Zie voor de voorstellen van het demissionaire kabinet het Nieuwsbericht.
Hieronder volgt nog een toelichting:
Kindgebonden budget
Het kabinet heeft in deze Miljoenennota eigenlijk maar twee zaken aan de Voorjaarsnota toegevoegd. De eerste is ruim 2 miljard euro aan nieuwe koopkrachtsteun, die ditmaal echt is toegesneden op de laagste inkomens. De maatregelen uit het koopkrachtpakket lekten grotendeels eind augustus al uit. Het meeste geld gaat naar de verhoging van het kindgebonden budget, een toeslag voor gezinnen met een laag inkomen. Die maatregel kost bijna een miljard euro structureel. De verhoging van de huurtoeslag komt op circa 750 miljoen euro per jaar.
Tabak en alcohol
De tweede grote begrotingsingreep van het demissionaire kabinet is de invulling van nog openstaande rekeningen van 880 miljoen euro structureel (een jaarlijks terugkerende kostenpost) en 395 miljoen euro incidenteel (een eenmalige uitgave). Dit waren losse eindjes uit de Voorjaarsnota waarvoor het kabinet nu alsnog een oplossing heeft gevonden.
De bezuinigingen en lastenverzwaringen waarmee het kabinet al deze uitgaven bekostigt, lekten de afgelopen weken een stuk minder hard dan de koopkrachtmaatregelen. Politieke partijen brengen nu eenmaal liever goed nieuws dan slecht nieuws naar buiten. Bekend was al wel dat hoge inkomens meer inkomstenbelasting gaan betalen, en dat de tabaks- en alcoholaccijns omhoog gaat. De verhoging van de inkomstenbelasting brengt jaarlijks bijna 2 miljard euro extra in het laatje; de accijnsverhogingen op tabak en alcohol 100 miljoen euro.
Koopkrachtpakket
Het koopkrachtpakket voor de lage inkomens wordt hoofdzakelijk betaald door Nederlanders met een hoog inkomen. De inkomensgrens voor de hoogste schijf van de inkomstenbelasting (49,5 procent-tarief) stijgt normaal gesproken jaarlijks mee met de inflatie, maar volgend jaar wordt die indexatie maar gedeeltelijk doorgevoerd. Daardoor gaan mensen met een bruto inkomen boven de 75.000 euro relatief meer belasting betalen. Voor gepensioneerden, die in tegenstelling tot 67-minners te maken hebben met drie belastingschijven, wordt ook de tweede schijf niet volledig geïndexeerd. Zij betalen per 2024 daardoor al vanaf een modaal inkomen (circa 39.000 euro) iets meer belasting. Tot slot gaat het tarief in de eerste schijf in drie stappen omhoog van 36,93 naar 37,04 procent in 2027.
De tabaksaccijns stijgt met 60 cent per pakje sigaretten en maar liefst 4,10 euro per pakje shag. De accijns op rooktabak is nu veel lager dan die op sigaretten; het kabinet wil dat meer gelijktrekken. De alcoholaccijns gaat met 16,2 procent ook fors omhoog.
Vermogenden extra belast
Ook Nederlanders met meer dan 57.000 euro vermogen gaan meer belasting betalen. Die heffingsvrije drempel (onder dat bedrag is geen belasting verschuldigd) zou volgend jaar omhoog gaan naar 62.643 euro per persoon, maar die verhoging gaat niet door. Het belastingtarief op vermogen (Box 3) stijgt volgend jaar al naar 34 procent, terwijl die verhoging eigenlijk voor 2025 gepland was. De hogere belasting op vermogen spekt de schatkist in 2024 met 235 miljoen euro.
Werkgeverslasten omhoog
Werkgevers moeten ook iets bijdragen: ze moeten een iets hogere premie betalen voor de arbeidsongeschiktheidsvoorzieningen
WAO en WIA. Daarnaast daalt de
MKB-winstvrijstelling, een belastingvoordeel voor bedrijven, van 14 naar 12,7 procent. In de categorie sprokkelwerk is daar nog een verhoging van de motorrijtuigenbelasting voor kampeerauto’s, paardentrailers en oldtimers.
Al met al is het kabinetsbeleid van de laatste drie jaar sterk nivellerend. Het CPB meldt op Prinsjesdag dat een doorsnee huishouden met een laag inkomen er 3,6 procent op vooruit gaat in de periode 2022-2024, terwijl de hoogste inkomensgroep door de bank genomen 3,7 procent koopkracht inlevert.
Bezuinigingen
Ondanks de verbeteringen is de altijd kritische Raad van State nog niet tevreden. De begrotingsadviseur wijst Kaag erop dat het kabinet voor de zoveelste keer zijn eigen begrotingsregels schendt door extra uitgaven te financieren met belastingverhogingen. De begrotingssystematiek schrijft voor dat inkomsten en uitgaven strikt gescheiden moeten blijven. Het kabinet had het koopkrachtpakket dus moeten financieren met bezuinigingen, niet met lastenverzwaringen.
Staatsschuld op lange termijn
De Adviesafdeling van de Raad van State wijst er daarnaast op dat het kabinet de staatsschuld op lange termijn wel erg op zijn beloop laat. Toen het CPB in januari 2022 berekende dat de plannen uit het regeerakkoord zouden resulteren in een exploderende staatsschuld (92 procent van het bruto binnenlands product in 2060), leidde dat tot grote krantenkoppen. De nieuwe raming is 151 procent, vooral als gevolg van de gestegen rente.
Redactie: dit is een typisch geval van extrapoleren naar de toekomst met een ceteris paribus clausule, terwijl het vaststellen van de werkelijke schuld al boekhoudkundig niet klopt, vanwege mogelijke geo-politieke redenen.
Fiscale Plannen 2024
Op Prinsjesdag worden de fiscale plannen voor 2024 bekendgemaakt, maar met de Voorjaarsnota sorteert het kabinet voor op enkele maatregelen. We zetten ze op een rij.
STAP-budget stopt
Per 2024 wordt de scholingssubsidie STAP afgeschaft. Er was veel kritiek op de regeling, omdat het systeem zo was ingericht dat het budget niet beschikbaar was voor veel mensen en er bijvoorbeeld geen langdurige scholing kon worden aangeschaft. En ook dat de scholing niet werd ingezet voor beroepen waar nu juist schaarste in is.
Loonkostenvoordeel (LKV) ouderen geschrapt
Het loonkostenvoordeel(LKV) voor ouderen wordt per 2026 afgeschaft. Het LKV is een onderdeel van de Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl). De doelmatigheid van de regeling, het in dienst nemen en houden van oudere werknemers met een subsidie in de loonkosten, is volgens een evaluatie beperkt. De loonkostenvoordelen worden altijd pas na afloop van het jaar uitgekeerd, dus deze maatregel levert de overheid vanaf 2027 voordeel op van ongeveer € 61 miljoen per jaar.
Wetsvoorstel: afschaffing LIV en verruiming LKV
Minister Van Gennip van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft een wetsvoorstel ingediend bij de Tweede Kamer dat het lage-inkomensvoordeel (LIV) moet afschaffen en de voorwaarden voor het loonkostenvoordeel (LKV) herplaatste arbeidsgehandicapten moet verruimen.
De Wet tegemoetkomingen loondomein (WTL) heeft twee tegemoetkomingen voor werkgevers ingevoerd: het lage-inkomensvoordeel (LIV) (artikel) en loonkostenvoordeel (LKV) (artikel). Werkgevers kunnen een LKV ontvangen voor de volgende groepen werknemers: uitkeringsgerechtigden van 56 jaar en ouder, arbeidsgehandicapten, herplaatste arbeidsgehandicapten en werknemers uit de doelgroep van de banenafspraak en scholingsbelemmerden. Minister Van Gennip van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft bij de Tweede Kamer een wetsvoorstel ingediend waarmee ze het LIV wil afschaffen en de voorwaarden voor het LKV herplaatste arbeidsgehandicapten wil verruimen.
Kabinet beperkt de gevolgen van afschaffing LIV
De gevolgen van de afschaffing van het LIV voor de doelgroep banenafspraak moeten worden beperkt door het structureel worden van het LKV doelgroep banenafspraak en de afschaffing van de doelgroepverklaring bij de aanvraag van dit LKV. Verder zullen werkgevers die voorzien in beschut werk, op grond van de Participatiewet of de Wet sociale werkvoorziening (WSW) een behoorlijke achteruitgang in financiële voordelen ervaren. Het kabinet wil deze werkgevers hierin vanaf 2025 tegemoetkomen via ophoging van de bestaande budgetten voor beschut werk en de WSW in het gemeentefonds.
Voor dat het LIV ten einde komt, daalt de bovengrens van het uurlooncriterium van het LIV per 1 januari 2024 van 125% naar 104% van het wettelijk minimumloon (WML). Het jeugd-LIV komt al per 1 januari 2024 ten einde.
Ook recht op LKV herplaatste arbeidsgehandicapte zonder recht op WIA
De andere wijziging in het wetsvoorstel betreft een verruiming van de voorwaarden voor het LKV herplaatste arbeidsgehandicapte werknemer. Nu heeft een werkgever alleen recht op dit LKV als de werknemer weer aan het werk is en in de maand voorafgaand aan de werkhervatting recht heeft op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Maar in de praktijk werkt de werknemer vaak al als hij nog in afwachting is van het recht op een WIA-uitkering. Het kabinet wil dat een werkgever ook in deze situatie recht heeft op dit LKV. De verruiming moet per 1 januari 2026 ingaan.
Vrije ruimte WKR herzien
Het CPB concludeert in een rapport dat de tijdelijke verhoging van de vrije ruimte in de WKR bij veel werkgevers niet leidt tot gedragsverandering. In het Belastingplan 2023 is de vrije ruimte in de werkkostenregeling in 2023 eenmalig verruimd van 1,92% naar 3,0%. Vanaf 2024 vervalt de tijdelijke verhoging en geldt het percentage weer van 1,92%.
Vrijstelling OV-abonnement werknemers vervangen
De huidige twee regelingen voor het onbelast verstrekken van OV-abonnementen door werkgevers worden vervangen door één vrijstelling.
Bedrag ineens bij pensioen uitgesteld
Het pensioenvoorstel waarbij werknemers bij het bereiken van hun pensioenleeftijd een deel van het vermogen alvast kunnen opnemen (bedrag ineens), wordt met een half jaar uitgesteld. Lees ook
Aof-premie omhoog
Om werkgevers tegemoet te komen aan de hogere loonkosten beloofde het kabinet een lagere premie voor kleine werkgevers voor het Arbeidsongeschiktsfonds (Aof). Maar het pakket lastenverlichting voor werkgevers is anders ingevuld, in overleg met de werkgevers. Daardoor is deze verlaging niet doorgegaan. Sterker nog, de premie is omhooggegaan. Voor 2023 is de lage Aof-premie uitgekomen op 5,82 procent, waar die in 2022 nog 5,49 procent was. Dit was ook al aangekondigd in de Nieuwsbrief Loonheffingen 2023 van de Belastingdienst.
Verplichte pauze van vijf jaar na drie tijdelijke contracten
Als het aan het kabinet ligt, wordt tijdelijk werk sterk beperkt. Nu is de wachttijd na drie tijdelijke contracten bij dezelfde werkgever een half jaar, maar minister Van Gennip van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft aangekondigd dat de tussenliggende periode maar liefst vijf jaar wordt. Dit gaat ook gelden voor uitzendkrachten die de werkgever inhuurt.
Verlofstelsel mogelijk eenvoudiger maken
Al een langere tijd bestaat de wens om het Nederlandse verlofstelsel simpeler te maken. Er wordt nu gewerkt aan een aantal vereenvoudigingen, zoals vaste regels voor de opnameperiode en het aanvraagmoment van de verlofregelingen.
Het Nederlandse verlofstelsel bestaat uit veel verschillende regelingen. Rond de geboorte van een kind is bijvoorbeeld gebruik te maken van zwangerschapsverlof, bevallingsverlof, calamiteiten- en ander kort verzuimverlof, geboorteverlof, aanvullend geboorteverlof en (betaald) ouderschapsverlof. De voorschriften voor het aanvragen en opnemen van die verlofvormen – die terug te vinden zijn in de Wet arbeid en zorg (WAZO) – lopen sterk uiteen. Bovendien is het verlofstelsel de laatste jaren complexer geworden door de invoering van de Wet invoering extra geboorteverlof (WIEG) en de Wet betaald ouderschapsverlof (WBO). Dat heeft de wens versterkt om het stelsel te vereenvoudigen. In een recente Kamerbrief is demissionair minister Van Gennip van SZW hier verder op ingegaan.
Per cluster verlofvormen met dezelfde regels
Begin dit jaar is een verkenning gestart. In haar brief maakt de minister op basis van die verkenning een onderscheid tussen mogelijke administratieve vereenvoudigingen en wijzigingen die het stelsel raken en financiële gevolgen hebben. Bij die laatste categorie overweegt de minister verlofvormen te ‘clusteren’ en per cluster de regels zo veel mogelijk gelijk te trekken. Mogelijke clusters zijn een cluster rond de geboorte van en zorg voor kinderen, een cluster rond het verlenen van (mantel)zorg en een cluster rond persoonlijk verlof (zoals transitieverlof). De minister komt hier na de zomer op terug, maar benadrukt alvast dat grote veranderingen in principe aan een volgend kabinet zijn.
Uniformering opnameperiode en aanvraagmoment
Voor vereenvoudigingen ‘van administratieve aard’ noemt de minister de volgende mogelijkheden, die ze de komende tijd uitwerkt in samenwerking met UWV en de sociale partners.
Uniformering van de opnameperiode
De minister wil graag de termijnen waarbinnen het verlof kan worden opgenomen, zo veel mogelijk gelijktrekken. Momenteel geldt bijvoorbeeld dat een werknemer geboorteverlof binnen vier weken na de geboorte moet opnemen, het aanvullend geboorteverlof binnen zes maanden en betaald ouderschapsverlof binnen een jaar. Bij uniformering ligt het voor de hand om voor de langste opnametermijn (een jaar) te kiezen. De minister bezint zich bij de uitwerking nog op het gegeven dat ouders meer betrokken zijn bij de opvoeding als zij juist direct na een geboorte verlof opnemen.
Ook bij het aanvraagmoment van de verlofuitkering valt eUniformering van het aanvraagmomenten slag te slaan. Voor het zwangerschaps- en bevallingsverlof en het adoptie- en pleegzorgverlof geldt nu dat de uitkering vooraf moet worden aangevraagd. Bij het aanvullend geboorteverlof kan dit vooraf, tijdens én achteraf en bij het betaald ouderschapsverlof kan dit alleen achteraf. Hier waren bij het ontwerp van de regelingen redenen voor, maar in de praktijk zorgt het voor onduidelijkheid en onzekerheid. De minister ziet twee opties voor uniformering van het aanvraagmoment van alle regelingen (artikel): altijd vooraf aanvragen óf een flexibel aanvraagmoment (vooraf, tijdens of na). Hier is nog geen knoop over doorgehakt.
Voor enkele andere vereenvoudigingsopties is meer onderzoek nodig, zoals een versimpeling van de regels die gelden als een werknemer tijdens een verlofperiode van werkgever wisselt.
Tweede Kamer neemt pakket belastingplan 2024 aan
Let wel: Dit zijn nog slechts plannen die eerst wet worden nadat zij worden gepubliceerd. Het is dus afwachten of alle voorstellen ook werkelijk in 2024 ingaan.
Het wetsvoorstel Belastingplan 2024 regelt het inkomensbeleid voor het komende jaar en de belastingmaatregelen die te maken hebben met de begroting voor 2024. Het Belastingplan 2024 bestaat uit 15 wetsvoorstellen op verschillende gebieden zoals arbeid en inkomen, klimaat de aanpak van belastingconstructies en belastingregelingen.
Het kabinet verhoogt onder meer de onbelaste reiskostenvergoeding van 21 naar 23 cent per kilometer en maakt het voor werkgevers eenvoudiger om OV-abonnementen te verstrekken aan werknemers. De vrijstelling voor OV-abonnementen en voordeelurenkaarten wordt verruimd. Ook gaat de arbeidskorting omhoog en gaan mensen met een hoger inkomen iets meer inkomstenbelasting betalen.
Versobering 30%-regeling
Bij het aannemen van het wetsvoorstel pakket Belastingplan 2024 zijn ook een aantal amendementen aangenomen waaronder het amendement om de 30%-regeling te versoberen.
Dit amendement regelt dat per 1 januari 2024 het bedrag dat forfaitair kan worden beschouwd als een vergoeding van kosten en verstrekkingen van verblijf buiten het land van herkomst (de 30%-regeling) voor ingekomen werknemers voor ten hoogste de eerste 20 maanden kan worden gesteld op ten hoogste 30% van het belastbare loon , voor ten hoogste de daaropvolgende 20 maanden op ten hoogste 20% van dat loon en voor ten hoogste de daaropvolgende 20 maanden tot ten hoogste 10% van dat loon.
Na 60 maanden is de maximale looptijd van een beschikking met betrekking tot de 30%-regeling verstreken. Bij een beschikking met een kortere looptijd dan 60 maanden gelden dezelfde percentages en perioden, waarbij het recht op toepassing van de 30%-regeling stopt op het moment dat de looptijd van de beschikking met betrekking tot de 30%-regeling is verlopen.
Er geldt een overgangsregeling voor werknemers die in het laatste tijdvak van 2023 een vergoeding genoten waarvoor deze werknemers in het bezit waren van een 30%-beschikking.
De regering wordt verzocht het vrijkomende budget geheel in te zetten om bij de studenten van de pechgeneratie (zij die gestudeerd hebben zonder basisbeurs) de rente op de studieleningen te verlagen.
Fiscaal bovenmatige pensioenregelingen
OFok een amendement over een regeling voor fiscaal bovenmatige pensioenregelingen is aangenomen.
Deelnemers kunnen in een theoretisch geval meer dan 100% pensioen opbouwen. Het gaat hier met name om de pensioenregeling voor kappers die afwijkend van de meeste regelingen in Nederland geen franchise kent. Hierdoor kunnen deelnemers over het hele inkomen pensioen opbouwen. Daarin speelt mee dat in deze sector de meeste werknemers een startsalaris hebben op of net boven het wettelijk minimumloon.
Met dit amendement wordt een regeling getroffen voor deze specifieke situatie waarbij artikel 38q, derde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 wordt beperkt in de tijd en vervalt per 1 januari 2026.
Afbouwen IACK
Een amendement over het stapsgewijs afbouwen van de IACK en het uitstellen van de afschaffing tot 2027 is ook aangenomen.
Dit amendement implementeert een rechtvaardiger en logischer afbouw van de inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) dan de afbouw die het kabinet vorig jaar heeft voorgesteld.
Dit amendement regelt twee zaken.
Allereerst bouwt het amendement de IACK af in negen stappen voor alle ouders die op basis van hun inkomens- en gezinssituatie recht hebben op de IACK, inclusief ouders van kinderen geboren na 31 december 2024.
Verder stelt het amendement de afschaffing van de IACK met twee jaar uit, van 2025 naar 2027. Hiermee wordt aangesloten bij het feit dat het nieuwe kinderopvangstelsel twee jaar vertraagd is en in 2027 ingaat.
- Afschaffing buitenlandse partiële belastingplicht
- Een andere amendement regelt de afschaffing van de buitenlandse partiële belastingplicht.
De buitenlandse partiële belastingplicht is een aanvullende fiscale faciliteit voor expats die gebruik maken van de 30%-regeling. Door deze faciliteit hoeven zij geen box 2 of 3 belasting te betalen over hun buitenlands kapitaalinkomen. Deze faciliteit is door de Belastingdienst aangemerkt als een “opmerkelijke belastingconstructie”.
Dit amendement schaft de buitenlandse partiële belastingplicht af. Hierbij geldt een overgangsregeling, waardoor de laatste expat nog uiterlijk tot en met 2026 gebruik kan maken van deze fiscale regeling. De opbrengsten vloeien terug naar de algemene middelen.
Accijnskorting op benzine, diesel en LPG blijft
Ook het amendement over het in stand houden van de accijnskorting op benzine, diesel en LPG is aangenomen.
De geplande accijnsverhoging van 1 januari 2024 zet de betaalbaarheid van vaste uitgaven voor veel gezinnen verder onder druk. Daarom stellen de indieners van dit amendement voor om deze accijnsverhoging voor benzine, diesel en LPG in 2024 niet door te laten gaan.
Bij ongewijzigd beleid had deze voorgenomen accijnsverhoging ertoe geleid dat 1 liter benzine met bijna 21 eurocent extra belast zou worden.
Met dit amendement wordt daarom deze prijsstijging voorkomen. De vanaf 1 juli 2023 geldende accijnskorting voor benzine, diesel en LPG wordt met dit amendement één jaar doorgetrokken en de reguliere verhoging (indexatie) per 1 januari 2024 wordt niet doorgevoerd.
Geen hogere vrije ruimte
Het amendement over verruiming van de vrije ruimte van 1,92 naar 5 procent in 2024 in de werkkostenregeling is verworpen.
Naast de amendementen zijn ook een aantal moties aangenomen waaronder de twee moties hierna.
Evaluatie expatregelingen in 2024
Zo is de motie over de evaluatie van expatregelingen zo snel mogelijk starten aangenomen.
In de motie staat het volgende:
- constaterende dat de 30%-regeling volgens de planning pas in 2025 wordt geëvalueerd;
- constaterende dat er twee aanvullende regelingen in samenhang met de 30%-regeling moeten worden bezien, te weten de gerichte vrijstelling voor extraterritoriale kosten en de partiële buitenlandse belastingplicht;
- overwegende dat deze regelingen gezamenlijk zorgen voor een financiële
- derving van 1,1 miljard euro per jaar;
- overwegende dat deze regelingen als complex in de uitvoering worden bestempeld in het rapport Aanpak fiscale regelingen;
verzoekt de regering de evaluatie van deze expatregelingen zo snel mogelijk, en uiterlijk in 2024, te starten.
Uurbedrag vrijwilligersvergoeding indexeren
Ook de motie over het uurbedrag van de vrijwilligersvergoeding indexeren met de tabelcorrectiefactor is aangenomen.
In de motie staat het volgende:
constaterende dat van de vrijwilligersvergoeding de maximumbedragen per jaar en maand wel geïndexeerd worden, maar het uurbedrag niet;
van mening dat het ongewenst zou zijn als het hierdoor lastiger wordt voor mensen om vrijwilligers aan te trekken en vrijwilligerswerk te doen;
verzoekt daarom de regering om vanaf 2024 ook het uurbedrag te indexeren met de tabelcorrectiefactor.
Behandeling in Eerste Kamer
De plenaire behandeling van het pakket Belastingplan 2024 in de Eerste Kamer is voorzien voor 11 en 12 december 2023 en de stemmingen voor 19 december 2023.