Inhoud
- Nieuw pensioenstelsel
- Kabinet zet zelf pensioenwijziging in gang
- Koolmees gooit olie op het vakbondsvuur
- Plan Omtzigt referenda nieuw pensioenstelsel is "doorgeschoten schijndemocratie"
- Voorstel referendum is instemmingsrecht pensioendeelnemers verdient alle steun! Is ander verhaal.
- Pensioenfondsen worstelen met communicatie over het nieuwe pensioenstelsel
Nieuw pensioenstelsel
Stijging premie
Dat Nederland aan een nieuw pensioenstelsel toe is, doet mij denken aan de noodzakelijke privatisering van de ziektekostenverzekering in 2006. De goedkoopste verzekeringen zijn sinds die tijd bijna 5x in prijs
1 verhoogd. Gemiddeld is de premie voor ziektekosten met 300% gestegen. Van € 31,25 in 2005 naar nu meer dan € 100 per maand. Het ging in totaal om een bedrag van ruwweg 8 miljard euro per jaar aan ziekenfondspremie (werknemer + werkgever) dat sindsdien in de kas van de verzekeraar terechtkomt.
1 Zie
weblog.independer.nl
Nederland rijkste land van de wereld
Nederland is het rijkste land van de wereld. Een overschot op de betalingsbalans en al helemaal geen staatsschuld! En het vermogen van de pensioenfondsen neemt ieder jaar gigantisch toe.
Het vermogen van pensioenfondsen en pensioenverzekeraars is sinds 2008 van 1,1 biljoen euro met ruim 615 miljard euro gegroeid tot 1,7 biljoen euro (1.700 miljard). Dat meldt het
CBS (24-2-2016).
Wanneer we daar ook nog de lijfrentes en kapitaalverzekeringen bij optellen, komen we aan het astronomische bedrag van meer dan 2.000 miljard euro aan “pensioengeld”. Dat is ruim € 250.000 per huishouden. (We laten dan nog de meer dan 400 miljard aan spaargeld er buiten)
De positie van de fondsen is aanzienlijk verbeterd door irreële kortingen en premieverhogingen. Wat is dan het probleem bij de pensioenfondsen en verzekeraars die nog nooit zoveel kapitaal hebben gehad? En dan hebben we het nog niet eens over de te hoge beheerskosten van de meeste pensioenfondsen. De verzekeraars met hun woekerpolissen laten we ook voorlopig buiten beschouwing.
Hoeveel belasting moet over die € 2.000 miljard betaald worden? Minstens 30%. Er is dus helemaal geen staatsschuld! Deze vordering wordt gemakshalve niet meegenomen op de balans van de Overheidsschuld.
Dekkingsgraad
Voor de berekening van de dekkingsgraad wordt de actuele waarde van de beleggingen gedeeld door de contante waarde van de pensioenverplichtingen. Voor de actuele waarde van de beleggingen wordt de marktwaarde gebruikt. Over dit deel van de berekening is weinig discussie, maar wel over de berekening van de contante waarde van de pensioenverplichtingen. Voor deze berekening is de hoogte van de rente waarmee de verplichtingen contant worden gemaakt, de disconteringsvoet, essentieel en hier is in Nederland al veel discussie over gevoerd. Om niet te zeggen, dat een dergelijke benadering uiterst discutabel is. Kleine veranderingen in de veronderstelde rente hebben grote invloed op de uitkomst vanwege het hoge aantal deelnemers, hun pensioenrechten en de lange termijn waarover de pensioenen worden uitgekeerd.
De dekkingsgraad is de verhouding tussen het vermogen van het fonds en de pensioenverplichtingen. Stel: er wordt geen premie meer betaald en alle opgebouwde pensioenen worden uitbetaald tot de laatste deelnemer is overleden. Bij een dekkingsgraad van 100% lukt dat. Er is precies genoeg geld in kas om de pensioenen te betalen. Boven de 100% houdt het fonds op de begrafenis van de laatste deelnemer nog geld over. Bij een lager percentage is er volgens deze methodiek onvoldoende geld om de langst levende deelnemers nog van een pensioenuitkering te voorzien. Maar wat is de praktische waarde, wanneer pensioenfondsen door de jaren heen gemiddeld 8% rendement op het vermogen maken? Het is eigenlijk bizar dat er, ondanks een decennialang structureel rendement van 8-14%, op dit moment een dekkingstekort zou zijn. Technisch gezien is het allemaal verklaarbaar, maar het is bijna niet meer uit te leggen dat de pensioenen moeten worden gekort, terwijl er tegelijkertijd nog nooit zoveel “geld” in kas heeft gezeten.
De rekenrente is de rente waarmee fondsen toekomstige verplichtingen waarderen (afgeleid van rentes op risicovrij papier) Het is echter van de zotte dat wij ons voor het vaststellen van de dekkingsgraad conformeren aan een rekenrente van 1% gebaseerd op de rentevoet, die meneer Draghi voornamelijk voor de zuidelijke landen heeft vastgesteld. Nog meer lenen tegen een lage rente om andere dure leningen te kunnen aflossen. Resultaat is (al vele keren voorspeld) dat Griekenland zijn schulden nooit meer kan terugbetalen.
|
Levensverwachting
100 jaar geleden besloot de toenmalige Tweede Kamer om de pensioengerechtigde leeftijd van 70 jaar te verlagen naar 65 jaar. Dus 100 jaar lang werd de pensioendatum niet verhoogd!
Bij dit gegeven hoort een levensverwachting: die rond 1900 op 44 jaar lag en 50 jaar later in 1950 voor de man iets meer dan 70 en voor de vrouw op 72 jaar. In 1980 voor de man bijna 73 jaar en de vrouw 80 jaar en in 2011 de man 79 en vrouw 83 jaar. De verwachting is dat we gemiddeld steeds ouder worden.
Maar ook het aantal jaren dat mensen hebben gewerkt, heeft te maken met wanneer zij er aan toe zijn om met pensioen te gaan en laten we de discussie over wel/niet zware beroepen maar even terzijde. In 1917 gingen velen (in weerwil van het kinderwetje van Houten) al op 12 jarige leeftijd aan het werk en bijvoorbeeld in Twente was een hulpje in de textielfabriek in die tijd vaak nog jonger. In 1946 ging het merendeel met 16 jaar aan het werk. Door vooral langere scholing gaat vandaag de dag (als er al werk is) de gemiddelde jongere pas na het twintigste levensjaar aan het werk en velen nog een paar jaar later.
Volgens het
CBS (2014) is de gemiddelde leeftijd waarop een man komt te overlijden 80 jaar. De levensverwachting voor pasgeboren meisjes was 83,3 jaar.
Verder geeft het
CBS als prognose aan dat de levensverwachting van een Nederlandse man die nu 20 is en in 2060 65 jaar wordt dan nog 24 jaar te leven heeft (en dus gemiddeld 89 zal worden). Een vrouw zal dan gemiddeld 91 worden.
Het langer leven van mensen zal weinig tot geen impact te hebben op de uitkeringstermijn, omdat de pensioeningangsdatum al is uitgesteld naar 67 jaar en deze langzaam verder zal worden uitgesteld. Daardoor ontstaat zelfs een langere financieringstermijn, waar toch weinig tot geen aandacht voor bestaat. Het lijkt echter een ontwikkeling die niet van invloed lijkt op een onderdekking.
Ook de levensverwachting is voor de premievaststelling veel minder interessant geworden, omdat we immers hebben besloten om de pensioengerechtigde leeftijd evenredig te laten stijgen met de levensverwachting (en nu niet meer 100 jaar hetzelfde te laten zijn!)
Rendement
Wat levert de jaarlijkse premie nu feitelijk op?
Met de logaritmentafel kwamen we tot de volgende uitkomsten, waarbij we de berekeningen bewust eenvoudig hebben gehouden, omdat allerlei andere factoren van ondergeschikt belang zijn.
Man |
27 jaar |
Pensioendatum |
69 jaar |
Opbouwtermijn |
42 jaar |
Inkomen |
€ 34.758* |
AOW-franchise |
€ 19.758 |
Pensioengrondslag* |
€ 15.000 |
Premie (werkgever + werknemer) |
23,5% |
Jaarpremie |
€ 3.525 |
Fiscaal toegestaan 70% grondslag |
€ 10.500 |
* Bij loonstijgingen en middelloon pensioen zal de premiebijdrage evenredig meegroeien
Wanneer deze man in 2059 de leeftijd van 69 jaar behaalt, dan is de prognose dat hij nog 20 jaar lang van een uitkering mag genieten. Benodigd kapitaal: 20 * € 10.500 = € 210.000.
Een premie van € 3.525,-- per jaar groeit over 42 jaar, bij de navolgende rendementspercentages, tot het volgende opgebouwd kapitaal:
Premie per jaar |
€ 3.525 |
€ 3.525 |
€ 3.525 |
Rendement |
2% |
4% |
8% |
Opgebouwd kapitaal |
€ 236.737 |
€ 387.794 |
€ 1.161.780 |
Wat is dan het probleem? Ook bij slechts 2% rendement wordt er voldoende kapitaal opgebouwd. Maar waar blijft het bedrag van € 1.161.780 als er gemiddeld 8% rendement wordt gemaakt en er maar tegen die tijd € 210.000 nodig is ? Zijn dat misschien onevenredig hoge kosten en is het rendement en de dekkingsgraad helemaal niet het echte probleem?
Dus eerst maar voordat we nieuwe ideeën lanceren en nieuwe pensioenmethodieken, de kosten eens verklaren.
Zware beroepen?
De pensioenleeftijd kan voor een aantal beroepen (hooguit 15%) te hoog zijn. Discussies hierover: wat is nu wel en niet een zwaar beroep zijn zinloos. Laat iedereen kiezen om tussen zijn 60e en 70e met pensioen te gaan. Daar moet dan meer of minder premie voor worden betaald. Of de uitkering is wat hoger of lager. Simpel toch? Moeilijk te berekenen? Wanneer de rechten individueel worden vastgelegd is dat een simpel computerprogrammaatje.
Andries F. Bongers
Zie ook CBS < ahref="https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2016/08/nationaal-vermogen-gestegen-door-grotere-pensioenpot">Nationaal vermogen gestegen door grotere pensioenpot
Zie:
de pensioenleugen
Kabinet zet zelf pensioenwijziging in gang
Het kabinet zet zelf een aantal pensioenwijzigingen* in gang die de coalitiepartijen in het regeerakkoord hebben afgesproken. De vakbonden zijn hier niet bij betrokken. Die staakten eind november de onderhandelingen met het kabinet, maar ze zijn welkom om weer aan te schuiven, zegt minister Koolmees van Sociale Zaken.
De vernieuwing van het pensioenstelsel is noodzakelijk, zegt het kabinet. Dat de onderhandelingen met de vakbonden zijn stukgelopen mag de voorbereiding niet in de weg staan. Premier Rutte: "We hebben de onderhandelingen moeten stilleggen. Dat is in goede sfeer gegaan. Maar we hebben geen tijd verliezen." Rutte hoopt nog steeds dat de partijen er samen uit kunnen komen. "Het is lastig om het alleen te doen als kabinet, maar door vast met de voorbereidingen te beginnen verliezen we in ieder geval geen jaar."
Redactie: * Dat is op z'n zachtst gezegd vreemd. Van wie is dat geld van de pensioenfondsen eigenlijk? Niet van het kabinet, maar ook niet (meer) van de werkgevers. Het is uitgesteld loon en alleen van de werknemers, die zich door de vakbonden laten vertegenwoordigen. Het kabinet kan wel fiscale regels opstellen en daardoor de fondsen onder druk zetten, maar alleen als dat gaat op basis van de wet en niet op basis van de uitleg van de DNB en minister Koolmees van Art. 126. Dat de fondsen niet altijd even verstandig met hun geld omgaan is nog geen reden om het stelsel rigoureus te veranderen.
Koolmees gooit olie op het vakbondsvuur
De kadergroep NEG was met 2 kaderleden aanwezig bij de voorbereidingen voor de grote actiedag op 18 maart. Hét gespreksonderwerp was de brief die de regering vrijdag 1 februari naar de 2e kamer heeft verstuurd. Deze brief is olie op het vuur van de pensioenonderhandelingen. Wij roepen al onze collega’s op om samen met ons op 18 maart in actie te komen.
De brief van Koolmees aan de tweede kamer maakt volkomen duidelijk hoe dit kabinet over ons denkt. Het is een slag in het gezicht van werkenden en gepensioneerden. We hebben te maken met lieden die in een ivoren toren zitten en totaal geen gevoel hebben bij de mensen in ons land. (Bron:
FNV,
4 feb. 2019)
Plan Omtzigt referenda nieuw pensioenstelsel is "doorgeschoten schijndemocratie", zegt Van Wijnen
Het plan van Pieter Omtzigt (NSC) om referenda te gaan houden over het nieuwe pensioenstelsel is 'doorgeschoten schijndemocratie'. Dat zegt de baas van het grootste pensioenfonds in Nederland,
ABP, in interviewprogramma Z360. Ook over het plan van de PVV, om een streep te zetten door het nieuwe stelsel, is hij niet te spreken. "Dan gaan we terug naar de pensioenijstijd".
Hoewel er sinds mei van dit jaar groen licht is voor het nieuwe pensioenstelsel, stond het onderwerp deze verkiezingen weer volop ter discussie. Tijdens het eerste RTL verkiezingsdebat kaartte NSC-leider Pieter Omtzigt aan dat Nederlanders geen directe inspraak hebben gehad.
Omtzigt wil het nieuwe pensioensysteem het liefst via referenda voorleggen aan de pensioendeelnemers. Pas als een ruime meerderheid van de deelnemers van een pensioenfonds instemmen, zou een fonds overgaan op het nieuwe systeem.
'Tijd dat we gaan uitvoeren'
ABP-bestuursvoorzitter Harmen van Wijnen is daar op zijn zachtst gezegd geen voorstander van. "De Eerste Kamer heeft gesproken, de Tweede Kamer heeft gesproken, de sociale partners hebben gesproken", zegt Van Wijnen. "We hebben zo lang gesproken, het wordt tijd dat we gaan uitvoeren."
Wat is de nieuwe pensioenwet?
Onder het huidige pensioenstelsel komt de premie van alle werkenden in één grote pot, waar de pensioenen van gepensioneerden uit betaald worden. Straks krijgt iedere werkende een eigen potje, waar later zijn of haar pensioen uit betaald wordt. Dat betekent ook dat pensioenen straks meer kunnen meebewegen met de economische ontwikkelingen. Lees er meer over in dit artikel.
Het plan van Omtzigt om toch nog referenda te houden onder de pensioendeelnemers vindt Van Wijnen niet alleen onnodig, hij noemt het 'doorgeschoten schijndemocratie'. De nieuwe pensioenwet is immers de uitkomst van overleg tussen vakbonden, werkgevers en pensioenfondsen, vindt Van Wijnen: "Zo werkt de polder in Nederland."
Geen nieuwe pensioenwet
De pensioenplannen van de PVV gaan nog een stuk verder dan die van NSC: Wilders wil de nieuwe pensioenwet helemaal schrappen, en de AOW-leeftijd ook weer terugdraaien naar 65. "Dat zou betekenen dat we echt weer teruggaan naar de pensioenijstijd", vindt Van Wijnen.
Het wordt tijd dat we gaan uitvoeren vindt Van Wijnen. Ik hoop dat Van Wijnen ook voldoende inzicht heeft in de enorme gevolgen van de "overgang" en niet op basis van zijn predikantschap een standvastig geloof heeft in de goede afloop. (Andries Bongers)
Voorstel referendum is instemmingsrecht pensioendeelnemers verdient alle steun! Is ander verhaal.
Wat houdt dit voorstel tot een referendum in?
Het is goed om uit te leggen wat het voorstel inhoudt en wat het niet is. Het gaat niet om een referendum waarin de deelnemers kunnen beslissen of de WTP wel of niet doorgaat, maar of hun pensioenfonds wel of niet gaat invaren. Een relatief klein pensioenfonds maar met fantastische rendementen, is het pensioenfonds van IBM Nederland (waar ik 30 jaar heb gewerkt) Dit pensioenfonds heeft in overleg met het personeel en de COR besloen om niet in te varen. Daar was geen dwingend referendum voor nodig.
Wanneer het referendum wordt aangenomen, zijn pensioenfondsen verplicht om aan de deelnemers te vragen of er wel of niet wordt "ingevaren" in de WTP.
Onlangs stelden Tweede Kamerleden Agnes Joseph en Pieter Omtzigt (NSC) en Henk Vermeer (BBB) voor de Wet toekomst pensioenen (Wtp) te wijzigen. Hiermee willen ze deelnemers (premieplichtigen, slapers en gepensioneerden) van pensioenfondsen alsnog instemmingsrecht geven over de overgang van hun pensioen naar het nieuwe stelsel. Nagenoeg de hele polder viel over de indieners heen met argumenten als: het voorstel komt te laat, het nieuwe stelsel is te ingewikkeld voor gewone mensen, het getuigt van onbehoorlijk bestuur, de respons in zo’n pensioenreferendum zal te laag zijn, er is het risico van desinformatie en het voorstel leidt af van de discussie over de koopkracht van aanvullende pensioenen. Hoe fel het verzet tegen het voorgestelde instemmingsrecht ook klinkt, overtuigend zijn de argumenten van politici, pensioenfondsbestuurders, toezichthouders en sociale partners bepaald niet!
Het gaat bij de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel, ook wel ‘invaren’ genoemd, om een omvangrijke operatie die grote invloed zal hebben op mensen die pensioen opbouwen en op hen die al van hun pensioen genieten. Deelnemers hebben door afdracht van hun premie en door het rendement dat daarop is gemaakt een collectief vermogen opgebouwd waaruit hun pensioen wordt gefinancierd. Het is niet acceptabel dat de regels rond de verdeling van dat vermogen en de uitkeringen die daaruit worden gerealiseerd fundamenteel worden gewijzigd zonder dat deelnemers daarover enige zeggenschap hebben gekregen.
Je zou het kunnen vergelijken met procedures die gebruikelijk zijn bij een Vereniging van Eigenaars (VvE) van een appartementencomplex. Deze eigenaren dragen maandelijks bij aan de opbouw van het vermogen van de VvE. Dat vermogen wordt gebruikt voor de exploitatie en het onderhoud van het complex. Als er een fundamentele verandering van beleid wordt voorgenomen, bijvoorbeeld de installatie van zonnepanelen, dan is het ondenkbaar dat dit gebeurt zonder instemming van de VvE. In de meeste statuten van een VvE is dan zelfs een gekwalificeerde meerderheid nodig.
Het feit dat de vakbeweging zich opstelt als vertegenwoordiger van de belangen van àlle werknemers en gepensioneerden is niet houdbaar, gegeven het lage percentage van werknemers dat lid is van een vakbond. Daarnaast heeft het
FNV-bestuur de seniorengroep binnen
FNV, die gepensioneerde leden vertegenwoordigt, nagenoeg monddood op het pensioenonderwerp gemaakt. Ook het hoogste orgaan binnen
FNV, het uit honderd personen bestaande Ledenparlement, is vergaand onder druk gezet door het bestuur om (met een nipte meerderheid) in te stemmen met het pensioenakkoord.
Het wijzigingsvoorstel van NSC en BBB verdient daarom alle (politieke) steun!
De argumenten tegen het amendement zijn niet overtuigend.
1. Het is te laat
Een zwak argument in een politieke cultuur waarin de kernactiviteit bestaat uit wetgeving en waarvan het grootste deel van de wetgeving bestaat uit wetswijzigingen. Het is onmogelijk om voor wetswijzigingen een tijdsbeperking vast te stellen. Bij de parlementaire behandeling van de Wtp werd bijvoorbeeld voorgestemd onder het argument om het nieuwe stelsel het voordeel van de twijfel te geven. Met andere woorden aanpassingen zijn in de toekomst waarschijnlijk nodig.
Bovendien moet geconstateerd worden dat bij de laatste verkiezingen nagenoeg alle politieke partijen in hun programma’s een passage hadden gewijd aan het aanvullend pensioen en de Wtp. Per 1 januari 2025 is nog maar een drietal kleine fondsen ingevaren. De grote bedrijfstakfondsen varen per 1 januari 2026 of 2027 in. Bovendien is nu een wetsvoorstel in de maak om de invaarperiode, vanwege allerlei problemen, te verlengen tot 2028. Voortschrijdend inzicht? Het is dus niet te laat!
2. Het is te ingewikkeld voor gewone mensen
Eén van de doelstellingen van de nieuwe wet is dat het nieuwe pensioenstelsel uitlegbaar is. In de transitie naar het nieuwe stelsel is uitlegbaarheid een belangrijke notie die zowel het nieuwe pensioenstelsel als de communicatie over dat stelsel raakt. Uitlegbaarheid kent twee invullingen:
het publiek begrijpt hoe het nieuwe stelsel in elkaar zit;
het publiek aanvaardt het stelsel als zinvol en rechtvaardig.
Bovenstaande omschrijving is afkomstig uit het
Netspar Occasional Paper 03/2022 over de uitlegbaarheid van het nieuwe pensioenstelsel. Het is in dit kader onbegrijpelijk dat de ingewikkeldheid van het nieuwe stelsel een argument zou kunnen zijn tegen een instemmingsrecht.
Hoe zou je zonder referendum kunnen meten of het publiek begrijpt hoe het nieuwe stelsel in elkaar zit en of het publiek het stelsel aanvaardt als zinvol en rechtvaardig? Als inderdaad de vraag te ingewikkeld is, moet dan de conclusie niet zijn dat de wet als zodanig moet worden ingetrokken, omdat hij niet aan een van de belangrijkste doelstellingen voldoet? Geldt dan niet het algemeen aanvaarde principe om niet in een financieel product te stappen als je het niet begrijpt? Of nog algemener geformuleerd: is een onbegrijpelijke wet niet een slechte wet?
3. Het is een vorm van onbehoorlijk bestuur
Dit argument wordt gebruikt omdat pensioenfondsen al kosten hebben gemaakt voor de ombouw en er veel mensen zijn vrijgemaakt bij fondsen en toezichthouders om de transitie mogelijk te maken. Het alsnog ontbreken van een positief signaal na het referendum zou deze kosten en inspanningen overbodig maken. Het argument getuigt van een schokkend gebrek aan vertrouwen. Je zou er toch van moeten uitgaan dat het hele idee van een nieuw stelsel berust op een goede onderbouwing en dat het een merkbare verbetering is ten opzichte van de oude situatie?
Misschien legt het onverhoopt ontbreken van steun voor de nieuwe wet wel een andere vorm van onbehoorlijk bestuur bloot. Talloze deskundigen hebben in brieven aan het parlement, tijdens hoorzittingen die in Eerste en Tweede Kamer werden georganiseerd en in overige publicaties en andere uitingen ernstig gewaarschuwd tegen de invoering van de Wtp. Dat de politiek uiteindelijk ongevoelig bleek voor die argumentatie is duidelijk. Meer en meer wordt nu duidelijk wat het negeren van die waarschuwingen betekent. Via het instemmingsvoorstel kunnen de deelnemers zich alsnog uitspreken voor of tegen het invaren. Het proces van invaren wordt op deze manier democratisch versterkt. Immers, het referendum gaat niet over het afwijzen van de Wtp, maar over het invaren van de oude rechten in het nieuwe stelsel. De politiek zou het moeten toejuichen dat een referendum in ieder geval de mogelijkheden voor juridische acties tegen de Wtp zou kunnen beperken.
4. Een beperkte respons
Bij de gehouden risicobereidheidsonderzoeken was de respons maximaal 8 procent, dus een opkomst van 30 procent in een te houden referendum is niet haalbaar. Dit argument is niet erg sterk. Het risicobereidheidsonderzoek vroeg deelnemers naar de mate waarin zij met het hun toegewezen pensioenvermogen risico wilden nemen. Dat is voor hen een abstracte vraag, vooral als zij zelf geen ervaring hebben met beleggen in een institutionele omgeving.
De vraag of hun pensioen mag worden omgezet van een vaste uitkering naar een variabele uitkering is eenvoudiger en zal zeker kunnen rekenen op een veel grotere respons. Uit het onderzoek van Netspar Invaren of ingroeien in het nieuwe pensioenstelsel? (industry paper 2025/03) blijkt dat er juist een grote respons wordt verwacht. Wij citeren: “De mogelijke opkomst voor een dergelijk referendum is hoog (72 procent) en in alle varianten van het referendum hebben pensioenfondsdeelnemers de voorkeur voor het ingroeien van hun pensioenrechten”. Een respons van tenminste 30 procent, zoals in het wetsontwerp wordt voorgesteld, is dus eerder aan de lage kant dan te hoog. Bovendien, door niet te antwoorden geeft het publiek ook een antwoord. De bal ligt hier bij het pensioenfondsbestuur om zijn deelnemers goed en eerlijk voor te lichten.
5. Risico van desinformatie bij het referendum
Tegenstanders van het instemmingsrecht vrezen desinformatie, gebrek aan interesse, grote complexiteit en gebrek aan representativiteit. Dit zou blijken uit een steekproef onder pensioenfondsbestuurders. Deze angst is ongegrond als de vraagstelling eenvoudig is en de toelichting daarbij glashelder. Opnieuw kun je hierover zeggen dat als het allemaal te complex is om eenduidig en helder te kunnen presenteren, dat dit misschien meer zegt over de kwaliteit van de wet dan over de kwaliteit van de informatie.
6. Liever koopkrachtbehoud dan referendum
Naast de uitlegbaarheid is een beter uitzicht op koopkrachtbehoud een belangrijke doelstelling van de Wtp. De koopkrachtdiscussie van de Wtp gaat echter over de situatie ná invaren. Die discussie is overigens ook hard nodig, maar daar zijn andere maatregelen voor nodig.
We spreken hier over de omzetting van ons collectieve vermogen naar individuele pensioenpotten; een vermogen dat jarenlang onvoldoende was om volledig te kunnen indexeren, maar dat blijkbaar meer dan voldoende is om een greep uit de kas te doen om andere kosten van de Wtp te kunnen financieren. Zoals de kosten van het opheffen van de doorsneepremie. Die, als dit doorgaat, straks twee keer door gepensioneerden en oudere werknemers moet worden betaald. In feite wentelen werkgevers- en werknemersorganisaties deze kosten af op een groep die geen inspraak krijgt in dit gebeuren. Hier is duidelijk sprake van belangenverstrengeling bij de sociale partners. Een referendum kan op zijn minst deze aanpak een vorm van aanvaardbaarheid geven.
Rob de Brouwer, Senioren Netwerk Nederland
Jelle Mensonides, Nederlandse Bond voor Pensioenbelangen
Pensioenfondsen worstelen met communicatie over het nieuwe pensioenstelsel
In 2028 moet de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel zijn afgerond. Pensioenfondsen moeten daar helder en transparant over communiceren naar hun deelnemers, maar veel fondsen hebben nog geen idee hoe ze dat gaan doen en wat voor informatie hun deelnemers überhaupt verwachten.
Dat blijkt uit onderzoek van accountantsorganisatie BDO onder 41 pensioenfondsen. Hoewel het grootste deel van de pensioenfondsen al wel begonnen is met het communiceren over de overgang naar het nieuwe stelsel, heeft bijna tweederde geen duidelijk beeld welke informatie deelnemers hierover verwachten.
Risico op piekbelasting
Bijna 1 op de 5 ondervraagde fondsen weet zelfs nog niet welke informatie volgens de wet gecommuniceerd moet worden. "In dit soort complexe trajecten is communicatie het smeermiddel. Als achteraf blijkt dat deelnemers overvallen of verrast worden door de keuzes die fondsen gemaakt hebben, brokkelt het draagvlak af", legt Werner Hoeve van BDO uit.
En pensioenfondsen moeten wel een beetje vaart gaan maken. Het is de bedoeling dat de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel uiterlijk in 2028 is afgerond, maar 20 van de 41 ondervraagde fondsen wil al in 2026 de overstap maken. Dit levert dan weer een risico op piekbelasting op, stelt BDO. Bijvoorbeeld bij toezichthouder De Nederlandsche Bank, die elke overstap moet goedkeuren.
Toekomstbestendig
Het nieuwe stelsel moet toekomstbestendiger zijn: mensen worden steeds ouder en er komen steeds meer gepensioneerden bij. De nieuwe regels moeten ervoor zorgen dat de uitkering bij economische voorspoed sneller hoger uitvalt, en bij tegenvallers eerder naar beneden wordt bijgesteld.
Bij het oude blijven
Pensioenfondsen kúnnen ervoor kiezen om in het oude stelsel te blijven, bijvoorbeeld als dit invaren heel ongunstig uitpakt voor de deelnemers. Van de ondervraagde fondsen zegt bijna 10 procent bij het oude stelsel te blijven.
Pensioenfondsen die wel overstappen, moeten kiezen naar welke nieuwe contractvorm ze hun opgebouwde pensioenvermogen omzetten. Dat is het geld dat deelnemers de afgelopen jaren al hebben ingelegd. Dit wordt ook wel invaren genoemd.
Daarvoor moeten ze om tafel met werkgevers en vakbonden. Ze hebben daarbij de keuze uit een flexibel of een solidair pensioencontract. In een flexibel pensioencontract heeft de deelnemer meer keuzevrijheid met welk risico hij of zij wil beleggen dan bij een solidair contract.
Welk contract?
Vorig jaar had ruim de helft van de 31 ondervraagde pensioenfondsen nog geen besluit genomen over de contractvorm. Dit jaar is dat nog 42 procent, maar zijn er ook meer pensioenfondsen ondervraagd. Het percentage is dus nauwelijks gedaald.
BDO vermoedt dat dit te maken heeft met de belangenafweging waar pensioenfondsen ook mee worstelen. Enerzijds moeten de belangen van gepensioneerde deelnemers worden behartigd, anderzijds moet er ook oog zijn voor de nog en pas werkende deelhebbers.