Inhoud
- Pensioengevend loon
- Opbouw pensioengevend loon
- Bovenmatig pensioen
- Voorbeeld berekening gewogen deeltijdfactor
- Deeltijdpensioen steeds populairder
Pensioengevend loon
Een loonsverlaging leidt niet altijd tot een lager pensioengevend loon. Zo is het voor oudere werknemers onder voorwaarden mogelijk om in de tien jaren direct voorafgaand aan de in de pensioenregeling vastgestelde pensioeningangsdatum in het werk een stap terug te doen zonder dat dit leidt tot een lager pensioengevend loon. Dat is het geval als:
- de deeltijdfunctie ten minste 50% van een voltijdfunctie bedraagt;
- de werknemer terugtreedt naar een lager gekwalificeerde functie (demotie).
Het voorgaande geldt ook voor de periode na de in de pensioenregeling vastgestelde ingangsdatum. Dit is van belang in het geval van uitstel van de ingangsdatum van het pensioen.
Opbouw pensioengevend loon
Hoewel het feitelijk ontvangen salaris wel lager wordt, is dat niet het geval met het pensioengevend loon. Het pensioengevend loon is zowel van belang voor de opbouw van de pensioenaanspraken als voor de hoogte van de fiscaal maximaal aanvaardbare pensioenaanspraken op de pensioendatum.
Het pensioengevend salaris van een werknemer die in de 10-jaars periode vóór pensionering in deeltijd of demotie werkt, kan gedurende deze periode meestijgen met de loonindex in de bedrijfstak. Deze tegemoetkoming past in het streven om oudere werknemers zo lang mogelijk in het arbeidsproces actief te houden.
Bovenmatig pensioen
De overheid heeft een tegemoetkoming getroffen om te voorkomen dat werknemers die al vóór de tienjaarsperiode in deeltijd werken volgens de fiscale normen te snel een bovenmatig pensioen hebben opgebouwd. Het pensioengevend loon op pensioendatum is bepalend of de pensioenaanspraken op die datum in fiscaal opzicht bovenmatig zijn. Zo mag het ouderdomspensioen op pensioeningangsdatum niet uitgaan boven 100% van het pensioengevend loon op dat tijdstip, de zogeheten
100%-grens. Meer hierover treft men aan in het besluit van de Belastingdienst van
november 2015.
In voorkomende gevallen wordt het pensioengevend loon op de pensioendatum door middel van een gewogen deeltijdfactor herrekend naar een hoger aanvaardbaar pensioengevend loon. Het product van de gewogen deeltijdfactor en het naar een voltijdsalaris herrekende pensioengevend loon op de pensioendatum is dan het pensioengevend loon voor de toetsing van de hoogte van de fiscaal maximaal aanvaardbare pensioenaanspraken.
Voorbeeld berekening gewogen deeltijdfactor
Een werknemer werkt eerst 20 jaar voor 100%, vervolgens 5 jaar voor 70% en de laatste 15 jaar voor 50%. Het feitelijk pensioengevend loon op basis van 50% bedraagt op de pensioendatum € 25.000. De gewogen deeltijdfactor bedraagt: (20/40 x 100%) + (5/40 x 70%) + (15/40 x 50%) = 77,50%. Het voltijd pensioengevend loon op de pensioendatum zou 100%/50% × € 25.000 = € 50.000 bedragen. Het pensioengevend loon voor de 100%-toets bedraagt dan: 77,50% × € 50.000 = € 38.750. (MinFin - CPP2008/1727M, 8 sep. 2008)
Deeltijdpensioen steeds populairder
Het deeltijdpensioen is steeds meer in trek. Oudere werknemers die volgens de verhoging van de
AOW-leeftijd steeds langer door moeten werken, halen zo hun pensioen naar voren. Dat blijkt uit onderzoek van het FD, die cijfers opvroeg bij de grotere pensioenfondsen. In 2021 staat de
AOW-leeftijd al op 67 jaar.
Het gaat volgens de krant vooral om de flexibele regelingen in pensioenen waarbij werknemers gedeeltelijk met pensioen gaan, of in het begin een hogere pensioenuitkering krijgen, die met de jaren wat lager wordt. De cijfers bij pensioenfondsen laten dit zien: onder ambtenaren steeg het aantal van dit soort uitkeringen met 60 procent, in de metaalsector met 50, en in de zorg met zo’n 30 procent.
Grootste reden voor de verhoogde animo voor de regelingen is het halen van de
AOW-leeftijd, omdat helemaal stoppen voor velen er financieel niet in zit. Daarbij lopen veel vervroegd pensioenregelingen af en worden flexregelingen steeds bekender.(Bron: FD, juni 2016)
Ga terug naar rubriek Pensioen.