Het wetsvoorstel stelt om in 2019 nog maar twee bijtellingstarieven te hanteren voor privégebruik van de auto van de zaak. De meeste auto’s vallen dan onder het 22%-tarief. Voor privégebruik van volledig elektrische auto’s wordt de bijtelling 4%. Deze lage bijtelling geldt over de eerste € 50.000 van de aanschafwaarde. De aanpassing van de bijtellingstarieven gebeurt stapsgewijs:
De nieuwe bijtellingspercentages gaan niet gelden voor lopende contracten. Daarvoor blijven de regels van kracht die van toepassing waren op het moment dat het contract werd afgesloten. U krijgt dus alleen met deze nieuwe bijtellingscategorieën te maken wanneer u vanaf 2017 een nieuw (lease)contract afsluit.
Voor alle auto’s van de zaak geldt er vanaf 2020 een algemene bijtelling van 22%. Uitzondering hierop is verlaagde bijtelling voor volledig elektrische auto’s. Die bedraagt 4% tot een maximum bedrag van 50.000 euro van de catalogusprijs. Voor het bedrag erboven geldt het algemene bijtellingspercentage van 22%. Uitzondering hierop zijn auto’s die op waterstof rijden.
Voor 2020 stond ook de 4% bijtelling gepland. Echter in het klimaatakkoord van eind juni is dit plan gewijzigd en loopt het bijtellingspercentage voor volledig elektrische auto’s de komende jaren op, tot 22% in 2026. Ook het maximum bedrag waarover de verlaagde bijtelling geldt wordt naar beneden bijgesteld en geldt vanaf 2020 ook voor auto’s die op waterstof rijden. Deze plannen zijn nog niet definitief.
Plannen klimaatakkoord verlaagde bijtelling volledig elektrische auto’s
Bijtelling | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | 2025 | 2026 |
Volledig elektrisch | 4% | 8% | 12% | 16% | 16% | 16% | 17% | 22% |
Max. catalogusprijs | 50.000 | 45.000 | 40.000 | 40.000 | 40.000 | 40.000 | 40.000 |
De werknemer is al een aantal weken ziek. Moet de werknemer dan zijn leaseauto inleveren? En hoe zit het met de laptop en de telefoon? Kunnen deze tijdens ziekte door de werkgever worden ingenomen?
Leaseauto inleveren tijdens ziekte en de loondoorbetalingsverplichting
In de wet staat dat een zieke werknemer recht heeft op loondoorbetaling. Die regel moet ruim worden uitgelegd. Dat betekent dat ook de secundaire arbeidsvoorwaarden vallen onder de loondoorbetalingsverplichting tijdens ziekte.
Als de werknemer de leaseauto, laptop en/of mobiele telefoon ook privé mag gebruiken, dan wordt dat gebruik gezien als privévoordeel voor de werknemer. De leaseauto, laptop en telefoon zijn dan niet uitsluitend voor het werk ter beschikking gesteld. Dan valt het onder de loondoorbetalingsverplichting, zoals die in de wet is opgenomen. Als de werknemer ziek is, heeft de werknemer dus ook recht op dat gebruik.
Uitzonderingen op de regel
Het omgekeerde kan echter ook gelden. Als een leaseauto, mobiele telefoon of laptop uitsluitend ter beschikking is gesteld voor het werk, dan is de terbeschikkingstelling niet aan te merken als loon en mogen ze wel ingenomen worden.
Ook als de werkgever kan aantonen dat hij de bedrijfseigendommen nodig heeft voor zijn bedrijfsvoering, dan mag hij om afgifte van die zaken vragen.
Belangenafweging
In dat geval wordt een belangenafweging gemaakt. Welk belang heeft de werkgever bij afgifte van bijvoorbeeld de leaseauto tijdens de ziekte van de werknemer? Welk belang heeft de werknemer bij behoud van het privégebruik van bijvoorbeeld de leaseauto tijdens zijn ziekte? En welke belang moet dan de doorslag geven?
Een belang dat de werkgever kan hebben, is bijvoorbeeld dat degene die de zieke werknemer vervangt, de auto, laptop of mobiele telefoon nodig heeft voor zijn werkzaamheden.
Anderzijds kan de werknemer aanvoeren dat hij geen andere auto tot zijn beschikking heeft en dat hij de auto voor het bezoeken van bijvoorbeeld therapiesessies nodig heeft.
Vergoeding voor verlies privégebruik leaseauto
Als het belang van de werkgever zwaarder weegt, dan wordt vaak aan de werknemer wel een vergoeding toegekend voor het verlies van het voordeel dat hij uit het privégebruik van de bedrijfseigendommen genoot.
Kortom, het hangt van de situatie en de belangen van partijen of daadwerkelijk de leaseauto door de werkgever kan worden ingenomen.
Op 19 april 2019 zijn een uitspraak van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (9 april 2019) en Gerechtshof Den Haag (9 april 2019) gepubliceerd waarin belanghebbenden poogden de ter beschikking stelling van de auto te weerleggen door te stellen dat de auto van het lichaam waren gehuurd.
Een werknemer rijdt de eerste 4 maanden van het jaar in een auto van de zaak, waarbij hij geen privé kilometers rijdt. Hij krijgt later in het jaar de beschikking over een andere auto, waarmee hij de grens van 500 km wel overschrijdt.
De inspecteur is van mening dat, omdat de werknemer over het gehele jaar gezien, meer dan 500 km privé rijdt, over het gehele jaar; dus ook over de auto aan het begin van het jaar, een bijtelling betaalt moet worden.
De medewerker maakt hiertegen bezwaar en gaat vervolgens in beroep. Uiteindelijk beslist de Hoge Raad, dat de inspecteur terecht ook over de eerste auto een bijtelling heeft opgelegd en verwijst e.e.a. door aan het Gerechtshof: https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:GHSHE:2014:797
Focus
Rijdt u privé met een auto die tot uw ondernemingsvermogen behoort? Dan moet u een bedrag bij de winst tellen voor het privégebruik, tenzij u kunt aantonen dat u op jaarbasis niet meer dan 500 kilometer privé hebt gereden.
De bijtelling is een percentage van de cataloguswaarde van de auto. In 2021 zijn er 2 tarieven voor de bijtelling: 12% en 22%. De bijtelling is afhankelijk van de CO2-uitstoot van de auto. De uitstootgrenzen worden ieder jaar opnieuw vastgesteld.
In 2017 is het normale percentage verlaagd van 25 naar 22. Is uw auto voor het eerst op naam gesteld vóór 2017, en gold voor die auto de 25%-bijtelling? Dan blijft de 25%-bijtelling van toepassing.
De onderstaande tabel geldt voor auto’s met een datum van eerste toelating in 2021:
Categorie | CO2-uitstoot in gram per kilometer |
12% bijtelling | 0 |
22% bijtelling | meer dan 0 |
In 2021 vallen alleen bepaalde auto’s zonder CO2-uitstoot in het 12%-tarief. Het verlaagde percentage van 12% geldt voor auto’s op waterstof. Voor nulemissie-auto’s die niet op waterstof rijden, geldt de 12% bijtelling slechts tot en met een cataloguswaarde van € 40.000.
Valt u in het verlaagde bijtellingspercentage (12%)? Dat percentage geldt voor een periode van 60 maanden. Deze periode gaat in op de 1e dag van de maand die volgt op de maand van eerste toelating. Is die datum bijvoorbeeld 7 maart, dan start de 60-maandsperiode dus op 1 april.
Direct na afloop van de periode van 60 maanden wordt het percentage opnieuw vastgesteld aan de hand van de regels die op dat moment gelden.
RAI Vereniging en BOVAG voorspelden eind 2019 een verkoopaantal van maar liefst 425.000 nieuwe auto’s voor 2020. Een stijging van het aantal EV’s werd opgenomen in de prognose, waarbij meer dan 10% van de nieuw-verkochte auto’s een elektrische auto zou zijn. Het mag geen verrassing heten dat het jaar 2020 een jaar geweest is waarin alle prognoses, voornemens en voorspellingen het raam uit konden. Hoe is het gegaan binnen de auto-industrie in 2020?
Als er één jaar is waarin de prognoses en de realiteit zo ongeveer haaks op elkaar zouden komen staan, dan is het 2020. De auto-industrie zou een flinke boost krijgen, waarbij de elektrische auto alle verkooprecords zou verbreken. Dat is niet helemaal waarheid geworden. Sterker nog, de verkoopcijfers gingen massaal in het rood. Dat begon overigens al op een vroeg moment, en daar zijn twee verklaringen voor. De uitbraak in Wuhan betekende dat de productie van auto’s moeilijker werd. Veel onderdelen worden gefabriceerd in China, waarbij gebruik gemaakt wordt van een on-demand keten. Geen enorme ”ijzeren” voorraden dus, maar productie wanneer er vraag is naar bepaalde onderdelen. Als de vraag toeneemt en de fabrieken zijn gesloten, kunnen autoproducenten niet verder met hun productie. De andere reden is de economische onzekerheid waardoor luxere aankopen uitgesteld worden. De vraag naar auto’s nam daarmee al op een vroeg moment af in Europa.
Wat hieraan toegevoegd moet worden, is dat de economische neerwaartse trend niet begonnen is in maart of april met de coronapandemie voor de deur. Dit begon al eerder; al in januari 2020 liet de economie een dip zien en vielen de autoverkopen tegen.
Hoe zit het nou eigenlijk met de concrete cijfers? Die hebben we en ze zien er niet goed uit.
Bekijk het volledige artikel hier
Opmerking HR-kiosk: Een belangrijke trend is ook de aanschaf door het bedrijfsleven van poolauto’s i.p.v. de traditionele individuele “auto van de zaak” en alternatieve manieren van relatiecontacten.
Als er meerdere auto’s tegelijkertijd ter beschikking worden gesteld aan een werknemer, geldt de bijtelling voor de auto(‘s) waarmee de werknemer op kalenderjaarbasis meer dan 500 privékilometers rijdt.
Daarnaast wordt rekening gehouden met het aantal rijbewijzen binnen het gezin. Is de werknemer alleenstaand? Of is er binnen het gezin maar 1 persoon met een rijbewijs? Dan hoeft maar voor 1 auto bijgeteld te worden. Zijn er 2 rijbewijzen binnen het gezin? Dan tel je voor 2 auto’s bij. Zijn er meer rijbewijzen binnen het gezin, dan tel je voor evenveel auto’s bij als er rijbewijzen zijn. (Bron: F.Facts,19 mrt. 2021)
(Redactie: zelden zo'n ingewikkelde regeling gezien, gevoelig voor fraude)
Mag zonder instemming van de medewerker de leaseregeling na afloop van de leasetermijn niet worden verlengd c.q. gestopt?
Werkgever voerde tijdens de rechtszaak aan dat het gaat om een regeling, en niet om een arbeidsvoorwaarde. De Werkgever zegt dat een soberder leasebeleid nodig is om de winstgevendheid van de Werkgever op te krikken. In totaal wil de Werkgever jaarlijks € 740 mln. aan kosten besparen. De nieuwe leaseregels zouden daar € 17 mln. aan bijdragen.
Maar daar zet de rechter een streep door. Een leaseauto is een arbeidsvoorwaarde die de werkgever niet zonder goedkeuring van de getroffen medewerkers mag aanpassen.
Werkgever had de leaseregeling alleen mogen verschralen als daar zwaarwegende redenen voor waren geweest. Het verlagen van de kosten zodat de winstgevendheid omhoog gaat, het gelijktrekken van regels tussen lokale werkgevers en of het behalen van duurzaamheidsdoelen zijn dat volgens de rechter niet. (Bron: ECLI:NL:RBAMS:2018:8240 d.d. 18 oktober 2018)
Indien sprake is van een situatie zoals omschreven onder b. of c. kan de medewerk(st)er hierna nog drie maanden gebruik maken van de ter beschikking gestelde auto.
Bij beëindiging van het dienstverband of indien er sprake is van een situatie zoals omschreven in d. of e. dient de auto onmiddellijk ter beschikking gesteld te worden van de werkgever.
Afhankelijk wat nog eventueel in de individuele arbeidsovereenkomst (AO) staat vermeld, zijn hooguit de volgende twee omstandigheden in de onderhavige situatie van toepassing om de auto van de zaak, als arbeidsvoorwaarde te beëindigen:
Arbeidsovereenkomst (AO)
In de AO en de berijdersovereenkomst is een verwijzing wordt gemaakt naar die in de wegwijzer
De volgende clausule biedt te weinig houvast om de toekenning van een auto van de zaak te beëindigen.
Omdat een bedrijf een dynamisch gebeuren is, zullen richtlijnen en regels van tijd tot tijd wijzigen. Indien een wettelijke en/of CAO regeling wordt gewijzigd, zullen gelijktijdig met de inwerkingtreding daarvan de desbetreffende bepalingen in de wegwijzer dienovereenkomstig worden aangepast, na overleg met de Ondernemingsraad.
Maar nu nadrukkelijk een clausule is opgenomen dat wanneer minder dan 25.000 km zakelijk wordt gereden, de leaseovereenkomst niet wordt voortgezet, is het dus geoorloofd deze te stoppen.
Uitspraak Gerechtshof
In een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van februari 2021 wordt dit nogmaals bevestigd. Het ging hier om een regeling waarbij wanneer minder dan 15.000 km per jaar wordt gereden, de overeenkomst voor een leaseauto wordt ingetrokken.
De bijtelling bij werknemers met meer dan 1 auto van de zaak hoeft pas vanaf 2022 op een andere manier te worden berekend, meldt de Belastingdienst. Eerder dit jaar maakte de fiscus nog bekend dat de wijziging per 2021 in was gegaan, maar nu meldt de dienst dat er ‘door diverse praktijkvragen’ is besloten om dat uit te stellen tot 2022. Bron: AccoutancyVanMorgen, 30 apr. 2021)
De coronacrisis heeft ook gevolgen voor de auto van de zaak. Zo zijn de looptijden van zakelijke leasecontracten vorig jaar licht opgelopen. Het ligt voor de hand dat werkgevers de contracten liever even verlengen dan een nieuw contract afsluiten. Een laag bijtellingspercentage voor de auto van de zaak geldt tot vijf jaar na de registratie. Een verlenging van het contract van vier naar vijf jaar is dus mogelijk zonder direct fiscaal nadeel. Bovendien kunnen de maandlasten dalen door de langere looptijd. Werkgevers kijken vanwege het vele thuiswerken ook naar alternatieven voor de klassieke zakenauto. Ook halen veel werknemers het minimumaantal kilometers per jaar om een auto van de zaak te kunnen krijgen niet meer. Een ander probleem is dat werknemers soms ook zelf van de leaseauto af willen, omdat ze minder rijden maar wel dezelfde kosten houden. Inmiddels passen veel werkgevers in overleg met de OR en hun medewerkers hun mobiliteistbeleid aan en komen met individuele oplossingen op maat v.w.b. het vervoersaanbod. Werknemers kunnen zelf een keuze maken die past bij hun persoonlijke situtie.
In onderstaande casus ging het NB om een bijzondere situatie.
Art. 7:629 BW (loondoorbetaling bij ziekte) staat niet in de weg aan afspraak dat na zes maanden ziekte van werknemer de leaseauto moet worden ingeleverd. De werkgever is niet gehouden daarmee gepaard gaande - verlies privégebruik- van de auto te vergoeden, aldus Hof Den Haag.
Het ging in deze zaak over de vraag of een werknemer, die na zes maanden ziekte zijn leaseauto heeft moeten inleveren, recht heeft op een financiële vergoeding van zijn werkgever voor het verlies van het privégebruik van de auto.
Hof Den Haag oordeelt dat de werknemer geen aanspraak kan maken op compensatie. Het Hof kijkt naar de mobiliteitsregeling uit het Personeelshandboek en hierin staat duidelijk verwoord dat een werknemer bij ziekte na zes maanden zijn/haar leaseauto moet inleveren (of het mobiliteitsbudget wordt stopgezet, indien geen leaseauto).
De werknemer heeft deze regeling geaccepteerd en is er dus aan gebonden. De werknemer moet zijn leaseauto na zes maanden ziekte inleveren.
In veel gevallen wordt aan een werknemer naast zijn salaris ook een “leaseauto” verstrekt. Het maakt meestal niet eens uit of de werknemer de auto wel of niet zakelijk nodig heeft. Anders gezegd een ambulante functie heeft.
Wanneer de auto een arbeidsvoorwaarde is, zonder restricties, zoals in bovenvermelde case, dan kan de auto niet vanwege ziekte of wijziging van functie worden ingenomen. Wel zou eventueel een compensatie getroffen kunnen worden.
Bovenvermelde uitspraak illustreert dat bij het verstrekken van een “auto van de zaak” heel goed overeengekomen moet zijn in de mobiliteitsregeling of berijdersovereenkomst wanneer de berijder niet meer over de auto kan beschikken.
De werknemer heeft een elektrische auto van de zaak die hij bij zijn woning oplaadt. Hoe hoog is de vergoeding die de werkgever onbelast mag geven?
De werkgever kan een onbelaste vergoeding geven voor de intermediaire kosten of met de werknemer een onbelaste zakelijke transactie sluiten.
De Kennisgroep loonheffing algemeen van de Belastingdienst heeft de vraag beantwoord of een vergoeding voor het opladen van de auto van de zaak door de werknemer thuis op basis van de consumentenprijs of de eindverbruikersprijs buiten de loonsfeer blijft.
Het gaat dus niet overde vraag of deze kosten vergoed mogen worden, maar wat de hoogte van de vergoeding mag zijn. Immers bij een "auto van de zaak" mag de werkgever alle daarmee samenhangende kosten onbelast vergoeden.
Aan een werknemer is een elektrische auto ter beschikking gesteld. De werknemer laadt de auto bij zijn woning op.
Voor het jaar 2023 geldt een prijsplafond voor alle huishoudens en andere afnemers met een kleinverbruikersaansluiting op elektriciteits- en gasnet of een aansluiting op een warmtenet. Het prijsplafond voor elektriciteit bedraagt (inclusief belasting) € 0,40 per kWh tot een gebruik van 2900 kWh. Voor het energieverbruik boven het plafond betalen huishoudens en andere kleinverbruikers het tarief uit het energiecontract.
Hoe hoog is de vergoeding die de werkgever onbelast mag geven aan de werknemer?
De werkgever kan een onbelaste vergoeding geven voor de werkelijke uitgaven van de werknemer (intermediaire kosten) of met hem een onbelaste zakelijke transactie sluiten.
De werkgever mag de integrale kostprijs van de elektriciteit onbelast vergoeden aan de werknemer. De integrale kostprijs wordt bepaald door de variabele en vaste kosten van de werknemer te delen door het aantal door de werknemer verbruikte kWh. Tot die kosten kan ook een evenredig deel van de afschrijving van zonnepanelen behoren. Het prijsplafond voor energie kan de integrale kostprijs verlagen.
Als een werkgever en een werknemer afspraken maken over de doorlevering van energie onder zakelijke voorwaarden dan vindt deze transactie ook plaats buiten de loonsfeer. Bij deze zakelijke transactie kan de werknemer ook de door zonnepanelen opgewekte energie meeleveren.
Een vergoeding voor intermediaire kosten vormt geen loon, voor zover de vergoeding niet hoger is dan het bedrag van de werkelijke uitgaven die de werknemer heeft gemaakt. De wet geeft geen definitie van intermediaire kosten.
Volgens de Staatssecretaris van Financiën zijn intermediaire kosten uitgaven die de werknemer niet voor zichzelf doet, maar (1) namens de werkgever en (2) voor diens rekening. Zie hiervoor het besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 29 december 2014, Stcrt. 2014, 36871 (onderdeel 3.3.2).
Elektriciteitskosten die de werknemer betaalt aan zijn energiemaatschappij voor het opladen van de auto van de zaak zijn een voorbeeld van intermediaire kosten. De kosten van de auto zijn kosten van de werkgever.
In de casus levert de werknemer als het ware elektriciteit door aan zijn werkgever. De vergoeding van deze kosten door de werkgever behoort niet tot het loon. De kosten bestaan uit de prijs die de werknemer verschuldigd is aan zijn energiemaatschappij voor de elektriciteit voor de auto van de zaak (kostprijs).
Voor zover de werknemer zelf – via eigen zonnepanelen – opgewekte energie meelevert, zijn alleen de daarmee gepaard gaande kosten te beschouwen als intermediaire kosten.
De vraag is of de kostprijs alleen bestaat uit de extra kosten die de werknemer verschuldigd is aan de energiemaatschappij of dat moet worden uitgaan van de integrale kosten per kWh. Naar de mening van de kennisgroep moet worden uitgegaan van integrale kosten.
De uitgaven aan elektriciteit voor de auto van de zaak hangen voor de werknemer immers niet alleen af van de variabele kosten, maar ook van de vaste kosten. De prijs die de werknemer per kWh betaalt, wordt bepaald door zijn variabele en vaste kosten te delen door het aantal door hem verbruikte kWh.
De vermindering van de energiebelasting kan buiten beschouwing worden gelaten voor zover deze al wordt opgebruikt door het privégebruik van de stroom door de werknemer. Tot die kosten kan ook een evenredig deel van de afschrijving van zonnepanelen behoren, omdat afschrijvingen onderdeel uitmaken van de integrale kostprijs.
Bij de berekening van de integrale kostprijs moet ook rekening worden gehouden met het prijsplafond. Door toepassing van het prijsplafond kan de integrale kostprijs per kWh dalen en daardoor ook de vergoeding die de werkgever onbelast kan geven.
Als de werknemer voor het opladen van de auto van de zaak gebruik maakt van een openbare laadpaal bij zijn woning kan de werkgever de kosten die de werknemer betaalt voor dat opladen, onbelast vergoeden.
Als een werkgever en een werknemer afspraken maken over de doorlevering van energie onder zakelijke voorwaarden dan vindt deze transactie ook plaats buiten de loonsfeer (zakelijke transactie). Bij deze zakelijke transactie kan de werknemer ook de door zonnepanelen opgewekte energie meeleveren. Ook in dat geval speelt de vergoeding zich af buiten de loonsfeer. Zie ook het besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 6 september 2022, Stcrt. 2022, 24901 (onderdeel 5.3):
“Bij gebruik van zonnepanelen kan een werkgever een vergoeding geven die overeenkomt met het bedrag dat een energiemaatschappij in rekening zou brengen. Een dergelijke overeenkomst heeft geen gevolgen voor de vaststelling van het loon en daarmee de loonheffingen.”
Om de zakelijkheid van de afspraken te kunnen beoordelen, zal het tarief in combinatie met de duur van het contract marktconform moeten zijn. Daarbij moet worden gekeken naar de energiemarkt op het moment van het maken van de afspraken tussen partijen. Zie ook KG:204:2024:13.
Bij twijfel ligt het op de weg van de inspecteur om aannemelijk te maken dat sprake is van een hogere vergoeding dan een vergoeding onder zakelijke voorwaarden of van een vergoeding van de intermediaire kosten.
KG:204:2024:14 Opladen auto van de zaak
Ga terug naar rubriek Vervoer.