De belastingwetgeving, die in 2001 grondig is vernieuwd, onderscheidt belaste en belastingvrije vergoedingen, dit was ook in de jaren voor 2001 het geval. Met ingang van 2001 worden ook vergoedingen belastingvrij vergoed die 'naar maatschappelijke opvatting niet als beloningsvoordeel worden ervaren'.
Het voornoemde geldt volgens de fiscus voor een gering aantal vergoedingen, belastingvrij zijn o.m. een extra maandsalaris bij het 25ste en 40ste dienstjaar en een studievergoeding.
Voor bepaalde vergoedingen en tegemoetkomingen mag de werkgever deze tot een bepaald maximum aan de werknemer belastingvrij geven, zij het dat de werkgever daarvoor een eindheffing* betaalt. Een voorbeeld hiervan is het kerstpakket, zie subrubriek Eindheffing.
* Eindheffing betekent dat de loonheffing voor rekening van de werkgever (of uitkeringsinstantie) komt, deze heffing wordt dus niet ingehouden op het loon van de werknemer.
Voor de werkgever geldt dat veruit de meeste kostenvergoedingen geheel of gedeeltelijk aftrekbaar zijn ter bepaling van de winst.
Een vergoeding in geld is belastbaar loon voor de werknemer, de werkgever kan deze vergoeding ook onderbrengen in het forfait. Zie rubriek Werkkostenregeling.
Een overzicht van verschillende vergoedingen (in geld of natura), waarin de situatie van 2010 en de eventueel ingevoerde werkkostenregeling vanaf 2011 tegenover elkaar zijn gezet, staat in subrubriek Samenvatting fiscaliteiten loonbestanddelen.
Meer informatie is te vinden in Handboek Loonheffingen. Ga naar subrubriek Loon- en inkomstenbelasting en klik bij Handboeken Loonheffingen op het door u gewenste jaar.