Of er over smartengeld ook inkomstenbelasting (of loonbelasting) betaald moet worden hangt af van de reden en de aard van de toekenning
Smartengeld is een ander woord voor vergoeding van immateriële schade. Smartengeld is een individuele uitkering ineens. Smartengeld biedt compensatie en genoegdoening voor leed. Denk aan pijn, geestelijk leed of gederfde levensvreugde.
In het eerste geval is de betaling van smartengeld onbelast.
In het tweede geval is de uitkering wel belast omdat we hier te maken hebben met “inkomen uit arbeid” .
Wanneer de medewerker zelf een verzekering afsluit voor letsel, dan betaalt deze de premie uit zijn privé middelen. Een eventuele uitkering is dan onbelast.
Een bedrag aan smartengeld is zoals de meeste vergoedingen van letselschade niet aan inkomstenbelasting onderhevig. Het is namelijk niet te relateren aan een fiscale bron inkomen. Het is een zuivere vergoeding voor leed. Slachtoffers/nabestaanden ontvangen het smartengeld in principe dan ook als netto bedrag.
Smartengeld dat ongeveer 400 Nederlandse slachtoffers van de Holocaust ontvangen van de Duitse overheid moet door de Nederlandse Belastingdienst niet langer worden beschouwd als inkomen. Omdat dat nu wel gebeurt, krijgen die mensen vaak minder of geen huur- of zorgtoeslag. Een meerderheid in de Tweede Kamer van VVD, D66 en CDA wil af van die situatie. Ook de PvdA vindt dat het kabinet er een oplossing voor moet vinden.
Al begin 2008 vroeg de Kamer hier aandacht voor, maar toen antwoordde het kabinet nog dat het smartengeld bijdraagt aan de financiële draagkracht van mensen en net als pensioenen of andere regelmatige uitkeringen kunnen worden gebruikt voor het levensonderhoud.
Eerder waarschuwde het kabinet voor een precedentwerking. Als deze groep wordt uitgezonderd zouden mogelijk ook andere groepen die soortgelijke uitkeringen ontvangen dezelfde rechten moeten krijgen. (Bron: De Telegraaf, 24 jun. 2014)
Leidraad voor de vaststelling van een passend smartengeld zijn eerdere uitspraken van de rechter daarover van belang. Bij de bepaling van de hoogte van het smartengeld spelen meerdere factoren een rol:
De rechtbank (juli 2015) oordeelt dat sprake is van loon uit dienstbetrekking. Geen sprake van onbelaste schadevergoeding voor immateriële schade en verlies aan arbeidskracht, zoals bedoeld in zogenoemde “Smeerputarrest”. Vrijstelling uit de Wet LB is niet van toepassing.
Slachtoffers die gewond raken bij een verkeersongeval zouden niet langer belasting moeten betalen over de schadevergoeding. Het geld dat ze vaak in een keer krijgen van de verzekering - bij ernstig letsel kan dat oplopen tot een bedrag met flink wat nullen - is bedoeld als potje voor de toekomst, bijvoorbeeld om gederfde inkomsten te compenseren. Toch worden de slachtoffers door de Belastingdienst doorgaans bestempeld als 'rijk', waardoor ze vermogensbelasting betalen.
Een opvallende coalitie van organisaties - het Verbond van Verzekeraars, Slachtofferhulp Nederland en de Vereniging van Letselschade Advocaten - pleit op de opiniepagina in Trouw voor een uitzonderingspositie voor die slachtoffers. Hoewel het gaat om een relatief kleine groep - naar schatting 600 tot 700 nieuwe gevallen per jaar - is het voor de mensen die ermee te maken krijgen van groot belang, zeggen de organisaties. De schadevergoeding is eigenlijk geen vermogen, maar een inkomen omdat ze door letsel niet of weinig kunnen werken.
Andere groepen slachtoffers - des-slachtoffers, asbestslachtoffers en overlevenden van de Volendambrand - hebben van de politiek wel een uitzonderingspositie gekregen inzake de belasting van letselschade. (Bron: Trouw, 17 nov. 2016)
In 2019 is het ANWB Smartengeldboek verschenen met daarin vele door de rechter toegekende bedragen onder meer voor letselschade. Het blijkt overigens dat veel zaken niet bij de rechter komen maar onderhands worden geschikt.
In de nieuwste versie van het ANWB Smartengeldboek zijn ruim 2300 rechterlijke uitspraken over smartengeld bewerkt en verzameld; voor de versie van 2020 zijn ruim 100 nieuwe uitspraken toegevoegd. Een tipje van de sluiter wordt opgelicht als we vertellen dat in 2018 bedragen tot maximaal € 250.000 voorkwamen.