Volkskrant e.a., 6 mrt. 2018)
Nibud: Koopkrachtplaatjes 2019 grillig
Het Nibud (Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting) concludeert dat de koopkrachtveranderingen volgend jaar behoorlijk uiteenlopen. Uit berekeningen die het instituut heeft gemaakt op basis van de Miljoenennota die het kabinet op Prinsjesdag 2018 presenteerde, komt een grillig beeld.
De verschillen lopen uiteen van -0,9 tot +2,8 procent. Werkenden met een modaal inkomen (2.100 euro netto per maand) gaan er het meest op vooruit. Gepensioneerden gaan er voor het eerst sinds jaren niet op achteruit, maar hun koopkracht stijgt veelal met minder dan 1 procent. Bij sommige werkenden met een lager inkomen ziet het Nibud minnetjes. (Bron: Nibud,
18 sep. 2018)
Klimaatbeleid raakt lagere inkomens extra
Lagere inkomens worden extra getroffen door de verhoging van de energiebelasting. De koopkrachtontwikkeling die het kabinet op Prinsjesdag presenteerde geeft een vertekend beeld. Dat blijkt uit een toelichting van het Centraal Planbureau (
CPB).
Oorzaak is de verhoging van de energiebelasting, die er bij lagere inkomens verhoudingsgewijs zwaarder inhakt. Dat komt doordat zij een groter deel van hun inkomen kwijt zijn aan energie, ook al verbruiken zij gemiddeld minder gas en elektriciteit dan beter gefortuneerden. De koopkrachtwinst voor de laagste inkomens komt hierdoor niet op 1,0 maar op 0,8 procent uit, bevestigt het
CPB. Andersom geldt dat de hoogste inkomens er in doorsnee juist méér (1,8 procent) op vooruit gaan.
Dat dit verschil niet in de koopkrachttabellen op Prinsjesdag terugkwam, heeft te maken met de wijze van berekening. Het
CPB telt de stijgende energiebelasting mee als onderdeel van de algemene prijsstijging (inflatie), waarbij wordt aangenomen dat iedere Nederlander daar in gelijke mate last van heeft. Maar in de praktijk is dat dus niet het geval. (Bronnen:
CPB, AD e.a., okt. 2018)
Koopkracht van meeste gepensioneerden is gedaald
Ouderen met
AOW en een aanvullend pensioen van meer dan 5000 euro per jaar zijn er sinds 2010 in koopkracht op achteruitgegaan. Ouderen met een aanvullend pensioen lager dan 5000 euro gingen erop vooruit. Dat zegt het Nibud in een onderzoek dat het deed in opdracht van 50Plus. De conclusies gelden voor zowel alleenstaanden als stellen. (Bron: NOS,
30 okt. 2018)
Redactie HR-kiosk: Aan de cijfers van de NOS heb je meer dan aan de ongenuanceerde boodschap van het huidige kabinet 'Bijna iedereen gaat er op vooruit.'
Opwaartse druk belastingmaatregelen op de prijzen
Belastingmaatregelen hadden in januari 2019 een opwaartse druk op de prijzen. In welke mate de stijging van deze kosten wordt doorberekend in de uiteindelijke consumentenprijzen is niet bekend. Van de prijsstijging in januari 2019 van 2,2 procent kan maximaal 1,2 procentpunt veroorzaakt zijn door een verhoging van de belastingen.
Wat ging onder meer omhoog, werd duurder:
- Lage btw-tarief van 6 naar 9 procent
- Elektriciteit 20 procent duurder
- Gas 15 procent duurder
- Belasting op leidingwater
- Motorrijtuigenbelasting
- Gemeentelijke heffingen
- Accijnzen op autobrandstoffen
- Tabak
Wat er goedkoper werd:
- Sommige sporten vrijgesteld van btw
- Hondenbelasting
Bronnen:
CBS & Accountancyvanmorgen,
13 feb. 2019)
Half Nederland gaat er op achteruit in 2019
Tekortkomingen Nibud-model
Op 18 januari 2019 kwam de Stichting Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud) met haar jaarlijkse doorrekening van de koopkracht. De titel van het persbericht luidde “Ondanks prijsstijgingen toch meer koopkracht in 2019.” Volgens het Nibud gaan slechts vier van de 100 meest voorkomende voorbeeldhuishoudens er op achteruit.
Tegelijkertijd was #koopkracht enkele dagen trending topic op Twitter met aangrijpende verhalen van mensen die slechts € 1,80 per maand meer kregen en wel hun uitgaven fors zagen stijgen. Veel mensen zijn teleurgesteld na het ontvangen van hun loonstrook van januari.
Op basis van eigen onderzoek zijn er drie tekortkomingen in de koopkrachtmethode die het Nibud hanteert:
- De cijfers aan de inkomstenkant gaan uit van een optimistische en directe inkomensstijging van 2,9% over 2019.
- Aan de uitgavenkant worden de feitelijke uitgaven waar burgers op dit moment mee geconfronteerd onderschat.
- Het model is niet representatief voor de totale Nederlandse bevolking.
(Bron en meer over het eigen onderzoek: Nieuws Koerier en Optiniez 29 jan. 2019)
Minister Wiebes in de fout qua energiekosten 2019
Aan de rij missers komt geen einde. Huishoudens betalen in 2019 meer voor energie. Met de nieuwe tarieven van januari 2019 komt de gemiddelde jaarlijkse energierekening uit op 2 074 euro, 334 euro meer dan een jaar geleden bij hetzelfde verbruik. Bijna de helft van deze stijging komt door de hogere energiebelasting. (Bron:
CBS,
16 feb. 2019)
In december 2018 wees staatssecretaris Mona Keijzer (Economische Zaken) suggesties dat de energierekening zoveel zou stijgen nog van de hand. Bangmakerij, vond zij. ‘Het is van belang dat we de juiste cijfers noemen.’ Dat was een enorme misser, erkende het ministerie tegenover het AD. In het vragenuurtje van vandaag gaf verantwoordelijk minister Eric Wiebes vervolgens toe dat er gebruik is gemaakt van verouderde cijfers. De staatssecretaris en hij hadden daarom ‘terughoudender’ moeten zijn. ‘Die stelligheid was onterecht.’ (Bron: De Volkskrant,
20 feb. 2019)
Koopkracht 2019
In het eerste kwartaal van 2019 zijn de
CAO-lonen met 2,2 procent gestegen. Dat is gelijk aan de loonontwikkeling over het laatste halfjaar van 2018. Anders dan toen is de stijging nu lager dan die van de consumentenprijzen. Deze bedroeg in het eerste kwartaal 2,5 procent.
Sinds 2014, het dieptepunt van de economische recessie, is het éénmaal eerder voorgekomen dat de consumentenprijzen harder stegen dan de
CAO-lonen, namelijk in het eerste kwartaal van 2017. In 2015 en 2016 lag de
CAO-loonstijging nog ver boven de stijging van de consumentenprijzen, mede doordat in die periode de stijging van de consumentenprijzen niet boven de 1 procent uitkwam.
Als de
CAO-lonen minder hard stijgen dan de consumentenprijzen, betekent dit niet automatisch dat werknemers er reëel in koopkracht op achteruit gaan. Het nettoloon is namelijk ook afhankelijk van de veranderingen in de premies die werknemers betalen voor pensioen, sociale verzekeringen (inclusief zorg) en de loonheffing. (Bron: CBS,
4 apr. 2019)
De inflatie in Nederland is hoger dan de meeste Europese landen. Voor internationale vergelijking wordt de Europees geharmoniseerde consumentenprijsindex HICP gebruikt. De ontwikkeling van de HICP (Harmonised Index of Consumer Prices) was in het eerste halfjaar in Nederland gemiddeld 2,6 procent. Alleen in Roemenië, Hongarije, Letland, Estland en Bulgarije was prijsstijging hoger dan in Nederland. Het gemiddelde in de eurozone bedroeg 1,4 procent.
In vergelijking met de andere Europese landen stegen de consumentenprijzen voor energie in Nederland in het eerste halfjaar veruit het snelst, namelijk 10,2 procent. Gemiddeld in het eurozone was de stijging 3,7 procent. Voor voedingsmiddelen, dranken en tabak was de prijsstijging in Nederland gemiddeld 3,3 procent. De gemiddelde prijsstijging voor voeding in het eurogebied was 1,7 procent. (Bron:
CBS,
2 aug. 2019)
Prijzen stijgen eerste maanden 2019 meer dan de lonen
De prijzen stijgen harder dan verwacht en de lonen juist minder hard. Dat blijkt uit cijfers van het Centraal Planbureau (
CPB). Tot nu toe ging het
CPB ervan uit dat de lonen met gemiddeld 2,7 procent zouden stijgen en de prijzen met 2,3. Samen met de lagere loonbelasting zou dat moeten leiden tot een gemiddelde koopkrachtplus van anderhalf procent.
Maar het blijkt in de periode januari tot mei 2019 andersom te zijn. De
CAO-lonen stegen gemiddeld met 2,3% naast een gemiddelde prijsstijging van 2,9%. De hogere prijsstijging (inflatie) is te wijten aan de hogere btw, forse energienota's en duurdere benzine.
Het achterlopen van de koopkracht ligt in politiek Den Haag zeer gevoelig. Temeer daar het kabinet heeft beloofd dat bijna iedereen zou profiteren van de economische groei.
Bijstelling koopkracht juni 2019
Het Centraal Planbureau (
CPB) heeft in juni 2019 de verwachte toename van de koopkracht voor 2019 naar beneden bijgesteld. Waar in maart nog een stijging van 1,6 procent in 2019 werd voorzien, is de raming voor dit jaar nu 1,2 procent.
Deze afname heeft onder andere te maken met de beperkte loonstijging. Hiervoor wijst het
CPB op een sterk toegenomen arbeidsaanbod en dat vakbonden de loonruimte in de loononderhandelingen inzetten voor meer vaste banen. Daarnaast speelt de toename van de inflatie in 2019 een rol bij de iets lagere groei koopkracht, wat veroorzaakt wordt hogere energiebelastingen en de verhoging van het lage btw-tarief. (Bron:
CPB, 19 jun. 2019)
Nederlander is fors meer belasting gaan betalen
Een aantal uitspraken van
Wimar Bolhuis die op 26 juni 2019 promoveerde:
- Sinds 2007 stegen de belastingen en premies in Nederland harder dan in naburige landen en het EU-gemiddelde.
- Vooral de inkomstenbelasting en sociale premies drukten de koopkrachtontwikkeling via de lastendruk op arbeid fors.
- Deze cijfers tonen dat de politieke wens om het EMU-saldo (tekort - of overschot - van de overheidsfinanciën op de Rijksbegroting) te verbeteren in Nederland sterk was.
- Verkiezingsbeloften worden lang niet altijd waargemaakt in het regeerakkoord, en dat gaat vaak ten koste van huishoudens. Zij betalen gemiddeld 4 miljard euro meer dan gepland.
- Keer op keer worden dezelfde verkiezingsbeloftes gedaan maar ze worden nooit waargemaakt.
- De lastendruk voor het bedrijfsleven – de níét-kiezers – komt beperkt lager uit. Dat gaat gemiddeld om ongeveer 300 miljoen euro minder, waarbij het voordeel voor bedrijven sinds 2006 oploopt.
- Extra geld gaat vooral naar sociale zekerheid, openbaar bestuur, zorg en internationale samenwerking. Opvallend genoeg vormt onderwijs een uitzondering. Veel politici erkennen het als een vitaal beleidsterrein, maar gemiddeld trekken formerende partijen er 600 miljoen euro minder voor uit dan ze in verkiezingsprogramma’s beloofden.
En opnieuw gaat Nederland qua koopkracht er op vooruit (?)
Uit (traditioneel) uitgelekt nieuws valt te beluisteren dat in 2020 de Nederlanders - in het bijzonder de mensen met een laag- en middeninkomen - er financieel op vooruitgaan. Dat geldt niet voor ruim een miljoen
ZZP-ers die de winstbelasting - over 7.280 euro winst wordt geen belasting te betaald - trapsgewijs zien slinken. En ook niet voor het groeiende aantal daklozen, niet voor de mensen die in een huis wonen waarvan de huur almaar omhoog gaat, niet voor het legertje mensen met schulden, niet voor de honderdduizenden die nog jaren gebukt gaan onder hun studieschuld en niet voor de gepensioneerden die zelfs blij mogen zijn als hun pensioen niet wordt gekort.
Alle jaren komt het kabinet met vrolijk nieuws. En altijd valt het achteraf weer tegen. In 2020 zal het niet anders zijn, eerst zien en dan geloven.
Inflatie in Nederland 3x hoger dan rest eurozone
Naast de consumentenprijsindex (CPI) berekent het
CBS ook de Europees geharmoniseerde consumentenprijsindex (HICP).
De goederen en diensten in Nederland volgens de HICP waren in augustus 2019 ruim 3 procent duurder dan een jaar eerder, in juli was dat nog 2,6 procent. De prijsstijging in de eurozone bleef gelijk op 1,0 procent. Het verschil tussen de eurozone en Nederland is na januari 2002 niet meer zo groot geweest. Vanaf januari 2019 ligt de HICP van Nederland beduidend hoger dan in de eurozone. Toen zijn in Nederland het lage btw-tarief en de belasting op energie verhoogd.
De oorzaken in 2019 zijn onder meer:
- Verhoging lage BTW-tarief van 6 naar 9 procent
- Hoogste stijging CAO-lonen in 10 jaar
- Ook andere prijsstijgingen van o.m. kleding, vliegtickets en vakantieparken
Belastingdruk EU toegenomen, Nederland blijft gelijk
Eurostat meldt dat de belasting- en premiedruk* in de lidstaten van de Europese Unie in 2018 in vergelijking met 2017 licht is gegroeid van 40,2 naar 40,3 procent.
* De belasting- en premiedruk wordt berekend door het bedrag van de belasting- en premieontvangsten te delen door het bruto binnenlands product (bbp), de omvang van de economie.
Landen die in 2018 hoog scoorden waren Frankrijk (48,4 proc), België (47,2 proc) en Denemarken (46,2 proc). Het laagterecord kwam terecht bij de Ieren (23 proc). Nederland bleef
gelijk (39,2 proc).
Koopkracht 2020