Premiestaffels netto pensioenregeling (tabellen)

Datum laatste wijziging: 9 januari 2024  |  Trefwoorden: , , , , , , , , , , , ,

Inhoud

  1. 1 januari 2015
  2. 1 januari 2016
  3. 1 januari 2017
  4. 1 januari 2018
  5. 1 januari 2019
  6. 1 januari 2020
  7. 1 januari 2022
  8. 1 januari 2023
  9. 1 januari 2024

1 januari 2015

Inleiding

Per 1 januari 2015 geldt voor pensioenopbouw op basis van hoofdstuk IIB van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB) een maximum pensioengevend loon. Momenteel zijn de wetsvoorstellen Verzamelwet pensioenen 2014 (kamerstukken 33 863) en Belastingplan 2015 (kamerstukken 34 002) bij het parlement in behandeling. Met deze wetsvoorstellen wordt nadere invulling gegeven aan de invoering van een nettopensioenregeling (in de tweede pijler) voor pensioenopbouw over het loon dat ingevolge artikel 18ga van de Wet LB niet tot het pensioengevend loon behoort. De voorwaarden voor de netto pensioenregeling zijn opgenomen in de volgens artikel I, onderdeel P, van het wetsvoorstel Belastingplan 2015 per 1 januari 2015 in te voeren afdeling 5.3B van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001). De voorgestelde netto pensioenregeling voorziet in een afzonderlijke box 3-vrijstelling voor arbeidsgerelateerd netto pensioen. Voor de vormgeving en begrenzing van de box 3-vrijstelling voor netto pensioen wordt zo veel mogelijk aangesloten bij de regels voor beschikbare premieregelingen van hoofdstuk IIB van de Wet LB.

Vraag

Welke premiestaffels kunnen worden gebruikt voor de (maximale) inleg in een netto pensioenregeling?

Antwoord

De maximale omvang van de beschikbare premie voor een netto pensioenregeling wordt geregeld in de in artikel I, onderdeel P, van het wetsvoorstel Belastingplan 2015 voorgestelde artikelen 5.17a, 5.17b en 5.17c van de Wet IB 2001. Daar is bepaald dat de beschikbare premie voor de netto pensioenregeling ten hoogste kan worden bepaald met inachtneming van de uitgangspunten, bedoeld in artikel 18a, derde lid, onderdelen a, b en c, van de Wet LB. Om de uitvoeringspraktijk tegemoet te komen, zullen er voor de netto pensioenregeling bij beleidsbesluit uniform toepasbare premiestaffels worden gepubliceerd. Omdat spoedige bekendmaking van deze premiestaffels van belang is voor de implementatie van de netto pensioenregeling door pensioenuitvoerders, is besloten om de premiestaffels nu al bekend te maken. De in 2015 te hanteren premiestaffels voor een netto pensioenregeling zijn opgenomen in dit Vraag & Antwoord. Voor de premiestaffels geldt uiteraard nog wel het voorbehoud dat de in de wetsvoorstellen Verzamelwet pensioenen 2014 en Belastingplan 2015 voorgestelde bepalingen inzake de netto pensioenregeling door het parlement worden aangenomen.

Zoals aangegeven in de brief van de Staatssecretarissen van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Financiën aan de Voorzitter van de Tweede Kamer van 1 september 2014 (kamerstuk 33 863, nr. 30), zal voor de netto pensioenregeling zowel een premiestaffel op basis van een rekenrente van 4% als een premiestaffel op basis van een rekenrente van 3% met een uitkeringsbegrenzing gepubliceerd worden.

1. Premiestaffel voor de netto pensioenregeling op basis van 4% rekenrente
 
Leeftijdsklassen tot 67 jaar Percentage van de pensioengrondslag netto pensioenregeling
15 tot en met 19 2,3
20 tot en met 24 2,7
25 tot en met 29 3,3
30 tot en met 34 3,9
35 tot en met 39 4,7
40 tot en met 44 5,7
45 tot en met 49 6,8
50 tot en met 54 8,3
55 tot en met 59 9,9
60 tot en met 64 11,9
65 tot en met 66 13,5


2. Premiestaffel voor de netto pensioenregeling op basis van 3% rekenrente
Leeftijdsklassen tot 67 jaar Percentage van de pensioengrondslag netto pensioenregeling
15 tot en met 19 4,0
20 tot en met 24 4,6
25 tot en met 29 5,3
30 tot en met 34 6,0
35 tot en met 39 6,9
40 tot en met 44 8,0
45 tot en met 49 9,2
50 tot en met 54 10,6
55 tot en met 59 12,2
60 tot en met 64 14,0
65 tot en met 66 15,3

Voor de premiestaffel op basis van 3% rekenrente zal een uitkeringsbegrenzing gelden. Hiervoor zullen soortgelijke voorwaarden worden gesteld als thans opgenomen in bijlage IV van het besluit van 12 februari 2013, nr. BLKB2013/43M voor de aanwijzing van afwijkende premieovereenkomsten als pensioenregeling in de zin van hoofdstuk IIB van de Wet LB. Uiteraard zullen de te stellen voorwaarden worden aangepast aan het netto karakter van een netto pensioenregeling.

Bij de premiepercentages van de staffels gelden de volgende uitgangspunten:
  1. De premiepercentages gelden voor beschikbare premies voor de opbouw van aanspraken op een netto ouderdomspensioen, een netto partnerpensioen en een netto wezenpensioen.
  2. De pensioengrondslag voor de netto pensioenregeling bestaat maximaal uit het loon van de werknemer dat ingevolge artikel 18ga van de Wet LB voor de toepassing van hoofdstuk IIB van de Wet LB niet tot het pensioengevend loon behoort.
  3. De werknemer voldoet de beschikbare premies voor de opbouw van aanspraken op een netto ouderdomspensioen, een netto partnerpensioen en een netto wezenpensioen uit het netto loon.
  4. Met het oog op het karakter en de praktische uitvoerbaarheid van de netto pensioenregeling is besloten om voor de fiscaal toegestane premie-inleg aan te sluiten bij de berekeningsgrondslagen van de meest ruime premiestaffel (staffel 4) uit bijlage I (4% premiestaffel) en bijlage IV (3% premiestaffel) van het besluit van 12 februari 2013, nr. BLKB2013/43M nadat die zijn aangepast aan de Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen (kamerstukken 33 610) en Wijziging van de Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen en het Belastingplan 2014 (kamerstukken 33 847).
  5. De premiepercentages zijn gericht op een maximale opbouw van netto pensioen volgens het middelloonstelsel:
    • Een netto-ouderdomspensioen dat is gericht op een pensioen dat na 40 jaren opbouw niet meer bedraagt dan 75% van het gemiddelde bedrag dat ingevolge artikel 18ga van de Wet LB niet tot het pensioengevend loon behoort, vermenigvuldigd met de nettofactor, bedoeld in het voorgestelde artikel 5.16, vierde lid, van de Wet IB 2001;
    • Een netto partnerpensioen dat is gericht op een pensioen dat na 40 jaren opbouw niet meer bedraagt dan 52,5% van het gemiddelde bedrag dat ingevolge artikel 18ga van de Wet LB niet tot het pensioengevend loon behoort, vermenigvuldigd met de nettofactor, bedoeld in het voorgestelde artikel 5.16, vierde lid, van de Wet IB 2001;
    • Een netto wezenpensioen dat is gericht op een pensioen dat na 40 jaren opbouw niet meer bedraagt dan 10,5% van het gemiddelde bedrag dat ingevolge artikel 18ga van de Wet LB niet tot het pensioengevend loon behoort, vermenigvuldigd met de nettofactor, bedoeld in het voorgestelde artikel 5.16, vierde lid, van de Wet IB 2001.
  6. De premiepercentages omvatten zowel de premie voor het op te bouwen nettopensioen over de verstreken diensttijd alsmede de risicopremie voor het aanvullende netto partnerpensioen en/of het aanvullende netto wezenpensioen over de ontbrekende dienstjaren en het bereikbaar pensioengevend loon in het geval dat de werknemer overlijdt vóór het tijdstip waarop het netto-ouderdomspensioen zou ingaan. De voor of door de werknemer in het kader van de netto pensioenregeling betaalde premies voor het verzekeren van het aanvullende netto partnerpensioen en/of het aanvullende netto wezenpensioen over de ontbrekende dienstjaren en/of het bereikbaar pensioengevend loon, komen in mindering op de aan de hand van de premiepercentages vast te stellen maximale inleg in de netto pensioenregeling.
  7. De premiepercentages omvatten niet de premie voor een eventuele premievrijstelling wegens arbeidsongeschiktheid voor de nettopensioenregeling. De premie voor een premievrijstelling wegens arbeidsongeschiktheid voor de nettopensioenregeling kan dus naast de genoemde premiepercentages worden toegezegd. De waarde van de door de werkgever voor de nettopensioenregeling toe te kennen (vergoeding voor de) premievrijstelling wegens arbeidsongeschiktheid behoort tot het te belasten loon van de werknemer.
  8. In de premiepercentages is geen rekening gehouden met een kostenopslag. Partijen kunnen de werkelijke kosten van de nettopensioenregeling afzonderlijk in rekening brengen. De kosten voor het afdekken van beleggingsrisico, zoals het kopen van een beleggingsgarantie, moeten worden betaald uit de voor het nettopensioen te beleggen netto premie (de netto premie uit de staffel). De vergoeding voor kosten kunnen partijen niet aanwenden voor hogere aanspraken op netto ouderdomspensioen, netto partnerpensioen en netto wezenpensioen. De waarde van een door de werkgever betaalde of aan de werknemer toe te kennen vergoeding voor de aan de netto pensioenregeling verbonden kosten behoort tot het te belasten loon van de werknemer. (Bron: Belastingdienst, oktober 2014)

1 januari 2016

Nieuwe regeling

Vanaf 1 januari 2015 geldt er voor pensioenregeling een maximum pensioengevend loon van € 100.000,-. Deze aftoppingsgrens stijgt jaarlijks met de loonindex, voor het eerst per 1 januari 2016. Mensen met een hoger inkomen krijgen ter compensatie de mogelijkheid om fiscaal vriendelijk bij te sparen vanuit het netto inkomen. De opgebouwde aanspraak is vrijgesteld vermogen in box 3. Uiteraard worden de uitkeringen niet belast in box 1.

Partner- en wezenpensioen

Voor het partner- en wezenpensioen geldt de aftopping van het pensioengevend salaris voor de diensttijd vanaf 2015. Vooral voor de nabestaanden van werknemers met een hoger salaris dan € 100.000, kunnen de financiële gevolgen van het nieuwe fiscale pensioenkader groot zijn. Of een netto pensioenregeling of netto lijfrente een aantrekkelijke optie is, hangt vooral af van de persoonlijke wensen en omstandigheden.

De premie voor de Basisregeling en de Plusregeling blijf gelijk. De franchise en het maximaal pensioengevend loon is wel veranderd.

Totaal over pensioengrondslag Werkgeversdeel Werknemersdeel
Premie Basisregeling 2,60% 2,60% 0%
Premie Plusregeling 12% 8% 4%
Franchise  € 6,24 n.v.t. n.v.t.
Maximaal pensioengevend loon € 28,19 n.v.t. n.v.t.

De uurfranchise voor de Plusregeling en de Basisregeling voor 2016 is gesteld op € 6,24 per uur. Het maximaal pensioengevend uurloon voor 2016 bedraagt € 28,19.

De premiestaffel van de Plusregeling is niet veranderd ten opzichte van 2015.

Leeftijd

Premiepercentage

21 - 24 jaar

4,4%

25 - 29 jaar

5,4%

30 - 34 jaar

6,6%

35 - 39 jaar

8,0%

40 - 44 jaar

9,8%

45 - 49 jaar

11,9%

50 - 54 jaar

14,6%

55 - 59 jaar

18,1%

60 - 64 jaar

22,5%

65 - 66 jaar

26,5% 

1 januari 2017

De fiscaal maximaal toegestane pensioenopbouw is per 1 januari 2017 beperkt tot opbouw over het pensioengevend inkomen tot € 103.317. Voor de deelnemers met een pensioengevend inkomen boven deze grens is er voor het deel van het pensioengevend inkomen dat uitkomt boven deze grens de mogelijkheid om gebruik te maken van de netto pensioenregeling. Binnen deze netto pensioenregeling biedt het fonds een aantal mogelijkheden aan:

1. Alleen inleggen voor een netto pensioen 2. Alleen verzekeren van het risico nabestaandenpensioen 3. Combinatie van beide
 
Voor de netto pensioenregeling (1) wordt onderstaande premiestaffel gehanteerd. Op de staffelpremie voor netto pensioen moet de betaalde premie voor risico nabestaandenpensioen (2) in mindering worden gebracht. De kosten voor netto pensioen komen bovenop de staffelpremie.

Tabel 1

Leeftijdsklassen tot 67 jaar

Percentage van de pensioengrondslag (opbouw gericht op 1,875% per dienstjaar bij middelloonstelsel)

OP

OP en uitgesteld opgebouwd PP

OP en direct ingaand opgebouwd PP

OP en direct ingaand bereikbaar PP

.............

.............

.............

.............

.............

15 tot en met 19

3,5

4,1

4,7

4,8

20 tot en met 24

4,0

4,7

5,3

5,7

25 tot en met 29

4,8

5,7

6,4

6,9

30 tot en met 34

5,9

7,0

7,8

8,2

35 tot en met 39

7,1

8,5

9,4

9,8

40 tot en met 44

8,7

10,4

11,3

11,8

45 tot en met 49

10,6

12,7

13,7

14,3

50 tot en met 54

13,0

15,5

16,6

17,3

55 tot en met 59

16,0

19,1

20,1

20,8

60 tot en met 64

19,9

23,8

24,5

25,0

65 tot en met 66

23,3

27,9

28,2

28,3


Tabel 2

Leeftijdsklassen tot 67 jaar

Percentage van de pensioengrondslag (opbouw gericht op 1,701% per dienstjaar bij middelloonstelsel)

OP

OP en uitgesteld opgebouwd PP

OP en direct ingaand opgebouwd PP

OP en direct ingaand bereikbaar PP

.............

.............

.............

.............

.............

15 tot en met 19

3,1

3,7

4,2

4,4

20 tot en met 24

3,6

4,3

4,8

5,2

25 tot en met 29

4,4

5,2

5,8

6,3

30 tot en met 34

5,3

6,3

7,0

7,4

35 tot en met 39

6,5

7,7

8,5

8,9

40 tot en met 44

7,9

9,4

10,3

10,7

45 tot en met 49

9,6

11,5

12,4

13,0

50 tot en met 54

11,8

14,1

15,1

15,7

55 tot en met 59

14,5

17,4

18,3

18,9

60 tot en met 64

18,1

21,6

22,2

22,7

65 tot en met 66

21,1

25,4

25,6

25,7


Tabel 3

Leeftijdsklassen tot 67 jaar

Percentage van de pensioengrondslag (opbouw gericht op 1,788% per dienstjaar bij middelloonstelsel)

OP

OP en uitgesteld opgebouwd PP

OP en direct ingaand opgebouwd PP

OP en direct ingaand bereikbaar PP

.............

.............

.............

.............

.............

15 tot en met 19

3,3

3,9

4,4

4,6

20 tot en met 24

3,8

4,5

5,1

5,4

25 tot en met 29

4,6

5,5

6,1

6,6

30 tot en met 34

5,6

6,7

7,4

7,8

35 tot en met 39

6,8

8,1

8,9

9,4

40 tot en met 44

8,3

9,9

10,8

11,3

45 tot en met 49

10,1

12,1

13,1

13,6

50 tot en met 54

12,4

14,8

15,8

16,5

55 tot en met 59

15,3

18,3

19,2

19,9

60 tot en met 64

19,0

22,7

23,4

23,8

65 tot en met 66

22,2

26,7

26,9

27,0

2. Uitgangspunten

Bij de staffels gelden de volgende uitgangspunten:

  • a. De staffels gelden voor beschikbare premies voor de opbouw van aanspraken op OP en eventueel PP (circa 70% van het OP).

  • b. De staffels zijn gebaseerd op een maximale opbouw van OP volgens het middelloonstelsel. De staffels van tabel 1 zijn dan ook gericht op de voor een middelloonregeling geldende maximale opbouw van 1,875% per dienstjaar. Deze staffels zijn daarmee gericht op een pensioen dat na 40 jaren opbouw niet meer bedraagt dan 75 percent van het gemiddelde pensioengevend loon tot dat tijdstip.

  • c. De tabellen 2 en 3 zijn van toepassing als partijen gebruikmaken van artikel 10aa van het UBLB 1965. Tabel 2 geldt bij een opbouw op basis van 1,701% middelloon en tabel 3 bij een opbouw op basis van 1,788% middelloon. Beide opbouwpercentages zijn gebaseerd op artikel 10aa van het UBLB 1965.

  • d. De bij tabel 1 te hanteren pensioengrondslag is gelijk aan het pensioengevend loon met inachtneming van artikel 18ga van de Wet LB, minus ten minste de minimale franchise van 100/75 x de AOW-uitkering voor een gehuwde. Voor de tabellen 2 en 3 is de te hanteren grondslag gelijk aan het pensioengevend loon met inachtneming van artikel 18ga van de Wet LB, verminderd met ten minste de bedragen, genoemd in artikel 10aa van het UBLB 1965. Bij de vaststelling van de premies in de drie laatste kolommen van de staffels is rekening gehouden met de omstandigheid dat voor PP een lagere inbouw van AOW geldt dan voor OP. Dit vloeit voort uit het feit dat het PP is uitgedrukt in een percentage van 70% van het OP.

  • e. De premies zijn uitgedrukt in percentages van de pensioengrondslag.

  • f. De staffels gaan uit van een mannelijke werknemer met een vrouwelijke partner die 3 jaar jonger is.

  • g. De gehanteerde overlevingstafel is: GBM/GBV 2009/2014. De leeftijdscorrecties zijn: werknemer -5 en partner -6.

  • h. De rekenrente is 4%.

  • i. De intredeleeftijd is bij toepassing van de staffels niet van belang.

  • j. De premies voor de klasse van 15 tot en met 19 jaar zijn gebaseerd op een leeftijd van 18 jaar, dit in afwijking van het wettelijk uitgangspunt van artikel 18a, derde lid, onderdeel a, van de Wet LB. Dat voorschrift gaat uit van de gemiddelde leeftijd in elke klasse. De afwijking vloeit voort uit het feit dat een toetredingsleeftijd tot een pensioenregeling in de praktijk veelal minimaal 18 jaar is.

1 januari 2018

Voorlopige premiestaffels per 1 januari 2018 voor de toepassing van de aanwijzing als bedoeld in onderdeel 3.3 van het besluit van 20 januari 2017, nr. 2017-7168

  1. Volgens de huidige vooruitzichten zullen deze premiestaffels per 1 januari 2018 de staffels van bijlage I van het besluit van 20 januari 2017, nr. 2017-7168 vervangen. De definitieve aangepaste premiestaffels zullen bij beleidsbesluit worden vastgesteld.

    Tabel 1

    Leeftijdsklassen tot 68 jaar

    Percentage van de pensioengrondslag
    (opbouw gericht op 1,875% per dienstjaar bij middelloonstelsel)

    OP

    OP en uitgesteld
    opgebouwd PP

    OP en direct
    ingaand
    opgebouwd PP

    OP en direct
    ingaand
    bereikbaar PP

    15 tot en met 19

    3,2

    3,8

    4,4

    4,6

    20 tot en met 24

    3,7

    4,4

    5,0

    5,4

    25 tot en met 29

    4,5

    5,4

    6,1

    6,6

    30 tot en met 34

    5,5

    6,5

    7,3

    7,8

    35 tot en met 39

    6,7

    8,0

    8,9

    9,3

    40 tot en met 44

    8,1

    9,7

    10,7

    11,2

    45 tot en met 49

    9,9

    11,9

    13,0

    13,6

    50 tot en met 54

    12,1

    14,5

    15,7

    16,4

    55 tot en met 59

    14,9

    17,9

    19,0

    19,8

    60 tot en met 64

    18,6

    22,3

    23,1

    23,7

    65 tot en met 67

    22,2

    26,8

    27,1

    27,3

    Tabel 2

    Leeftijdsklassen tot 68 jaar

    Percentage van de pensioengrondslag
    (opbouw gericht op 1,701% per dienstjaar bij middelloonstelsel)

    OP

    OP en uitgesteld
    opgebouwd PP

    OP en direct
    ingaand
    opgebouwd PP

    OP en direct
    ingaand
    bereikbaar PP

    15 tot en met 19

    2,9

    3,5

    4,0

    4,2

    20 tot en met 24

    3,4

    4,0

    4,6

    4,9

    25 tot en met 29

    4,1

    4,9

    5,5

    6,0

    30 tot en met 34

    5,0

    5,9

    6,7

    7,1

    35 tot en met 39

    6,1

    7,2

    8,1

    8,5

    40 tot en met 44

    7,4

    8,8

    9,7

    10,2

    45 tot en met 49

    9,0

    10,8

    11,8

    12,3

    50 tot en met 54

    11,0

    13,2

    14,2

    14,9

    55 tot en met 59

    13,6

    16,3

    17,2

    17,9

    60 tot en met 64

    16,8

    20,2

    21,0

    21,5

    65 tot en met 67

    20,2

    24,3

    24,6

    24,8

    Tabel 3

    Leeftijdsklassen tot 68 jaar

    Percentage van de pensioengrondslag
    (opbouw gericht op 1,788% per dienstjaar bij middelloonstelsel)

    OP

    OP en uitgesteld
    opgebouwd PP

    OP en direct
    ingaand
    opgebouwd PP

    OP en direct
    ingaand
    bereikbaar PP

    15 tot en met 19

    3,1

    3,7

    4,2

    4,4

    20 tot en met 24

    3,5

    4,2

    4,8

    5,1

    25 tot en met 29

    4,3

    5,1

    5,8

    6,3

    30 tot en met 34

    5,2

    6,2

    7,0

    7,4

    35 tot en met 39

    6,4

    7,6

    8,5

    8,9

    40 tot en met 44

    7,7

    9,3

    10,2

    10,7

    45 tot en met 49

    9,5

    11,3

    12,4

    12,9

    50 tot en met 54

    11,6

    13,9

    14,9

    15,6

    55 tot en met 59

    14,3

    17,1

    18,1

    18,9

    60 tot en met 64

    17,7

    21,3

    22,0

    22,6

    65 tot en met 67

    21,2

    25,6

    25,9

    26,0

  2. Voorlopige premiestaffels per 1 januari 2018 voor de toepassing van de aanwijzing als bedoeld in onderdeel 6.1 van het besluit van 20 januari 2017, nr. 2017-7168

    Volgens de huidige vooruitzichten zullen deze premiestaffels per 1 januari 2018 de staffels van bijlage IV van het besluit van 20 januari 2017, nr. 2017-7168 vervangen. De definitieve aangepaste premiestaffels zullen bij beleidsbesluit worden vastgesteld.

    Tabel 1

    Leeftijdsklassen tot 68 jaar

    Percentage van de pensioengrondslag
    (opbouw gericht op 1,875% per dienstjaar bij middelloonstelsel)

    OP

    OP en uitgesteld
    opgebouwd PP

    OP en direct
    ingaand
    opgebouwd PP

    OP en direct
    ingaand
    bereikbaar PP

    15 tot en met 19

    5,7

    6,9

    7,8

    8,0

    20 tot en met 24

    6,3

    7,7

    8,6

    9,1

    25 tot en met 29

    7,3

    8,9

    10,0

    10,5

    30 tot en met 34

    8,5

    10,3

    11,5

    12,0

    35 tot en met 39

    9,8

    12,0

    13,2

    13,8

    40 tot en met 44

    11,4

    13,9

    15,3

    15,9

    45 tot en met 49

    13,3

    16,2

    17,6

    18,4

    50 tot en met 54

    15,5

    18,9

    20,4

    21,2

    55 tot en met 59

    18,2

    22,3

    23,5

    24,5

    60 tot en met 64

    21,6

    26,4

    27,3

    28,0

    65 tot en met 67

    24,9

    30,5

    30,9

    31,1

    Tabel 2

    Leeftijdsklassen tot 68 jaar

    Percentage van de pensioengrondslag
    (opbouw gericht op 1,701% per dienstjaar bij middelloonstelsel)

    OP

    OP en uitgesteld
    opgebouwd PP

    OP en direct
    ingaand
    opgebouwd PP

    OP en direct
    ingaand
    bereikbaar PP

    15 tot en met 19

    5,2

    6,3

    7,1

    7,3

    20 tot en met 24

    5,7

    7,0

    7,8

    8,2

    25 tot en met 29

    6,6

    8,1

    9,0

    9,6

    30 tot en met 34

    7,7

    9,4

    10,4

    10,9

    35 tot en met 39

    8,9

    10,9

    12,0

    12,5

    40 tot en met 44

    10,4

    12,6

    13,9

    14,4

    45 tot en met 49

    12,1

    14,7

    16,0

    16,7

    50 tot en met 54

    14,1

    17,2

    18,5

    19,2

    55 tot en met 59

    16,5

    20,2

    21,4

    22,2

    60 tot en met 64

    19,6

    23,9

    24,8

    25,4

    65 tot en met 67

    22,6

    27,7

    28,1

    28,2

    Tabel 3

    Leeftijdsklassen tot 68 jaar

    Percentage van de pensioengrondslag
    (opbouw gericht op 1,788% per dienstjaar bij middelloonstelsel)

    OP

    OP en uitgesteld
    opgebouwd PP

    OP en direct
    ingaand
    opgebouwd PP


    OP en direct

    ingaand
    bereikbaar PP

    15 tot en met 19

    5,4

    6,6

    7,4

    7,7

    20 tot en met 24

    6,0

    7,3

    8,2

    8,6

    25 tot en met 29

    7,0

    8,5

    9,5

    10,1

    30 tot en met 34

    8,1

    9,8

    10,9

    11,5

    35 tot en met 39

    9,4

    11,4

    12,6

    13,2

    40 tot en met 44

    10,9

    13,3

    14,6

    15,2

    45 tot en met 49

    12,7

    15,5

    16,8

    17,5

    50 tot en met 54

    14,8

    18,1

    19,4

    20,2

    55 tot en met 59

    17,4

    21,2

    22,5

    23,3

    60 tot en met 64

    20,6

    25,2

    26,0

    26,7

    65 tot en met 67

    23,7

    29,1

    29,5

    29,7

 

 1 januari 2019

Premiestaffel netto pensioenregeling rekenrente 4%  rekenrente 3%
15 tot en met 19 2,2 3,9%  
20 tot en met 24 2,6  4,4%
25 tot en met 29 3,2 5,1%
30 tot en met 34 3,8 5,8%
35 tot en met 39 4,5  6,7%
40 tot en met 44  5,5 7,7%
45 tot en met 49 6,6 8,9%
50 tot en met 54 7,9 10,2%
55 tot en met 59 9,6 11,8%
60 tot en met 64   11,4 13,6%
65 tot en met 67   13,2 15,1%

          
(Bron: Salarisnet)        

1 januari 2020     

De fiscaal maximaal toegestane pensioenopbouw is per 1 januari 2020 beperkt tot opbouw over het pensioengevend inkomen tot € 110.111. Voor de deelnemers met een pensioengevend inkomen boven deze grens is er voor het deel van het pensioengevend inkomen dat uitkomt boven deze grens de mogelijkheid om gebruik te maken van de Netto Pensioenregeling. Binnen deze netto pensioenregeling biedt het fonds een aantal mogelijkheden aan:
1. Alleen inleggen voor een netto pensioen
2. Alleen verzekeren van het risico nabestaandenpensioen
3. Combinatie van beide           

(Bron: Premiestaffel netto pensioenen 2020)             

1 januari 2022

De fiscaal maximaal toegestane pensioenopbouw is per 1 januari 2022 beperkt tot opbouw over het pensioengevend inkomen tot € 114.866 Voor de deelnemers met een pensioengevend inkomen boven deze grens is er voor het deel van het pensioengevend inkomen dat uitkomt boven deze grens de mogelijkheid om gebruik te maken van de Netto Pensioenregeling.

Binnen deze netto pensioenregeling biedt het fonds een aantal mogelijkheden aan:
1. Alleen inleggen voor een netto pensioen
2. Alleen verzekeren van het risico nabestaandenpensioen
3. Combinatie van beide

Voor de netto pensioenregeling (1) wordt onderstaande premiestaffel gehanteerd. Op de staffelpremie voor netto pensioen moet de betaalde premie voor risico nabestaandenpensioen (2) in mindering worden gebracht. De kosten voor netto pensioen komen bovenop de staffelpremie. 
 
Leeftijdsklassen tot 68 jaar Rekenrente 4% Rekenrente 3%
15 tot en met 19 2,3% 4,0%
20 tot en met 24 2,7% 4,6%
25 tot en met 29 3,3% 5,4%
30 tot en met 34 3,9% 6,1%
35 tot en met 39 4,7% 7,0%
40 tot en met 44 5,7% 8,1%
45 tot en met 49 6,9% 9,3%
50 tot en met 54 8,3% 10,8%
55 tot en met 59 10,0% 12,4%
60 tot en met 64 12,0% 14,2%
65 tot en met 67 13,8% 15,8%
 

1 januari 2023

De fiscaal maximaal toegestane pensioenopbouw is per 1 januari 2022 beperkt tot opbouw over het pensioengevend inkomen tot € 128.810. Voor de deelnemers met een pensioengevend inkomen boven deze grens is er voor het deel van het pensioengevend inkomen dat uitkomt boven deze grens de mogelijkheid om gebruik te maken van de Netto Pensioenregeling.

Binnen deze netto pensioenregeling biedt het fonds een aantal mogelijkheden aan:
1. Alleen inleggen voor een netto pensioen
2. Alleen verzekeren van het risico nabestaandenpensioen
3. Combinatie van beide

Voor de netto pensioenregeling (1) wordt onderstaande premiestaffel gehanteerd. Op de staffelpremie voor netto pensioen moet de betaalde premie voor risico nabestaandenpensioen (2) in mindering worden gebracht. De kosten voor netto pensioen komen bovenop de staffelpremie. 
 
Leeftijdsklassen tot 68 jaar Rekenrente 4% Rekenrente 3%
15 tot en met 19 2,3% 4,0%
20 tot en met 24 2,7% 4,6%
25 tot en met 29 3,3% 5,4%
30 tot en met 34 3,9% 6,1%
35 tot en met 39 4,7% 7,0%
40 tot en met 44 5,7% 8,1%
45 tot en met 49 6,9% 9,3%
50 tot en met 54 8,3% 10,8%
55 tot en met 59 10,0% 12,4%
60 tot en met 64 12,0% 14,2%
65 tot en met 67 13,8% 15,8%
 

1 januari 2024

Het maximum pensioengevend salaris bedraagt in 2024 € 137.800 (2023: € 128.810). Voor salarissen boven dit bedrag is de pensioenopbouw niet fiscaal aftrekbaar.

In 2015 heeft de overheid de maximaal toegestane pensioenopbouw fors verlaagd. Hierbij is een maximum gesteld aan het loon waarover pensioen mag worden opgebouwd. Dit maximum werd in 2015 gesteld op een bedrag van € 100.000 (voor aftrek franchise) en wordt jaarlijks aangepast aan inflatie. Over het deel van het salaris boven dit maximum mag alleen nog een zogenaamd “nettopensioen” of “nettolijfrente” worden opgebouwd. Dat is een pensioen- of lijfrenteopbouw op basis van premies uit het netto loon, waarbij de opbouw en pensioenuitkeringen ook onbelast zijn door middel van een vrijstelling in box 3.

Premiestaffel voor de nettopensioenregeling: geldig van 1 januari 2024 tot 1 januari 2027

Leeftijdsklassen tot 68 jaar Rekenrente 4% Rekenrente 3%
15 tot en met 19 2,3% 4,1%
20 tot en met 24 2,7% 4,6%
25 tot en met 29 3,3% 5,4%
30 tot en met 34 3,9% 6,1%
35 tot en met 39 4,7% 7,0%
40 tot en met 44 5,7% 8,1%
45 tot en met 49 6,9% 9,3%
50 tot en met 54 8,3% 10,8%
55 tot en met 59 10,0% 12,4%
60 tot en met 64 12,0% 14,2%
65 tot en met 67 13,9% 15,9%