Antwoorden op historische vragen

Artikelen  |  do 5 dec 2024  |  Trefwoorden: , , , , , , , , , , , , ,


 
  1. In 1927 besloot het toenmalige kabinet om de pensioengerechtigde leeftijd van 70 jaar te verlagen naar 65 jaar. Deze leeftijdsgrens is N.B. bijna 100 jaar niet meer verhoogd, terwijl de levensverwachting met meer dan 10 jaar is toegenomen. Ja, er bestond al een pensioen voor alle werknemers, die daarvoor verzekerd waren. De werkgever betaalde de premie in de vorm van een rentezegel van fl. 3,00 per week. Daar komt het gezegde vandaag “gaan rentenieren”. Dus niet vanwege een groot kapitaal.
  2. In 1917 werd de ouderdomswet aangenomen, wat ook recht gaf op een invaliditeitspensioen. De uitvoering van de wet werd opgedragen aan de Rijksverzekeringsbank, de voorloper van de Sociale Verzekeringsbank (SVB), met lokale kantoren van de Raad van Arbeid. De Regeering besloot om op het loon van de werknemers geen premie in te houden.
  3. Een belangrijke reden om de uitvoering niet aan verzekeringsmaatschappijen te gunnen, was “de grenzeloze verspilling van geld en administratiekosten bij het particuliere bedrijf. De Kamer vergeleek de salarissen van de verzekeringsmaatschappij met het salaris van den President der Rijksverzekeringsbank, dat in vergelijking met het particuliere bedrijf schamel genoemd mocht worden.”
  4. Werknemers kregen een pensioen van 8 a 10 gulden per week.
  5. De AOW kwam eerst in 1957 en werd geïntroduceerd door minister Ko Suurhoff . Willem Drees introduceerde in 1947 de voorloper van de AOW, de Noodwet Ouderdomsvoorziening. Het was een voorziening en geen verzekering. Het verschil met het pensioen uit de ouderdomswet van 1927 is dat alle ingezetenen in Nederland  recht hebben op AOW. Ook als zij nooit gewerkt hebben en geen premie hebben betaald.
  6. De Wet op de verzekeringsplicht is gelijk met de Werkloosheidswet in 1952 geïntroduceerd. In eerste instantie ging het om vast te stellen wie er verzekerd was voor de W.W. In 1975 was de minimale eis om een half jaar WW te krijgen tegen 80% van het laatstgenoten loon, 6 weken aaneengesloten arbeid verricht! of 130 dagen (totaal) in 1 jaar. Al eerder werd vastgesteld dat om verzekerd te zijn er een gezagsverhouding moest bestaan.Een gezagsverhouding tussen de eigenaar van een zaak met een kind werd niet geaccepteerd. Vaststelling van een gezagsverhouding was beslist noodzakelijk, omdat eigenaren van bedrijven hun echtgenote 6 weken in dienst namen en vervolgens ontsloegen vanwege economische redenen. Vanaf dat moment werd nog nadrukkelijker dan voorheen door inspecteurs van het GAK gecontroleerd of werkers niet onder de verzekeringsplicht vielen, wanneer er sprake was van 1. Een gezagsverhouding 2. Persoonlijke dienstverrichting 3. Loon  Lees
  7. In 2005 werd door de Tweede Kamer in een convenant besloten, dat de uitvoering, controle en handhaving gesplitst zouden worden. Uitvoering van de sociale wetten zou bij het UWV blijven en inning van premies (tot dan bij UWV) en heffingen naar de Belastingdienst. Tevens zou de Belastingdienst de controle en handhaving van de Wet op de verzekeringsplicht op zich nemen. De Belastingdienst heeft dat vanaf 2006 categorisch geweigerd en daarvoor de VAR geïntroduceerd. De VAR moest bewijzen dat iemand als zelfstandige kon worden aangemerkt, terwijl de afspraak volgens het convenant was dat de verzekeringsplicht werd gecontroleerd, met andere woorden of iemand werknemer was volgens de sociale wetten.
  8. De Anw is op 1 juli 1996 in werking getreden. De Anw verving de Algemene Weduwen- en Wezenwet (AWW) uit 1959. Ten opzichte van de andere sociale wetten kenmerkt de Anw zich door een relatief kleine groep rechthebbenden en de invoering van de inkomenstoets. De Anw  (eerst AWW) kende in eerste instantie 3 soorten uitkering: Een weduwenpensioen, Een tijdelijke weduwenuitkering en een Wezenpensioen. O.a. moest de weduwe bij overlijden van haar man 40 jaar of ouder zijn.
  9. Om voor een Anw-uitkering in aanmerking te komen moet de weduwe (of weduwnaar) geboren zijn voor 1950. En er is een inkomenstoets van toepassing. Dat betekent dat sinds 2017 praktisch niemand meer in aanmerking komt voor de Anw. Maar toch kan er een ernstig probleem ontstaan wanneer een van de partners overlijdt en de achterblijvende partner zonder voldoende inkomen achterblijft. Lees: Anw-hiaat de grote valkuil
  10. De certificering van Uitzendbureaus is in 1989 vervallen. Het kabinet Kok met minister Ad Melkert nam deze beslissing. Lees: J’accuse! Uitstel certificering en erkennen van rechten! | HR-kiosk.nl
  11. De meeste buitenlandse arbeidskrachten (ook in de vleesindustrie) werken bij een uitzendbureau. Het uitzendbureau (uitlener) is dus de werkgever en het bedrijf dat de arbeidskrachten tewerkstelt is de inlener, maar niet de werkgever. Buitenlandse arbeidskrachten vallen gewoon onder de Nederlandse wetgeving. Ik schreef al 2 jaar geleden Qatar aan de Maas
  12. Het ziekenfonds is in 2006 opgeheven. Vanaf dat moment was iedere inwoner “particulier” verzekerd. Alle ziekenfondsen gingen op in de verzekeringsmaatschappijen. Minstens 80% van de werknemers (onder de loongrens) was verzekerd via het ziekenfonds.
Veel informatie uit het verleden haal ik uit de twee boeken “De Parlementaire Geschiedenis der Sociale Verzekering 1890-1940” "U en de wet" en mijn eigen beleving vanaf het jaar 1957.