Vanwege hoge rendementen verdienen bankiers (steeds) meer aan uw pensioen
Opinie | vr 17 sep 2021 | Bron: HR-kiosk & De Telegraaf | Auteur: Andries Bongers | Trefwoorden: Rekenrente, Rendement, Indexatie, Koopkracht, Bonus, Beheerskosten, Vermogensbeheerskosten, Beleggingskosten
Gepensioneerden zagen hun koopkracht vorig jaar weer dalen, maar de bankiers die (voor de pensioenfondsen) hun pensioengeld beleggen hebben niets te klagen. De bonus voor beleggers van Nederlands pensioengeld steeg in het coronajaar met liefst 38%. Per pensioendeelnemer is dat €83 meer. In totaal betaalden fondsen €2,9 miljard aan bonussen.
De bonussen vormen echter nog maar een deel van de totale beheerskosten.
De kosten van het vermogensbeheer stegen met bijna 17%. Positief was dat het beleggingsrendement in 2020 ook steeg met 8,2% (2019: +17,6%).
Resultaten uit het verleden bieden geen garantie voor de toekomst
En de Nederlandsche Bank en Minister Koolmees maar volhouden dat de rekenrente maar 1% mag zijn. Want al jaren lang verkondigen zij:
“resultaten uit het verleden bieden geen garantie voor de toekomst”. En daarom worden vele pensioenen meer dan 10 jaren niet meer geïndexeerd. Terwijl het gemiddelde rendement van pensioenfondsen over de afgelopen jaren meer dan 8% is. Afgezien van het feit dat de meeste pensioenfondsen dus voldoende geld in kas hebben om wel te indexeren, zijn de beheerskosten exorbitant hoog.
Al jaren geleden maakte ik een eenvoudige berekening van een medewerker met een middelloon van bijvoorbeeld € 34.758,00 en een franchise van € 19.758,00 en een pensioenpremie van gemiddeld 23,5% (in de Metaal is de premie inmiddels 29%). Dat levert met 42 werkzame jaren en met een rendement van (slechts) 4% een eindkapitaal op van € 397.794,00. Stel de levensverwachting na pensionering op 20 jaren. Wat heb je dan nodig om een gepensioneerde inclusief de
AOW een pensioen van 70% van het middelloon te garanderen?
Rendement
Wat levert de jaarlijkse premie nu feitelijk op?
Met de logaritmentafel kwamen we tot de volgende uitkomsten, waarbij we de berekeningen bewust eenvoudig hebben gehouden, omdat allerlei andere factoren van ondergeschikt belang zijn.
* Bij loonstijgingen en middelloonpensioen zal de premiebijdrage evenredig meegroeien
Man |
27 jaar |
Pensioendatum |
69 jaar |
Opbouwtermijn |
42 jaar |
Inkomen |
€ 34.758 * |
AOW-franchise |
€ 19.758 |
Pensioengrondslag |
€ 15.000 |
Premie (werkgever + werknemer) |
23,5% |
Jaarpremie |
€ 3.525 |
Fiscaaal toegestaan 70% grondslag |
€ 10.500 |
*
Bij loonstijgingen en middelloon pensioen zal de premiebijdrage evenredig meegroeien
Wanneer deze man in 2059 de leeftijd van 69 jaar behaalt, dan is de prognose dat hij nog 20 jaar lang van een uitkering mag genieten. Benodigd kapitaal: 20 * € 10.500 = € 210.000.
(Dan laten we nog buiten beschouwing dat het kapitaal over die 20 pensioenjaren ook nog een rendement oplevert)
Een premie van € 3.525,-- per jaar groeit over 42 jaar, bij de navolgende rendementspercentages, tot het volgende opgebouwd kapitaal:
Premie per jaar |
€ 3.525 |
€ 3.525 |
€ 3.525 |
Rendement |
2% |
4% |
8% |
Opgebouwd kapitaal |
€ 236.737 |
€ 387.794 |
€ 1.161.780 |
Wat is dan het (echte) probleem?
Want ook bij slechts 2% rendement wordt er voldoende kapitaal opgebouwd. Maar waar blijft het bedrag van € 1.161.780 als er gemiddeld 8% rendement wordt gemaakt en er maar tegen die tijd € 210.000 nodig is? Zijn dat misschien onevenredig hoge kosten en is het rendement en de dekkingsgraad helemaal niet het echte probleem?
En ook als de bonussen van de bankiers van o.a. Goldman Sachs ieder jaar hoger worden, dan zijn de beheerskosten bij een rendement van 8% van ruim € 800.000,00 nog steeds niet uit te leggen..
Aan deze geldverslindende carrousel verandert ook een nieuw pensioenstelsel niets of misschien toch?