Op 29 oktober 2012 is het regeerakkoord '
Bruggen slaan' tussen VVD en PvdA openbaar gemaakt. Ook maken u attent op de paragraaf '
Vergelijk Lente-akkoord, Belastingplan 2013 en Regeerakkoord'.
Onderwerpen die passen in HR-kiosk zijn - (vrijwel) letterlijk overgenomen en in alfabetische volgorde geplaatst - de volgende:
• Algemene nabestaandenwet (Anw)
Voor nieuwe gevallen wordt de maximale duur van een nabestaandenuitkering beperkt tot een jaar. In dat jaar kunnen zij met behulp van bestaande instrumenten een baan zoeken. Er is geen re-integratieplicht.
• Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ)
De
AWBZ wordt omgevormd tot een een nieuwe landelijke voorziening waarin de intramurale ouderen- en gehandicaptenzorg (vanaf ZZP 5) landelijk wordt georganiseerd met een budgetgrens middels de contracteerruimte. De voorziening krijgt daarbij een centraal beleidskader, zowel zorg in natura als pgb’s maken deel uit van de voorziening. Zowel inkoop als indicatiestelling komt hier terecht. De bestaande regionale structuur van zorginkoop met budgetplafond wordt vooralsnog gehandhaafd, terwijl de indicatie wordt beperkt tot degenen die het echt nodig hebben. De besparing ontstaat door het terugdringen van regionale variatie en spreiding in tariefstelling. Het gebruik van persoonsgebonden budgetten heeft juist bij deze zorg overigens geleid tot zorg op maat en institutionele innovaties. Dat wil het kabinet verder bevorderen.
• Ambtenaren
- Het ontslagrecht van ambtenaren wordt in overeenstemming gebracht met het ontslagrecht van werknemers buiten de overheid. Ook secundaire arbeidsvoorwaarden van ambtenaren worden – na raadpleging van de sociale partners – gelijkgetrokken met die in de private sector.
- Met de organisaties van werknemers bespreekt het kabinet het openstellen van de laagste ambtelijke loonschalen, zodat medewerkers in facilitaire functies eventueel in dienst genomen kunnen worden.
- In afwijking van het advies van de commissie Dijkstal wordt het salaris van bewindspersonen definitief niet verhoogd. In lijn hiermee passen we het wetsvoorstel normering topinkomens aan, dat betrekking heeft op de salarissen in de (semi-) publieke sector. De norm wordt 100 in plaats van 130 procent van een ministersalaris. Die geldt niet alleen voor topfunctionarissen, maar voor alle medewerkers. Het is mogelijk een uitzondering te maken als dat noodzakelijk is.
- De bijdrage aan de incidentele loonontwikkeling (ILO) in de (semi)collectieve sector in 2016 en 2017 wordt beleidsmatig op nul gesteld.
• AOW (leeftijd)
De
AOW-leeftijd wordt geleidelijk verhoogd tot 66 jaar in 2018 en 67 jaar in 2021 en vervolgens gekoppeld aan de stijging van de levensverwachting.
Tabel: nieuw tijdpad verhoging AOW-leeftijd (aantal maanden) |
|
2013 |
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
2021 |
Huidige wet |
1 |
2 |
3 |
5 |
7 |
9 |
12 |
15 |
18 |
Na deelakkoord |
1 |
2 |
3 |
6 |
9 |
12 |
16 |
20 |
24 |
• AOW (partnertoeslag)
De partnertoeslag voor
AOW gerechtigden wordt per 1 juli 2014 ingeperkt.
AOW-gerechtigden die samen met hun partner (die nog niet
AOW gerechtigd is) een totaalinkomen hebben van meer dan 50.000 (exclusief
AOW) ontvangen niet langer de partnertoeslag.
• AOW (tegemoetkoming)
De bezuiniging op de
AOW-tegemoetkoming aan personen die een onvolledige
AOW- uitkering hebben, wordt teruggedraaid. Deze is niet langer nodig, wanneer de nieuwe overbruggingsregeling in werking treedt (zie onder).
• AOW (uitkering)
- De uitkering op basis van de algemene ouderdomswet (
AOW) voor samenwonende
AOW-ers wordt gelijkgetrokken met die van gehuwden.
- De uitkering van iedere
AOW’er die samenwoont met één of meer volwassenen (ook als het gaat om eerste graad bloedverwanten) wordt per 2015 vastgesteld op 50% van het netto minimumloon. Dit geldt voor nieuwe instroom in de
AOW, voor
AOW-ers waarvan de huishoudsituatie wijzigt en na afloop van het overgangsrecht voor het zittend bestand.
- Voor mensen die per 1-1-2013 nu reeds deelnemen aan een vut- of prepensioenregeling, en zich niet hebben kunnen voorbereiden op de
AOW leeftijdsverhoging, wordt vanaf 2013 een overbruggingsregeling ontworpen. De regeling geldt voor deelnemers met een inkomen tot 150% WML en kent een partner- en vermogenstoets (exclusief eigen woning en pensioenvermogen). Mocht invoering per 1-1-2013 op praktische bezwaren stuiten, dan wordt aan de regeling terugwerkende kracht vanaf 1-1-2013 toegekend.
• Arbeidskorting
De arbeidskorting neemt toe met een bedrag dat oploopt tot 500 euro per werkende per jaar in 2017.
• Arbeidsvoorwaarden
Het kabinet wil onderzoeken of het werkt om bij de arbeidsvoorwaarden uit te gaan van de loonsombenadering. Op die manier wordt het mogelijk ruimte voor secundaire arbeidsvoorwaarden – het pensioen uitgezonderd – te gebruiken voor meer loon.
• Arbeidsmigratie
Per 1 januari 2014 vervallen de beperkingen voor de toegang van Bulgaarse en Roemeense werknemers tot de arbeidsmarkt. Dat vergroot het belang om het project EU-arbeidsmigratie, het programma aanpak malafide uitzendbureaus en de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving met kracht uit te voeren.
• Assurantiebelasting naar 21%
Het tarief van de assurantiebelasting wordt per 1-4-2013 verhoogd naar 21%. Het overgangsrecht wordt zo vormgegeven dat het nieuwe tarief van 21% van toepassing is op premies voor zover die betrekking hebben op een verzekerde periode van na 31-3-2013 (ongeacht wanneer deze premies betaald zijn).
NB: Assurantiebelasting is een belasting die je als verzekeringnemer moet betalen over de verzekeringspremie. Over de premie van de meeste verzekeringen berekent de Belastingdienst assurantiebelasting. Er zijn echter een aantal verzekeringen waarover geen assurantiebelasting hoeft te worden betaald. Dat geldt bijvoorbeeld voor:
- levensverzekeringen;
- ongevallen-, invaliditeits-, en arbeidsongeschiktheidsverzekeringen;
- ziekte- en ziektekostenverzekeringen en;
- werkloosheidsverzekeringen;
• Banken
De hoogte van de maximale variabele beloning binnen de financiële sector wordt wettelijk vastgelegd op 20 procent van de vaste beloning.
• Belasting (heffing)
De verschillen in belastingheffing tussen ondernemers en werknemers zijn de afgelopen jaren toegenomen. Om meer evenwicht te bereiken wordt een winstbox ingevoerd in 2015.
. Bestuur
- Het verminderen van het aantal politieke ambtsdragers met 25% zoals opgenomen in het regeerakkoord Rutte I vindt voor gemeenten geen doorgang. Voor de provincies blijft de maatregel wel van kracht (10 mln. vanaf 2015).
- Het eindperspectief voor gemeenten leidt tot besparingen die ontstaan door schaalvoordelen, verminderen van toezicht, vereenvoudiging van regelgeving en minder dubbeling van taken. De besparing gaat uit van een daling van het aantal gemeenteambtenaren doordat gemeenten groter worden of met elkaar gaan samenwerken. Er is uitgegaan van het rekenkundige equivalent van een vermindering met 75 gemeenten in de periode tot 2017. Voor de totale periode komt deze benadering neer op een resterend aantal van 100-150 gemeenten in 2025.
- In de periode tot 2017 komt er een eerste opschaling naar 10 provincies. Het eindbeeld betreft 5 landsdelen in 2025. In deze kabinetsperiode worden Noord-Holland, Utrecht en (delen van) Flevoland samengevoegd.
• Bijstand
- Om het activerende karakter van de bijstand te vergroten, geldt de arbeids- en re-integratieplicht en de plicht tot tegenprestatie naar vermogen voortaan voor iedereen. Er zijn geen categoriale ontheffingen meer. Een individuele ontheffing heeft een tijdelijke karakter en betreft alleen de arbeidsverplichting. Permanente ontheffing van de arbeids- en re-integratieverplichting bestaat alleen nog voor mensen die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn.
- Gezichtsbedekkende kleding wordt verboden in het onderwijs, de zorg, het openbaar vervoer en in overheidsgebouwen. In de openbare ruimte kan de politie ten behoeve van identificatie gelasten de gezichtsbedekkende kleding af te leggen. Wie deze kleding draagt, voldoet niet aan de eisen voor een bijstandsuitkering.
- Het kabinet spant zich in EU-verband in om ook voor EU-onderdanen te laten gelden dat zij pas na zeven jaar bijstand kunnen krijgen, mede in het kader van een te ontwikkelen ingroeimodel voor de sociale zekerheid.
- Wie de Nederlandse taal niet beheerst krijgt geen bijstandsuitkering. Dit uitgangspunt wordt consequent toegepast: voor vreemdelingen uit derde landen, EU-onderdanen en Nederlanders.
• Bijzondere bijstand
De individuele bijzondere bijstand voor daadwerkelijk gemaakte kosten wordt verruimd. Extra aandacht is er voor gezinnen met kinderen, werkenden met een laag inkomen en ouderen met een klein pensioen. De mogelijkheden voor bijzondere bijstand in de vorm van een aanvullende zorgverzekering of een pas voor culturele, maatschappelijke en sportvoorzieningen worden ruimer. Het is belangrijk dat kinderen uit gezinnen met een laag inkomen kunnen sporten. Daarom wordt de subsidie aan Jeugdsportfonds Nederland verlengd en de Sportimpuls verhoogd. Mensen die langdurig van een laag inkomen rond moeten komen zonder zicht op verbetering, krijgen op individuele basis een toeslag. Categoriale bijzondere bijstand voor aannemelijke kosten wordt beperkt. Voor dit hele pakket wordt structureel 100 miljoen vrijgemaakt.
• Discriminatie (gelijke lonen)
Het kabinet zet zich actief in om nog bestaande loonverschillen tussen mannen en vrouwen voor gelijke arbeid weg te nemen.
• Doorwerkbonus
Er komt een doorwerkbonus voor werknemers van 61 tot 65 jaar met een laag inkomen. Hiermee kan een werknemer die doorwerkt, sparen om de financiële gevolgen van de stijging van de
AOW-leeftijd vanaf 2013 op te vangen. Wanneer in 2021 de
AOW-leeftijd 67 is kunnen degenen die doorwerken tot 65,5 jaar gemiddeld anderhalf jaar eerder met pensioen zonder er financieel op achteruit te gaan. De doorwerkbonus geldt voor werknemers met een inkomen vanaf 90 procent van het wettelijk minimumloon, is maximaal van 100 tot 120 procent en stopt bij een inkomen van 175 procent van het wettelijk minimumloon.
• Flexwerkers
- Flexibele arbeid is belangrijk voor een goed functionerende arbeidsmarkt en economie. Het is nodig om bedrijven in staat te stellen pieken en dalen op te vangen. Flexibele arbeid mag echter niet verworden tot een goedkoop alternatief voor werk dat beter door vaste werknemers gedaan kan worden. Er komen initiatieven om flexibele en vaste arbeid beter met elkaar in balans te brengen.
- Door openstelling van de laagste loonschalen kunnen flexwerkers aan de onderkant van de arbeidsmarkt, zoals schoonmakers en cateringmedewerkers, gewoon weer in dienst worden genomen. De rijksoverheid zal op dit punt het goede voorbeeld geven.
- Samen met sociale partners zal gekeken worden naar verbetering van de wettelijke bescherming voor verschillende vormen van flexibel werken. Daarbij zullen onder andere ketenregelingen en concurrentiebedingen bekeken worden.
• Huishouduitkeringstoets
De huishoudinkomenstoets wordt vervangen door een huishouduitkeringstoets. Dit voorkomt dat binnen een huishouden sprake kan zijn van stapeling van uitkeringen, waardoor de inkomsten hoger zijn dan bij de buurman of buurvrouw die aan het werk is. Tegelijkertijd wordt ervoor gezorgd dat het wel loont om aan het werk te gaan door dit loon niet te verrekenen met de uitkeringen in het huishouden.
• Kindregelingen
- De kindregelingen worden hervormd en versoberd. Oogmerk is het stelsel te vereenvoudigen, de arbeidsparticipatie te verhogen en inkomensondersteuning te bieden waar die het hardste nodig is. De negen kindregelingen worden teruggebracht tot maximaal vier. Twee zijn in samenhang gericht op inkomensondersteuning (Algemene Kinderbijslagwet en Wet Kindgebonden Budget) en twee op participatiebevordering (inkomensafhankelijke combinatiekorting en kinderopvangtoeslag).
- Om de onderlinge afstemming van onderwijs, peuterspeelzaalwerk en kinderopvang te optimaliseren wordt de financiering van het peuterspeelzaalwerk onder de Wet Kinderopvang gebracht. Daarbij zal bestaande gemeentelijke financiering worden betrokken. Belemmeringen voor samenwerking zullen op basis van de ervaringen in de nu lopende pilots worden weggenomen. De bestaande minimumeisen aan voor- en vroegschoolse educatie worden onderdeel van de afspraken. Financieringsstromen worden op elkaar afgestemd.
- Door extra investeringen in voor- en vroegschoolse educatie verbeteren we de kwaliteit en de taalvaardigheid van het personeel.
- De veiligheid van kinderen in de kinderopvang heeft de hoogste prioriteit. Screening van het personeel zal voortdurend plaatsvinden.
- De positie van ouders wordt versterkt. De verschillende klachten- en geschillenregelingen worden gestroomlijnd, zodat ouders bij elke voorziening een beroep kunnen doen op een klachtenfunctionaris/vertrouwenspersoon en een laagdrempelige geschillenregeling.
- Het aanbod van voorzieningen dient aan te sluiten bij de wensen van ouders. Met de sector worden afspraken gemaakt over een grotere flexibiliteit in het aanbieden van contracten. Doel is een verbeterde aansluiting tussen gebruikte en betaalde uren. Indien nodig wordt dit wettelijk vastgelegd.
- In de kinderbijslag worden de bedragen verlaagd naar de bedragen van de jongste leeftijdscategorie, er gelden leeftijdsonafhankelijke bedragen. Deze maatregel wordt al in 2014 ingevoerd. Daarnaast wordt de kinderbijslag in de tweede helft van 2013 en 2014 niet geïndexeerd. Dit geldt ook voor het hele jaar 2015.
- In het kindgebonden budget wordt de inkomensgrens waar onder het volledige bedrag wordt ontvangen, verlaagd naar de inkomensgrens die ook in de zorgtoeslag wordt gebruikt. In het kindgebonden budget wordt het bedrag voor het eerste kind met ingang van 2015 met 25 euro en voor het tweede kind met ingang van 2015 met 517 euro verhoogd.
• Maatschappelijke stages
De wettelijke verplichte maatschappelijke stages worden per 2015 (voor scholen schooljaar 2015/16) afgeschaft.
• Onderwijs
- Transparantie door onderwijsinstellingen en bedrijven voor leerlingen en studenten over de loopbaanperspectieven.
- Het beschikbaar stellen van voldoende stageplekken.
- Verbeteren van de doorstroom door praktisch ingestelde leerlingen een verkorte route door het beroepsonderwijs te bieden.
- Verkennen van mogelijkheden voor aanpassing van de bekostiging van instellingen voor middelbaar beroepsonderwijs (MBO) en/of van meer cofinanciering door bedrijfsleven, waaronder een investeringsfonds voor moderne apparatuur en middelen voor techniekopleidingen.
- Verminderen de schooluitval in het technisch onderwijs door betere structurering van dat onderwijs en intensievere begeleiding.
- Het aantal kenniscentra Beroepsonderwijs Bedrijfsleven wordt sterk gereduceerd en taken worden ondergebracht bij de Stichting Beroepsonderwijs en Bedrijfsleven.
- De vereenvoudigingsvoorstellen op het gebied van de studiefinanciering uit het Voorstel tot wijziging van onder meer de Wet studiefinanciering 2000 (Studeren is Investeren) worden alsnog doorgevoerd.
- In het begrotingsakkoord is 105 mln. beschikbaar gesteld voor de kwaliteit van docenten en schoolleiders. Voor begeleiding van startende bèta leraren en jonge academische leraren in het voortgezet onderwijs wordt 100 mln. incidenteel extra uitgetrokken: 50 mln. in 2013 en 50 mln. in 2014. Deze middelen worden ingezet via een tijdelijke regeling (niet lumpsum).
• Onderwijs (kwaliteit)
Met het onderwijsveld willen wij tot afspraken komen over verbetering van de kwaliteit van leraren en schoolleiders. Over betere begeleiding van startende docenten en bijscholing van bestaande docenten en schoolleiders. Over professionalisering van het personeelsbeleid met behulp van de Onderwijsinspectie. Over terugdringing van het aantal onbevoegde docenten. Het oordeel van de Onderwijsinspectie over scholen zal zich ook gaan uitstrekken tot de categorieën “goed” en “excellent”. Onderdeel van het akkoord is dat scholen die hun kwaliteit op orde hebben, minder hoeven te verantwoorden dan scholen die slecht scoren. Scholen gaan publieke verantwoording afleggen over behaalde resultaten en gebruikte middelen.
Andere elementen die het kabinet betrekt bij te sluiten akkoorden:
- Het zo effectief mogelijk benutten van kostbare onderwijstijd.
- Modernisering van de huidige wettelijke onderwijstijdnorm.
- De ouderenregeling (BAPO) afbouwen om ruimte te creëren voor moderne arbeidsvoorwaarden.
- Het versneld voldoen aan gewenste beloningscodes.
- Vanaf 2017 is voor dit pakket ruim 340 miljoen beschikbaar, op voorwaarde dat het lukt de arbeidsvoorwaarden te moderniseren.
En verder
- De eisen rond lerarenopleidingen worden aangescherpt en een groter deel van dit onderwijs moet in de praktijk plaatsvinden.
• De eisen van bekwaamheid uit het Lerarenregister en de bijscholingsplicht van docenten worden met ingang van 2017 wettelijk verankerd.
• De mogelijkheden om slecht functionerende docenten aan te pakken, nemen toe nu de rechtspositie van ambtenaren in overeenstemming zal worden gebracht met die van andere werknemers.
• Het participatie- en vervangingsfonds wordt gemoderniseerd, zodat goed werkgeverschap beter kan worden beloond.
• In het onderwijs zal een stofkamoperatie plaatsvinden, zodat het aantal administratieve verplichtingen en voorschriften voor verantwoording kan verminderen.
• Er komen normen die borg moeten staan voor de menselijke maat in het onderwijs en voor minder overhead. De bekostiging wordt daarop geënt en deze normen zijn ook leidend bij fusies.
- In krimpgebieden moeten alle vormen van samenwerking mogelijk zijn. Denominatie noch fusietoets mag daarbij in de weg staan.
- Het leerwegondersteunend onderwijs (LWOO) en het praktijkonderwijs (PRO) worden doelmatiger en gaan vallen onder het gebudgetteerde stelsel van samenwerkingsverbanden voor passend onderwijs.
- Consultatiebureaus gaan doelgroepkinderen voor wat betreft risico op taalachterstand toetsen en doorverwijzen. Het beschikbare extra geld voor Vroeg en voorschoolse educatie zal in het licht van bovenstaande worden aangewend.
- In het middelbaar beroepsonderwijs (MBO) gaat het kabinet door met actieplan ‘Focus op vakmanschap’, maar op een verantwoord tijdpad. Daarbij wordt inkorting en intensivering van de opleidingen en een sterk vereenvoudigde kwalificatiestructuur betrokken.
- Er komen minder opleidingen en uitstroomprofielen zodat de kwaliteit in het MBO kan toenemen. Kleine opleidingen worden in principe beëindigd.
- Er is 250 miljoen beschikbaar om te intensiveren in het MBO, gekoppeld aan prestatieafspraken met instellingen. Volle roosters, uitdagende opleidingen, voldoende aandacht voor de basisvaardigheden taal/rekenen en een sterke praktijkoriëntatie dragen bij aan meer kwaliteit.
- De langstudeerdersboete voor studenten wordt afgeschaft.
- Er komt een sociaal leenstelsel in het hoger beroeps- en universitair onderwijs voor de basisbeurs in de bachelor- en in de masterfase. Dit geldt voor nieuwe studenten met ingang van september 2014. De aanvullende beurs blijft buiten het sociale leenstelsel, om de toegankelijkheid van het onderwijs te garanderen.
- De openbaarvervoerkaart voor studenten wordt een kortingkaart in 2015, die ook beschikbaar komt voor scholieren in het MBO. Vervoerskosten vallen (tot een zeker maximum) onder het sociaal leenstelsel.
- De opbrengsten van de maatregelen in de studiefinanciering worden geïnvesteerd in het onderwijs en onderzoek.
- Voor het compenseren van onbedoelde effecten van het vrijgeven van het collegegeld.
- De verstrekking van gratis schoolboeken wordt teruggedraaid. Het huidig systeem van inkoop van boeken door scholen kan in stand blijven. Ter compensatie van het afschaffen van de gratis schoolboeken worden de bedragen in het kindgebonden budget voor ouders van kinderen van 12-17 jaar in 2 stappen verhoogd.
- Het beleid gericht op bekostiging op basis van kwaliteit wordt voortgezet.
- Toelating tot het hoger onderwijs vindt plaats op basis van een daarvoor kwalificerend diploma. Selectie aan de poort blijft toegestaan voor University colleges, studies waar het aantal aanmeldingen het aantal opleidingsplaatsen overstijgt en voor opleidingen met bijzondere toelatingseisen, zoals in de kunsten.
- Het aantal plaatsen aan de kunstopleidingen wordt gereduceerd; via scherpere selectie voor en na de poort is er op de kunstopleidingen alleen plaats voor de meest getalenteerden.
- Bestuur, beheer en beloningen bij instellingen van hoger onderwijs worden in overleg met de sector versneld op orde gebracht.
• Ontslagbeleid
- Het kabinet handhaaft de preventieve ontslagtoets in de vorm van een verplichte
adviesaanvraag aan de Uitvoeringsorganisatie Werknemersverzekeringen (UWV). Criteria voor rechtmatig ontslag worden nauwkeurig omschreven. De parallelle route via de kantonrechter vervalt. Het UWV gaat het overgrote deel van de aanvragen binnen vier weken afhandelen (nu zes weken).
- Bij ontslag wegens bedrijfseconomische redenen blijft het UWV dezelfde toetsingscriteria hanteren als tot nu toe. Werkgevers zullen een transitiebudget* moeten betalen, tenzij het ontslag ingegeven is door de slechte financiële situatie van de werkgever en de werkgever failliet zal gaan als hij aan die verplichting moet voldoen.
- De preventieve UWV-toets vervalt als in de collectieve arbeidsovereenkomst (cao) is voorzien in een qua inhoud en snelheid vergelijkbare procedure.
- Een werkgever kan zich tot de rechter wenden als hij iemand wil ontslaan in strijd met het opzegverbod, of een tijdelijk contract wil ontbinden terwijl de arbeidsovereenkomst die mogelijkheid niet biedt.
- Een ontslagen werknemer kan zich tot de rechter wenden. Die zal het UWV-advies zwaar laten wegen. De toetsingscriteria voor de rechter worden identiek aan de criteria die het UWV toepast voor een werkgever.
- Indien de rechter een ontslag onterecht vindt of in hoofdzaak aan de werkgever te wijten, kan hij een vergoeding toekennen. Indien de werkgever is afgeweken van een negatief ontslagadvies van het UWV, kan de rechter het ontslag ook ongedaan maken.
- De ontslagvergoeding bedraagt maximaal een half maandsalaris per dienstjaar, met een grens van 75.000 euro. Er is geen mogelijkheid tot hoger beroep.
- Werknemers hebben bij ontslag in de periode tussen twee banen recht op de volgende voorzieningen. Allereerst de bestaande wettelijke opzegtermijn van één tot vier maanden, afhankelijk van de duur van het dienstverband. Daarnaast is de werkgever bij onvrijwillig ontslag of het niet verlengen van een tijdelijk contract van minstens een jaar een vergoeding voor scholing in de vorm van een transitiebudget verschuldigd. De omvang van dit budget bedraagt een kwart maandsalaris per dienstjaar met een maximum van vier maandsalarissen.
* Werknemers krijgen bij onvrijwillig ontslag een financiële vergoeding, het zogenoemde transitiebudget. Dit vervangt de ontslagvergoeding die via de kantonrechter werd afgesproken.
•
Overige fiscale maatregelen
- De aanvulling in de bijstand en de Anw voor alleenstaande ouders wordt afgeschaft.
- De fiscale alleenstaande ouderkorting en de aanvullende alleenstaande ouderkorting worden afgeschaft. Daarvoor in de plaats komt in het kindgebonden budget een alleenstaande ouderkop van 2800 euro per jaar.
- De ouderschapsverlofkorting en de aftrek voor levensonderhoud kinderen (Lok) worden afgeschaft.
•
Participatiewet
- Het wetsvoorstel Werken naar Vermogen wordt vervangen door een nieuwe
Participatiewet, in te voeren op 1 januari 2014. De participatiewet voegt de Wwb, Wsw en een deel van de Wajong samen. Het kabinet ontwerpt een quotumregeling voor het in dienst nemen van arbeidsgehandicapten door grotere werkgevers. Gezorgd wordt dat niemand tussen wal en schip valt. Naarmate het aantal plaatsen in de sociale werkvoorziening afneemt, neemt het aantal reguliere plaatsen voor arbeidsgehandicapten toe. De quotumregeling wordt vanaf 1 januari 2015 (het jaar waarin de nieuwe wet ook voor bestaande gevallen in de Wet Sociale Werkvoorziening (Wsw) gaat gelden) in zes jaar stapsgewijs ingevoerd. Zo voorkomen we dat verdringing optreedt en krijgen de werkgevers tijd om aanpassingen door te voeren. Ten opzichte van het wetsvoorstel Werken naar Vermogen bevat de Participatiewet de volgende wijzigingen.
- De herbeoordeling voor jongeren die al een arbeidsongeschiktheidsuitkering (Wajong) hebben en de verlaging van de uitkering voor deze groep worden geschrapt.
- In zes jaar wordt een quotum van vijf procent opgebouwd voor bedrijven voor het aannemen van arbeidsgehandicapten. Wanneer een bedrijf niet aan het quotum voldoet volgt een boete van 5.000 per werkplaats voor een arbeidsgehandicapte. Er komt een uitzondering op de quotumregeling voor bedrijven met minder dan 25 werknemers.
- De efficiencykorting op de sociale werkvoorziening over zes jaar wordt gespreid.
- De instroom in de sociale werkvoorziening in zijn huidige vorm stopt met ingang van 1 januari 2014. Gemeenten krijgen binnen de wettelijke kaders ruimte om zelf beschut werk als een voorziening te organiseren. Er is geld om via deze voorziening structureel uiteindelijk dertigduizend werkplekken te realiseren afgestemd op honderd procent van het wettelijk minimumloon. De verplichting voor gemeenten om één op de drie vrijgevallen plaatsen in de sociale werkvoorziening op te vullen vervalt.
- Voor zover werknemers voor een loon onder het wettelijk minimumloon werken, is dat altijd tijdelijk en groeit het totaal van loon en aanvullende uitkering toe naar het wettelijk minimumloon. Op basis van de evaluatie van de lopende experimenten met loondispensatie wordt een beslissing genomen over de maatvoering en invulling hiervan.
- Op de bij gemeenten en UWV beschikbare re-integratiemiddelen wordt een doelmatigheidskorting doorgevoerd, mede in het licht van grote decentralisaties zoals bij de Participatiewet.
•
Pensioen (sparen)
- Het is een maatschappelijk aanvaarde norm dat met veertig jaar werken iedereen redelijk in staat moet zijn om een pensioen bij elkaar te sparen van 70 procent van het gemiddeld verdiende loon. Het Witteveen-kader, de wettelijke regeling waarbij fiscaal aantrekkelijk sparen voor het pensioen mogelijk wordt gemaakt, wordt op deze norm gebaseerd. Dit leidt tot een verlaging van het opbouwpercentage met -0,4% (redactie: van 2,25 naar 1,75%).
- Met het inkomen boven € 100.000 (drie keer modaal) kan niet langer fiscaal gunstig pensioen worden opgebouwd (redactie: in 2012 ligt die grens op circa € 162.000).
• Privacy
De privacytoezichthouder, het College Bescherming Persoonsgegevens, krijgt meer bevoegdheden, waaronder de bevoegdheid meer boetes uit te delen. Bij de bouw van systemen en het aanleggen van databestanden is bescherming van persoonsgegevens uitgangspunt. Daar hoort een 'privacy impact assessment' (PIA) standaard bij. Inbreuken door de overheid zijn voorzien van een horizonbepaling en worden geëvalueerd.
• Regeldruk
- De regering koerst aan op een structurele verlaging per 2017 met 2,5 miljard (ten opzichte van 2012) van de regeldruk voor bedrijven, professionals en burgers. Daartoe wordt een verband gelegd tussen het invoeren van nieuwe regels en het laten vervallen van bestaande regels.
- Ook de minder meetbare, maar zeer merkbare regeldruk wordt verminderd door met belanghebbenden in ten minste vijftien regeldichte sectoren en domeinen de ervaren problemen te verkennen en concrete oplossingen te vinden. Sectoren als chemie, logistiek, agri & food, life sciences, de bouw, (jeugd)zorg, onderwijs en politie zullen hier deel van uitmaken.
- De dienstverlening door overheden moet beter. Bedrijven en burgers kunnen uiterlijk in 2017 zaken die ze met de overheid doen – zoals het aanvragen van een vergunning – digitaal afhandelen. Er komt een eenmalige gegevensuitvraag voor ondernemers die gebruik maken van het Ondernemingsdossier om bedrijfsgegevens uit te wisselen met de overheid.
- Door de ordening en de governance (verantwoordelijkheden van partijen) te verbeteren kunnen de belangrijke bijdragen die woningcorporaties, pensioenfondsen, zorginstellingen, scholen en spoorbedrijven aan de welvaart en het welzijn in ons land leveren, vergroot worden. Het kabinet zal hiertoe voorstellen doen.
• Urencriterium
Bekenen wordt of door toepassing van het urencriterium in inkomensregelingen méér werken beter kan gaan lonen.
• Verblijfsvergunning
- Werkgevers en malafide verhuurders die personen zonder verblijfsvergunning te werk stellen of onderdak bieden, pakt het kabinet hard aan.
- Illegaal verblijf wordt strafbaar gesteld. Daarbij zijn particulieren en particuliere organisaties die individuele hulp bieden niet strafbaar.
- De eisen voor inburgering worden aangescherpt, zowel in het buitenland als in Nederland.
• Vervoer
- Er komt geen kilometerheffing. In plaats daarvan wordt het programma Beter Benutten doorgezet dat een bijdrage levert aan het verminderen van files.
- Het Eurovignet wordt verder toegespitst op schonere vrachtwagens. Eventuele geraamde meeropbrengsten komen ter beschikking voor investeringen in weginfrastructuur.
- De vrijstelling in de motorrijtuigenbelasting voor oldtimers wordt vanuit milieuoverwegingen afgeschaft.
- De OV-studentenkaart wordt per 2016 omgezet in een studentenkortingskaart voor het openbaar vervoer. Deze kortingskaart wordt ook verstrekt aan mbo-studenten jonger dan 18 jaar. Fiscale weglek wordt voorkomen.
• Vrouwen
Het kabinet streeft naar meer vrouwen in hogere (management)functies bij de rijksoverheid, zowel bij nieuwe instroom in de algemene bestuursdienst als in overige functies. In 2017 bestaat ten minste 30 procent van de algemene bestuursdienst (ABD) uit vrouwen.
• Werkkostenregeling (WKR)
In het Belastingplan 2013 is een verhoging opgenomen van de forfaitaire ruimte van de werkkostenregeling van 0,1%. Deze verhoging wordt teruggenomen. Dit levert vanaf 2014 een besparing op van structureel 100 mln.
• Werkloosheidswet
- De duur van de WW-uitkering wordt maximaal 24 maanden: 12 maanden gerelateerd aan het laatstverdiende loon en 12 maanden gerelateerd aan het wettelijk minimumloon. In de eerste tien jaar bouwen werknemers per gewerkt jaar één maand WW-recht op, daarna een halve maand per gewerkt jaar. Bestaande rechten voor wat betreft de opgebouwde jaren worden binnen het maximum van de nieuwe systematiek gerespecteerd.
- Voor 55-plussers die ontslagen worden gaat de inkomensvoorziening voor oudere werklozen (IOW) gelden, zonder partner- of vermogenstoets en met sollicitatieplicht. De IOAW vervalt.
- Het financiële voordeel dat werkgevers hebben door deze hervorming van het ontslagrecht wordt verrekend door verhoging van de WW-premie. Bezien wordt de
mogelijkheid om de WW-premie per werkgever te differentiëren op basis van criteria van goed werkgeverschap.
- Bij cao mag worden afgeweken van het afspiegelingsbeginsel, dat bepaalt dat ontslagen evenwichtig moeten worden gespreid over de verschillende leeftijdsgroepen.
- Het verhalen van de eerste zes maanden WW/uitkering op werkgevers vindt geen doorgang. De WW-premies gaan structureel vanaf 1-1-2014 met 1,3 mld. omhoog. Deze lastenverzwaring voor werkgevers komt in de plaats van het WW-verhaal en wordt gecompenseerd door lagere ontslagvergoedingen, die door een wettelijke norm in omvang beperkt worden, en omgezet in een transitiebudget ten bate van (om)scholing en van werk-naar-werk trajecten.
- De definitie van passende arbeid wordt in 2014 aangescherpt. De maatregel houdt in dat reeds na 6, in plaats van 12 maanden, alle arbeid als passend wordt aangemerkt. Eveneens vanaf 6 maanden komt de WW-gerechtigde in aanmerking voor inkomstenverrekening in plaats van urenverrekening.
• Wetsvoorstel Werken naar Vermogen
Zie alinea Participatiewet.
• Wet Werk en Bijstand (WWB)
- In de WWB wordt vastgelegd dat gemeenten een bijstandsuitkering drie maanden moeten stoppen als de sollicitatieplicht niet wordt nageleefd. Hervatting vindt slechts plaats na een verzoek van betrokkene.
- Om de naleving van WWB-verplichtingen te verbeteren wordt de handhaving strikter. De arbeidsverplichtingen en de duur en hoogte van de bijbehorende sancties worden geüniformeerd. Ernstige misdragingen tegen ambtenaren die de regelingen uitvoeren, leiden tot onmiddellijke stopzetting van de uitkering. Dit gaat gelden voor de hele sociale zekerheid.
• Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO)
- Gemeenten worden geheel verantwoordelijk voor de activiteiten op het gebied van ondersteuning, begeleiding en verzorging. De aanspraken worden beperkt, dienstverlening wordt versoberd en meer gericht op waar ze het hardste nodig is en gaat vallen onder de WMO. De aanspraken op huishoudelijke hulp worden vervangen door een maatwerkvoorziening voor degenen die het echt nodig hebben en het niet uit eigen middelen kunnen betalen.
- De combinatie van de introductie van inkomensafhankelijke zorgfinanciering en het organiseren van zorg dicht bij mensen maakt beperking, vereenvoudiging en decentralisatie mogelijk van regelingen als compensatie eigen risico, de aftrek specifieke zorgkosten en de wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten. Hieruit wordt een nieuwe gemeentelijke voorziening gefinancierd met een omvang van ruim 750 miljoen.
- De gemeenten wordt een zeer ruime beleidsvrijheid gegeven met betrekking tot de concrete invulling van deze gedecentraliseerde voorzieningen.
• Zorg (kosten)
- Financiering van zorg wordt in hoofdzaak inkomensafhankelijk. De zorgtoeslag verdwijnt. Voor 2017 gaat het kabinet uit van een nominale premie van 400, daarna blijft de verhouding tussen de nominale en inkomensafhankelijke premie constant.
- Het bestaande eigen risico wordt budgettair neutraal omgezet in een inkomensafhankelijk eigen risico. De drie treden gelden voor drie even grote inkomensgroepen (en zullen bij invoering grofweg 180-350-595 bedragen).
- De zorgkosten blijven gelijk verdeeld tussen werkgevers en werknemers.
• Zorg (verzekeraars)
Concentratie van voorzieningen zorgt vaak voor een hogere kwaliteit tegen lagere kosten. Verzekeraars zijn er verantwoordelijk voor dat dit doel bereikt wordt, door selectiever te contracteren op basis van heldere kwaliteitscriteria. Daarom wordt de basisverzekering beperkt tot naturapolissen; de restitutiepolis gaat naar de aanvullende verzekering.
• Zorg (inkomensbeleid)
- De afgelopen jaren hebben grote groepen medewerkers in de (semi-)collectieve sector hun bijdrage aan het herstel van de overheidsfinanciën geleverd, doordat de groei in hun arbeidsvoorwaarden afgeremd werd met de zogeheten “nullijn”. De medewerkers in de zorg zijn hier tot nu toe uitgezonderd van geweest. Het is dus redelijk van hen een bijdrage te vragen.
- Het kabinet zal nu in gesprek gaan met de zorgsector, met als uitgangspunt een meer gelijke behandeling tussen de verschillende onderdelen van de collectieve sector. In dit overleg zal het kabinet er tevens op aandringen om, binnen de beschikbare middelen, ruimte vrij te maken (100 miljoen) voor het verbeteren van de arbeidsmarktpositie van specifieke groepen zorgmedewerkers.
- Het rapport van de commissie Meurs is leidraad bij het inkomensbeleid gericht op medisch specialisten. Het fiscale ondernemersvoordeel voor medisch specialisten vervalt in 2015, als het specialistenhonorarium integraal onderdeel is van het ziekenhuisbudget en het beheersmodel medisch specialisten verdwijnt. De vorming van mega- of regiomaatschappen wordt ontmoedigd.