Pensioenfonds ABP stapt uit fossiel: wat zijn de gevolgen
Opinie | wo 27 okt 2021 | Bron: HR-kiosk & De Telegraaf | Auteur: Andries Bongers | Trefwoorden: Fossiel, Oliemaatschappijen, Rendement, Dekkingsgraad, Indexeren, Beleggingskosten, Beleggingswinst, Rekenrente, ABP, PME
Na jarenlange druk van de buitenwereld (wie zijn dat?) verkoopt pensioenfonds
ABP haar aandelen in bedrijven die olie, gas en steenkool winnen. Een 'abrupte U-turn' van het fonds en een 'heel helder signaal' aan de olie-industrie, staat in diverse kranten.
Gaan leraren of ambtenaren dat merken in hun pensioen?
Nee, stelt het grootste pensioenfonds van Nederland. "Dit gaat over 3 procent van het belegd vermogen van APB en wij verwachten dat het geen invloed heeft op rendement en pensioen", zegt Corien Wortmann, bestuursvoorzitter van
ABP.
Maar wat is het rendement dan?
Eind 2020 was het totaal belegd vermogen van
ABP 495 miljard euro (2019 466 miljard), waarvan dus zo'n 15 miljard euro werd belegd in bedrijven zoals Shell, ExxonMobil of Gazprom. Ieder jaar stijgt het vermogen gestaag. Het afgelopen kwartaal schreef
ABP 5,5 miljard extra bij, waarmee het totale belegd vermogen inmiddels is gestegen naar 528 miljard euro.
PME, het eerstgrote pensioenfonds (na
ABP) nam vorige maand ook afscheid van zijn beleggingen in de olie- en gasindustrie. Dit pensioenfonds voor (oud-)werknemers in de metaal- en elektronische industrie is met 62 miljard euro aan belegd vermogen beduidend kleiner dan
ABP, dat zo’n 528 miljard euro heeft belegd en daarmee een van de grootste pensioenfondsen ter wereld is.
Pensioenpremies
De pensioenpremies die werknemers en werkgevers van deze fondsen moeten ophoesten, zijn behoorlijk fors t.o.v. andere fondsen.
De premie van het ouderdoms- en nabestaandenpensioen van
ABP stijgt in 2022 naar verwachting van 25,9 naar 27,4 procent. Als redenen worden door het
ABP aangevoerd dat de pensioenen aanmerkelijk duurder zijn geworden. Dit komt door de lagere verwachte beleggingsopbrengsten en de lage rente. Hierdoor is een premiestijging noodzakelijk.
Wordt er dan i.p.v. in de delfstoffenindustrie in waardeloze obligaties belegd?
De pensioenpremie van PME gaat vanaf 2021 omhoog met totaal 2,3 procentpunt. Per 1 januari 2021 gaat de premie met 1,5 procentpunt omhoog van 23,5% naar 25,0%. Per 1 januari 2022 gaat de premie met 0,8 procentpunt omhoog naar 25,8%.
De pensioenpremies voor 2021 voor de bedrijfstak Metaal en Techniek stijgt van 22,2% naar 27,98%.
Deze 3 fondsen brengen een relatief hoge pensioenpremie in rekening, die de laatste jaren ook nog eens fors is gestegen.
Maar als we dan kijken naar de dekkingsgraad van deze fondsen dan zijn die respectievelijk voor
ABP, PME en PMT 98,8%, 100,6% en 98,3%. *
Zorg en Welzijn staat er ook niet florissant voor met een dekkingsgraad van 96,5%.
De meeste fondsen kunnen volgend jaar hun pensioenen indexeren, maar de grootste (
ABP. PME, PMT en Zorg) met N.B. de hoogste premies kunnen dat nog lang niet en dat zal ook wel enige tijd zo blijven wanneer een dekkingsgraad van 110% vereist is.
We kunnen het moedig vinden dat
ABP en PME besluiten om geen beleggingen meer te doen in de “vuile” industrie, maar hoe staat het dan met de beleggingsresultaten de afgelopen jaren. Daar is niks mis mee laten ze ieder jaar weer weten.
Maar hoe kan het dan dat de dekkingsgraad zo laag is?
Kan het zijn dat de beheerskosten veel te hoog zijn? Zou
ABP en PME niet eerst aandacht moeten besteden aan de efficiency van hun organisatie of het verlagen van de exorbitante bonussen aan beleggingsmaatschappijen, in plaats van afstand te nemen van de delfstoffenindustrie?
Zijn de deelnemers gevraagd wat hun meningen zijn of hebben de besturen hun oren teveel laten hangen naar de actiegroepen?
* Pensioenfonds van IBM Nederland heeft een dekkingsgraad van 134,4%