De werkgelegenheid in Europa is vorig jaar gestegen naar een nieuw recordniveau. Dat blijkt uit cijfers die Europees statistiekbureau Eurostat heeft gepubliceerd.
In 2016 had in totaal 71,1 procent van de 20- tot 64-jarigen in de EU een betaalde baan. Dat is bijna 1 procentpunt meer dan het vorige recordniveau, uit 2008. In 2015 kwam de teller tot 70,1 procent van de beroepsbevolking.
De EU-landen streven ernaar om in 2020 minstens drie kwart van de 20- tot 64-jarigen aan een baan te helpen. Vorig jaar werd dat peil in acht lidstaten bereikt. Zweden spande daarbij de kroon, met een werkgelegenheid van ruim 81 procent. Nederland eindigde met 77 procent op plaats vijf, achter Duitsland, Groot-Brittannië en Denemarken. (Bron: Allesoverhr e.a., 25 apr. 2017)
Dat zegt CBS-hoofdeconoom Peter Hein van Mulligan in een interview in de Telegraaf (30-8-2017).
Dat is op z’n zachtst gezegd vreemd, wanneer het CBS dit toegeeft. Wanneer we namelijk een definitie goed verklaren, is er ook voor het aangeven van de mate van werkloosheid maar 1 getal de juiste.
Wanneer we in grote lijnen over de juiste aantallen beschikken, is een relatief kleine afwijking geen probleem, maar wel wanneer we allerlei begrippen door elkaar halen en te pas en te onpas gebruiken om het succes van het regeringsbeleid aan te tonen. Het aantal arbeidsinactieven is met 1,8 miljoen vrij hoog (WIA/WAO + WW + Bijstand + Vroegpensioen), waarvan 1,3 miljoen mensen wel tot het arbeidspotentieel zouden kunnen horen (Bron: CBS). In 2014 schreef de redactie al een artikel over de toename in het aantal banen, waarbij enige relativering wel op z’n plaats zou zijn.
Lees: meer banen en meer arbeidsplaatsen een sprookje.
Nederland telt 5 procent meer bedrijven dan begin vorig jaar. Er waren op 1 januari van dit jaar 1 665 795 bedrijven, een toename van 78,5 duizend op jaarbasis. De nieuwe bedrijven zijn meestal eenmanszaken. Dat meldt het CBS op basis van nieuwe cijfers over de bedrijvendemografie.
Het aantal bedrijven waar 1 persoon werkzaam is, is met 79,5 duizend toegenomen, het aantal bedrijven met meer dan 1 werkzame persoon nam per saldo met duizend af. Dat past in het patroon van de afgelopen jaren: in de afgelopen tien jaar is het aantal bedrijven met bijna 600 duizend toegenomen, bijna volledig door de groei van het aantal een pitters.
Niet bij alle bedrijfsgroottes is sprake van groei. Zo daalde het aantal bedrijven met 2-9 werkzame personen afgelopen jaar met 3 duizend. Deze groep krimpt al sinds begin 2012: sinds dat jaar daalde het aantal bedrijven van die omvang met 20 duizend. (Bron: CBS, 22 jan. 2018)
Zes procent van de bedrijven met meer dan 50 werknemers verplaatste in de periode 2014–2016 bedrijfsactiviteiten naar het buitenland. De meeste van die bedrijven verplaatsten administratieve en managementtaken. Met de verplaatsingen waren meer dan 30 duizend banen gemoeid. Eén procent van de bedrijven haalde eerder verhuisde activiteiten weer terug naar Nederland.
Ruim 250 bedrijven verplaatsten administratieve en managementfuncties, zoals financiële, boekhoud- en coördinatieposten naar het buitenland. Ongeveer 220 bedrijven verplaatsten (een deel van) hun kernactiviteit, productie of levering van diensten voor de markt. Dit betrof onder andere arbeidsplaatsen in fabrieken, maar ook ontwerp- of onderhoudsfuncties voor klanten. Bron: CBS, 28 jun. 2018)
Een greep uit de (hogere) functies waar de komende tijd veel vraag naar zal zijn: data-analisten, IT-specialisten, engineers, maar ook experts op het gebied van HR en organisatieontwikkeling. Het World Economic Forum verwacht dat de gevraagde skills in 2020 voor 35 procent afwijken van de huidige vaardigheden van mensen. Het Forum heeft hiervoor een top 10 opgesteld:
UWV verwacht dat de banenkrimp in de financiële dienstverlening ook de komende jaren doorzet, hoewel de relatieve omvang van de krimp iets afvlakt. UWV bij de publicatie van de 'Factsheet arbeidsmarkt Financiële dienstverlening': "De financiële dienstverlening is de enige sector in de economie waarin het aantal banen van werknemers structureel krimpt.
Toch komen er ondanks de banenkrimp ook veel vacatures bij. Dit heeft onder meer te maken met vervanging van personeel door de vergrijzing en verschuivingen in gevraagde beroepen. In het hogere financiële segment neemt het aantal banen daarom juist toe. Dit geldt ook voor specialistische ICT-beroepen." (Bron: VVP, 15 aug. 2018)
Marlies Tolkamp mag een beroep gekozen hebben dat vooral in het nieuws is vanwege de enorme tekorten, zelf merkt ze daar bijzonder weinig van. Het is vijf jaar geleden dat de 29-jarige uit Ulft de Pabo afmaakte en nog altijd heeft ze geen vaste baan. Wel veel invalwerk. 'Ik heb de afgelopen jaren op een stuk of zestig scholen in de Achterhoek voor de klas gestaan.'
Toen vorig jaar de term lerarentekort een vlucht nam, waren er in feite nog genoeg leraren, blijkt nu uit cijfers van het UWV. In 2017 waren per kwartaal gemiddeld zo’n 900 vacatures voor leraren in het basisonderwijs; in dezelfde periode had het UWV gemiddeld 1.100 kortdurend werklozen in de kaartenbakken. ‘Dat zijn mensen die minder dan een half jaar werkloos zijn en in principe zo de arbeidsmarkt op kunnen’, zegt IJzerman. Eén probleem: ze wonen op de verkeerde plek. (Bron: De Volkskrant, 19 aug. 2018)
Amsterdam is niet populair onder werknemers in de financiële sector. De stad staat op een 11e plek van voorkeurssteden in Europa, blijkt uit onderzoek van Intelligence Group. Op woensdag 31 oktober ging Geert-Jan Waasdorp in gesprek met Bas van Werven van BNR Nieuwsradio over dit onderwerp.
In Amsterdam wil maar 3% van de financiële professionals werken en in Parijs is dit 21%. ‘Waarom komt Nederland er zo slecht vanaf?’, vraagt Van Werven zich af. ‘Er zijn verschillende redenen voor,’ vertelt Geert-Jan Waasdorp: ‘Als we kijken naar deze doelgroep dan maakt het bonusplafond Nederland minder aantrekkelijk.’ (Bron: Intelligence Group, 2 nov. 2018)
In 2017 waren er in Nederland 54 duizend voltijdbanen in hernieuwbare energie en energiebesparing. In 2008 waren dit er nog 35 duizend. De werkgelegenheid in de hernieuwbare energie en energiebesparing stijgt onafgebroken sinds 2008, met enkel een kleine terugval in 2011. De werkgelegenheid in de conventionele energie groeide vanaf 2008 gestaag tot 2014, waarna zij terugviel tot het niveau van 2008. In 2017 waren er omgerekend 64 duizend voltijdbanen verbonden aan conventionele energie.
In 2017 waren er in Nederland 54 duizend voltijdbanen in hernieuwbare energie en energiebesparing. In 2008 waren dit er nog 35 duizend. De werkgelegenheid in de hernieuwbare energie en energiebesparing stijgt onafgebroken sinds 2008, met enkel een kleine terugval in 2011. De werkgelegenheid in de conventionele energie groeide vanaf 2008 gestaag tot 2014, waarna zij terugviel tot het niveau van 2008. In 2017 waren er omgerekend 64 duizend voltijdbanen verbonden aan conventionele energie. (Bron: CBS, 11 dec. 2018)
Met een druk op de knop heeft staatssecretaris Tamara van Ark (SZW) het nieuwe online Kenniscentrum inclusieve en sociale werkgelegenheid www.inclusiefwerkt.nl gelanceerd: ‘Met dit Kenniscentrum komt een inclusieve arbeidsmarkt een stapje dichterbij. Actuele kennis en de juiste tools helpen immers meer werkzoekenden met een beperking aan een betaalde baan. Dat is onze gezamenlijke ambitie.’
Initiatiefnemers SBCM en Cedris bundelen op het Kenniscentrum alle expertise over inclusieve en sociale werkgelegenheid.
Huib van Olden, voorzitter SBCM: ‘De kracht van het Kenniscentrum ligt in het zich direct richten op beleid, uitvoering en de werkzoekende zelf. Beleidsmakers vinden bijvoorbeeld informatie over de inzet van techniek om mensen meer mogelijkheden te bieden op passend werk. De jobcoach kan zich aanmelden voor een landelijke kenniskring met vakgenoten. De werkzoekende leert werknemersvaardigheden. Het Kenniscentrum ondersteunt alle schakels en verbindt daarbij kennis met praktijk.’
Job Cohen, voorzitter Cedris: ‘Begeleiding van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt naar een betaalde baan vraagt om de juiste kennis, ervaring en kunde. Die moeten overal in het land beschikbaar zijn. Het bundelen, verder ontwikkelen en centraal beschikbaar stellen van dat alles is meer dan ooit nodig om een werkelijke inclusieve arbeidsmarkt te realiseren. Daar dragen we op deze manier aan bij.’
Ondanks de krapte op de arbeidsmarkt komen kwetsbare groepen moeilijker aan betaald werk en behouden in mindere mate hun baan. Gemeenten blijven achter in de uitvoering van de Participatiewet, terwijl jaarlijks het aantal mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt groeit. Gemeenten hebben te maken met veel verschillende doelgroepen die maatwerk nodig hebben, zoals statushouders en mensen met een GGZ-verleden of degenen die eerder een beroep konden doen op de Wajong. Op een toegankelijke manier vinden direct betrokkenen op het kenniscentrum informatie over alle functionaliteiten om kwetsbare groepen aan werk te helpen: Werkfit maken, Matching en begeleiding, Passend werk, Detachering, Beschut werk en Werkgeversnetwerk.
Waar voorheen initiatieven zich richtten op de verschillende spelers, bedient het Kenniscentrum ze allemaal: beleidsmaker/beslisser, professional/expert en werkzoekende/werknemer. In haar verkenning ´Sociale infrastructuur voor kwetsbare groepen onder de Participatiewet´ spreekt de SER van de noodzaak van een landelijk dekkende sociale infrastructuur om met de juiste instrumenten de doelen van Participatiewet en de banenafspraak te halen. Het Kenniscentrum faciliteert deze infrastructuur.
Redactie: Graag wijzen wij werkgevers ook op de No-risk polis als een belangrijke maatregel van de Participatiewet.
De opkomst van superjobs is een kenmerk van de toekomstige arbeidsmarkt. Deze nieuwe functies zullen een aantal taken samenvoegen die vroeger door verschillende werknemers werden uitgevoerd. Dat creëert een nieuw type werknemer, die verschillende opdrachten moet combineren. Lees het rapport van consultant Deloitte d.d. 11 april 2019.
Het UWV heeft 140 beroepen in 13 verschillende sectoren op een rij gezet waar werkgevers de meeste moeite hebben om personeel te vinden. De beroepenlijst is gebaseerd op eerder onderzoek van het UWV dat op 23 december 2019 is gepubliceerd.
De 140 moeilijk vervulbare vacatures bevinden zich in de volgende 13 sectoren:
De bouwsector maakte in de laatste drie maanden van 2019 de laagste kwartaalgroei in vier jaar tijd mee. En met 137 faillissementen stijgt het aantal omgevallen bouwbedrijven nu al zes kwartalen op rij.
De krimp in de bouwsector en de daling van 18% in afgegeven vergunningen voor nieuwbouw in 2019 passen volgens CBS-hoofdeconoom Peter Hein van Mulligen totaal niet in de economische wet van vraag en aanbod. „De sector krimpt terwijl de vraag enorm is. Dit is echt een paradox.”
Toch durft het CBS de term bouwcrisis nog niet in de mond te nemen, omdat de aanleg van infrastructuur en bouw van kantoren cijfermatig nog in de lift zitten. Aannemers zetten zich echter al schrap voor door de stikstof- en PFAS-problematiek veroorzaakte daling. (Bronnen: Ad, De Telegraaf, CBS e.a., feb. 2020)
Het aantal personen in het onbenut arbeidspotentieel zonder betaald werk daalde in 2019 tot 680 duizend, het laagste aantal na 2008. Het gaat om 314 duizend werklozen volgens de officiële ILO-definitie en 366 duizend mensen die ofwel zochten naar werk ofwel beschikbaar waren. In de periode 2014-2018 had gemiddeld 19 procent van de personen in het onbenut arbeidspotentieel zonder werk drie maanden later wel werk. Mensen die zichzelf als werkzoekend beschouwden vonden vaker werk dan mensen die dat niet deden. (Bron: CBS, 5 mrt. 2020)
800.000 mensen met een flexcontract zijn in gevaar door de coronacrisis. Dat zegt vakbond FNV (6 mrt. 2020) middels een optelsom van het aantal mensen in Nederland met een heel onzekere aanstelling. Onderbouwing van het getal meer dan 800.000:
NO-NCW en MKB-Nederland hebben samen met gemeenten, vakbonden en de landelijke overheid het platform NLWerktDoor opgezet. De organisaties brengen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt samen nu corona tot baanverlies én werkgelegenheid leidt.
UWV noteerde eind maart 250.000 lopende WW-uitkeringen, 10.000 meer dan een maand eerder. Tegelijkertijd staan sectoren als zorg, logistiek en land- en tuinbouw te springen om arbeidskrachten. Via NLWerktDoor moeten snelle matches van vraag naar en aanbod van arbeid tot stand komen. Werkgevers kunnen met hun vraag op de website van NLWerktDoor terecht. Die vraag wordt vervolgens neergelegd bij één van de 35 regionale werkgeversservicepunten (WSP’s). (Bron: VNO-NCW, 24 apr. 2020)
“Investeringen zijn nodig in onze publieke sectoren, in ons toekomstige verdienvermogen door grotere innovatiekracht en hogere productiviteit, in meer inclusiviteit door gelijkere kansen en eerlijker delen, en in een duurzaam leefklimaat, nu en in de toekomst, kortom: in onze brede welvaart.” Dat schrijft de Sociaal-Economische Raad (SER) in zijn advies aan de informateur. Het is voor het eerst in vijftien jaar dat werkgevers- en werknemersorganisaties samen met kroonleden tot een dergelijk middellange termijn advies komen. (Bron: AWVN, 2 jun. 2021)
Uitzendbureaus danken hun bestaan in hun huidige vorm, vooral sinds de tweede helft van de twintigste eeuw, aan vaak snel wisselende periodieke of tijdsgebonden algemeen economische en sectorgebonden conjunctuurverschillen (= afwisseling in de hoeveelheid werk). Voor een stuk ligt de wijdverspreide ingang van uitzendarbeid in het economische landschap aan het gebrek aan eenheid bij werknemers. Er wordt zeer kort op de man gespeeld inzake het aanbod ten aanzien van de door werkgevers gevraagde tijdelijke arbeidskrachten om plotse eerder kortdurende activiteitspieken op te vangen.
Onder meer de land- en tuinbouwsector en daarvan afgeleide bedrijven b.v. uit de voedingsnijverheid zoals ondernemingen die diepvriesgroenten verwerken doen vaak een beroep op uitzendbureaus om geschikte seizoensarbeiders te vinden in drukke periodes zoals het aanplanten, zaaien en oogsten van gewassen. Hetzelfde geldt voor sectoren die actief zijn rond een product- of dienstengamma waarvan het gebruik hoogtepunten kent tijdens feestperiodes zoals de bakkers en chocolade-industrie rond het religieuze Pasen of kinderfeest Sinterklaas/Sint-Maarten. Ook de Kerst- en eindejaarsperiode zijn voor bepaalde werkgevers zoals traiteurs, restauranthouders en shopping- of winkelcentra druk. Tijdens het toeristische hoogseizoen schakelt de betrokken sector met horeca-uitbaters heel dikwijls uitzendkrachten in. Voor jobstudenten zijn het dan hoogdagen.
Uitzendarbeid wordt beschouwd als een vorm van flexwerk.
Zeker in de aanvangstijd was de rechtspositie van uitzendkrachten slecht. Vele voordelen uit de cao's van vaste werknemers zoals uitkering bij ziekte, vakantie, pensioen en opleidingstijd en -geld werden hun door het uitzendbureau niet toegekend en konden bij de inlener niet afgedwongen worden. Eind jaren tachtig kwam hierin geleidelijk verandering in Nederland en ontstonden bijvoorbeeld ook regels omtrent het herhaald inhuren van dezelfde uitzendkracht: sindsdien krijgt de uitzendkracht na verloop van tijd dezelfde rechten als vast aangestelde krachten.
De uitzendkrachten beginnen altijd in een fase A-contract. Na 78 gewerkte weken gaan ze over naar een fase B-contract. Een fase A-contract is te vergelijken met een nulurencontract. Dit houdt in dat de werknemer bijna geen rechten en plichten heeft. In een fase B-contract ontstaan er meer rechten en stijgt het uurloon. Wanneer een fase B-contract afloopt heeft het uitzendbureau twee opties. Of ze gaan niet verder met de uitzendkracht of hem/haar wordt een vast contract aangeboden. Dit laatste komt tegenwoordig bijna niet meer voor.
Nederland
De uitzendkrachten zijn bij het uitzendbureau ingeschreven als werkzoekende, en komen in dienst bij het uitzendbureau zodra ze uitgezonden worden naar een bedrijf. Tussen de uitzendkracht en het uitzendbureau bestaat een uitzendovereenkomst (arbeidsovereenkomst).
De uitzendkracht wordt dan ook betaald door het uitzendbureau, en niet door het inlenende bedrijf. Het inlenende bedrijf betaalt het uitzendbureau (meestal het salaris van de uitzendkracht met wettelijke lasten (loonsom) plus een toeslag). Het is een veel gehoorde misvatting dat een uitzendbureau een deel van het salaris van de uitzendkracht inhoudt.
Er zijn vele uitzendbureaus, sommige algemeen, sommige gespecialiseerd op een bepaald deelgebied van de arbeidsmarkt. Grote organisaties zijn vaak vertegenwoordigd in meerdere landen. Een van de eerste uitzendbureaus in Nederland (begin twintigste eeuw) was het HTO (Holland Typing Office) aan het Damrak te Amsterdam, geleid door Selma Meyer en Annette Monash.1
Zowel bij uitzenden als bij detacheren kan de inlenende partij aansprakelijk worden gesteld voor af te dragen belastingen en premies. Dit is in de invorderingswet 1990 geregeld. Dit risico heet ketenaansprakelijkheid.
In 2011 bleek uit sociologisch onderzoek dat een meerderheid van 187 benaderde Nederlandse uitzendbureaus zich schuldig maakte aan discriminatie. In 1991 was een vergelijkbaar resultaat uit onderzoek voortgekomen.
Het voorstel voor de Wet toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten (WTTA) is aan de Tweede Kamer aangeboden. Het wetsvoorstel moet de positie van uitzendkrachten verbeteren en malafide uitzendbureaus harder aanpakken.
De misstanden in de uitzendbranche, die met name de arbeidsmigranten raken, zijn al jaren een doorn in het oog van het inmiddels demissionaire kabinet. Uit een rapport uit 2022 van de Nederlandse Arbeidsinspectie (NLA) is naar voren gekomen dat 98% van de slachtoffers van arbeidsuitbuiting en ernstige benadeling arbeidsmigrant is. Het gaat dan om misstanden op het gebied van onderbetaling, huisvesting en gezond en veilig werken.
De WTTA, die voortvloeit uit het advies van het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten (commissie-Roemer), introduceert naar verwachting per 1 januari 2026 een publiek toelatingsstelsel voor uitleners. Dat is een jaar later dan oorspronkelijk gepland in het conceptwetsvoorstel, waarin bovendien nog sprake was van een certificeringsplicht voor uitleners. Onder uitleners vallen alle rechtspersonen en ondernemingen die arbeidskrachten ter beschikking stellen, zoals gedefinieerd is in de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (WAADI).
Uitleners worden periodiek gecontroleerd
Uitleners mogen straks alleen nog arbeidskrachten ter beschikking stellen als zij daartoe door het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zijn toegelaten. Hiervoor moeten uitleners kunnen aantonen dat zij relevante wet- en regelgeving naleven, een verklaring omtrent het gedrag (VOG) overleggen en financiële zekerheid geven. Een belangrijke toelatingseis wordt dat de uitlener moet voldoen aan het voorstel voor de Wet toezicht gelijke kansen bij werving en selectie, dat op dit moment bij de Eerste Kamer ligt. Om financiële zekerheid te bieden, moet een uitlener een waarborgsom van € 100.000 voldoen (of € 50.000 gedurende een half jaar voor startende uitleners). Private inspectie-instellingen gaan periodiek (ten minste jaarlijks) controleren of toegelaten uitleners nog voldoen aan alle eisen, die later bij algemene maatregel van bestuur worden vastgelegd.
Voor inleners geldt dat zij per 1 januari 2026 alleen nog arbeidskrachten mogen inhuren van toegelaten uitleners. Er komt een openbaar register met toegelaten uitleners, zodat inleners zich ervan kunnen verzekeren dat ze niet met een malafide partij in zee gaan. Dit moet kwaadwillende uitleners uit de markt drukken. De NLA, die voor de handhaving wordt uitgebreid met negentig voltijdsbanen, ziet toe op de toelatingsplicht en kan uitleners én inleners beboeten als zij zich niet aan de regels houden. Deze boete kan oplopen tot € 90.000 per overtreding. Bij een herhaalde overtreding kan de NLA (na een waarschuwing) de uit- of inlenende organisatie preventief stilleggen. Ook kan het ministerie van SZW een toelating intrekken, bijvoorbeeld als een inlener zich schuldig maakt aan arbeidsmarktdiscriminatie.
Voor een snelle aanpak van de problematiek in de sector bevat het wetsvoorstel overgangsrecht. Dat moet uitleners stimuleren om vóór 1 juli 2025 een toelating aan te vragen en zich, in aanloop daarnaartoe, vrijwillig te laten certificeren door de Stichting Normering Arbeid (SNA).
Ga terug naar subrubriek