Inhoud
- Aantal gepensioneerden passeert 3 miljoen
- Aantal gepensioneerden blijft stijgen
- Minder gepensioneerden van 55 tot 65 jaar
- Vrouw krijgt structureel minder pensioen
- Pensioenleeftijd voor negende jaar omhoog
- Een op drie werknemers ligt wakker van pensioen
- Na pensionering meer te besteden dan daarvoor?
- Pensioenleeftijd werknemers stijgt richting 65 jaar
- Driekwart beroepsbevolking neemt maatregelen voor pensioen
- Fikse stijging aantal gepensioneerden én sterke toename 80-plussers verwacht
- Pensioenleeftijd in 2021 ruim 4 jaar hoger dan in 2006
Aantal gepensioneerden passeert 3 miljoen
Het aantal gepensioneerden is in 2011 voor het eerst gestegen tot boven de 3 miljoen. Hiermee is inmiddels bijna een op de vijf Nederlanders met pensioen. Sinds 2006 is het aandeel gepensioneerden in de leeftijd van 55 tot 65 jaar afgenomen.
Aantal gepensioneerden blijft stijgen
Door de toenemende vergrijzing zijn er tussen 2000 en 2011 bijna 600 duizend gepensioneerden bijgekomen. Het aandeel gepensioneerden in de totale bevolking steeg in deze periode van 15 naar 18 procent. Een kleine maar groeiende groep gepensioneerden verblijft in het buitenland. In 2011 ging het om ruim 50 duizend personen.
Gepensioneerden naar leeftijd
Minder gepensioneerden van 55 tot 65 jaar
Het aandeel gepensioneerden onder de bevolking van 55 tot 65 jaar neemt sinds 2006 af. Vorig jaar was 15 procent van alle 55- tot 65-jarigen met pensioen, in 2006 was dat nog 19 procent. Dit komt doordat werknemers de afgelopen jaren langer zijn gaan doorwerken vanwege de versobering van de vervroegde pensioenregelingen. De gemiddelde pensioenleeftijd van werknemers steeg van 61 jaar in 2006 naar ruim 63 jaar in 2011.
Aandeel gepensioneerden van 55 tot 65 jaar en pensioenleeftijd van werknemers
Vrouw krijgt structureel minder pensioen
Het is niet best gesteld met de pensioensituatie van vrouwen. Een Nederlandse vrouw heeft bij haar pensionering gemiddeld ruim 40 procent minder te besteden dan een man van 65. Nederland presteert daarmee slechter dan de meeste landen in Europa, zo blijkt uit onderzoek van de Europese Unie naar pensioenverschillen tussen mannen en vrouwen. Sommige oorzaken voor deze pensioenkloof zijn voor de hand liggend; moederschap gaat bijvoorbeeld vaak ten koste van arbeidsjaren. Maar het probleem is minder eenduidig dan het lijkt.
Het staatspensioen is voor iedereen gelijk en maakt geen verschil tussen mannen en vrouwen. De verschillen zitten in het inkomen uit bedrijfspensioenfondsen en vrijwillige inkomensvoorzieningen zoals lijfrentes en levensverzekeringen. Stoppen of minder werken voor het moederschap zorgt dat daar minder vrouwen aan deelnemen of voor kortere tijd aan meedoen. De onderzoekers zien echter niet alleen pensioenverschillen door de mate en duur van de deelname. Een niet te onderschatten factor is de bekende inkomenskloof tussen mannen en vrouwen. Vrouwen verdienen voor hetzelfde werk nog steeds gemiddeld 15 procent minder dan mannen. Dat verschil in loon uit zich ook na het pensioen.
Pensioenleeftijd voor negende jaar omhoog
Al negen jaar achtereen stijgt de gemiddelde leeftijd waarop werknemers met pensioen gaan. Tussen 2006 en 2015 is die opgelopen van 61 naar 64 jaar en 5 maanden. Het afgelopen jaar is de gemiddelde pensioenleeftijd 4 maanden hoger dan een jaar eerder.
Begin deze eeuw lag de gemiddelde pensioenleeftijd rond de 61 jaar. In 2007 begon die leeftijd te stijgen, onder invloed van regelgeving en wetswijzigingen die als doel hadden te bevorderen dat werknemers langer doorwerken. Het aandeel werknemers dat voor het 65e levensjaar met pensioen gaat is sindsdien drastisch gedaald.
Ook de verhoging van de
AOW-leeftijd vanaf 1 januari 2013 speelt hierin een rol. In 2015 lag de
AOW-leeftijd op 65 jaar en 3 maanden, in 2016 wordt dat 65 jaar en 6 maanden. In de komende jaren zal die verder oplopen. (CBS,
1 mrt. 2016)
Een op drie werknemers ligt wakker van pensioen
Bijna een op de drie werknemers maakt zich financiële zorgen over hun pensionering. Dit blijkt uit onderzoek van adviesbureau Mercer naar gezondheid en pensioen onder werknemers. Toch is ruim een kwart van de werknemers de afgelopen jaren minder gaan sparen voor het pensioen. Een kwart spaart zelfs helemaal niet. (Bron: Mercer, 22 apr. 2016)
Na pensionering meer te besteden dan daarvoor?
Een groep topambtenaren vindt de verdeling scheef: inkomen moet beter gespreid worden over het hele leven. Ze stellen onder meer voor om ouderen zwaarder te belasten.
Nederlanders zetten meer geld opzij voor de oude dag dan nodig is. Dat stelt de Studiegroep Duurzame Groei, een club van topambtenaren die advies uitbrengt over toekomstig kabinetsbeleid. Samen met het bezit van een eigen woning met afgeloste hypotheek zorgt dit ervoor dat veel ouderen er warmpjes bijzitten.
De ambtenaren (waarom 'topambtenaren'?) doen een aantal voorstellen voor een betere verdeling van inkomen:
- Versnelde afbouw van de hypotheekrenteaftrek, zodat minder huishoudens zich in de schulden steken en huren aantrekkelijk wordt.
- De manier waarop werknemers pensioen opbouwen moet op de schop. Het huidige pensioensysteem is niet flexibel genoeg om de veranderingen op de arbeidsmarkt en in de maatschappij soepel op te vangen. Met name de doorsneesystematiek ligt onder vuur. Daarbij zijn de premie en de opbouw van alle pensioendeelnemers gelijk: bijvoorbeeld 15 procent van het salaris. Dit leidt ertoe dat jonge werknemers relatief veel premie afdragen, terwijl ouderen te weinig betalen. Jongeren hebben immers hun hele carrière nog voor zich en hun pensioenpremies kunnen langer belegd worden.
- Lang was dit geen probleem, omdat een jongere werknemer vanzelf ouder wordt. Maar de flexibilisering van de arbeidsmarkt zorgt er voor dat steeds minder jongeren hun hele leven pensioen opbouwen bij één fonds.
- Een oplossing is een zogenoemde ‘persoonlijke pensioenrekening’. Elke werkende draagt dan geen premie af aan een collectief fonds, maar spaart voor zijn eigen beleggingspot.
- De belasting voor AOW-gerechtigden moet omhoog. Momenteel is de gemiddelde belastingdruk voor mensen die AOW ontvangen lager dan voor werkenden. Dit heeft een historische reden: gepensioneerden hadden vroeger een grotere kans op armoede. Maar dat ligt tegenwoordig anders. De kans op armoede onder ouderen is flink gedaald. Door de tarieven voor AOW-gerechtigden en werkenden gelijk te trekken, zijn de belastingen beter verdeeld over de duur van een leven.
- De erf- en schenkbelasting moet omhoog. Door de erfbelasting te verhogen, worden ouderen gestimuleerd om tijdens hun leven al vermogen over te dragen aan jongere generaties. (Bron: Z24, 6 juli 2016)
Redactie HR-kiosk: Enig commentaar is wel op z'n plaats
- Wat het besteden betreft, is onduidelijk of het gaat om bruto of netto inkomens?
- Kan het zijn de ouderen, gezien de tijdsperiode waarin zij toen leefden, (een stuk) zuiniger waren en zij mede daardoor hypotheken gemakkelijker konden aflossen? En zo ja, is dat een reden hen voor dit zuinige gedrag nu extra te belasten?
- In de afgelopen paar jaren hebben de PvdA bewindslieden op ministerie SZW een record aan inkomensbegrenzingen in diverse regelingen ingebouwd die ook gepensioneerden raken (zie onze subparagraaf). Is dit nog niet genoeg?
- Gepensioneerden met enig kapitaal hebben vaak gespaard via hun bank. Door de lage rente betalen zij al x jaren meer box-3 belasting dan de verkregen rente-inkomsten. Moeten zij naast het betalen van de box-3 belasting andermaal interen?
- Veel ouderen zitten er niet warmpjes bij, bijvoorbeeld personen die langere tijd in het buitenland woonden en in die periode geen AOW hebben opgebouwd. Moet ook voor hen de belasting worden verhoogd, of komen er weer de bekende uitzonderingen?
- Belasting voor gepensioneerden nu verhogen is een hoogst ongelukkig tijdstip vanwege de te verwachten kortingen op de pensioenen, komt bij dat de meeste pensioenfondsen al enkele jaren geen indexatie meer toepassen.
- Overigens is er helemaal geen verschil in het belastingtarief, behoudens het feit dat AOW-ers geen AOW premie betalen.
- De top-ambtenaren zouden zich eens druk moeten maken om de hoge beheerskosten van pensioenfondsen en de ongehoorde kosten die verzekeraars in rekening brengen.
- Veel zogenaamde deskundigen bemoeien zich nu met het wijzigen van ons pensioenstelsel, maar vergeten waar de echte problematiek zit . . . . . .
- En met "gemiddeld" kunnen we alles verklaren
Pensioenleeftijd werknemers stijgt richting 65 jaar
De gemiddelde leeftijd waarop werknemers in 2017 met pensioen gingen was 64 jaar en 10 maanden, 5 maanden hoger dan in 2016. Begin 2000 lag de gemiddelde pensioenleeftijd net onder de 61 jaar. Deze leeftijd begon in 2007 te stijgen onder invloed van regelgeving en wetswijzigingen die als doel hadden werknemers te stimuleren om langer door te werken. Het aandeel werknemers dat voor hun 65e verjaardag met pensioen gaat is sindsdien drastisch gedaald van 88 procent in 2006 naar 38 procent in 2017.
Ook de
AOW-leeftijd die vanaf 1 januari 2013 stapsgewijs wordt verhoogd, speelt een rol. In 2017 kregen personen vanaf 65 jaar en 9 maanden een
AOW-uitkering. De komende jaren zal de
AOW-leeftijd verder stijgen tot 67 jaar en 3 maanden in 2022. Vanaf 2022 is de
AOW-leeftijd gekoppeld aan de levensverwachting. (Bronnen: CBS en SalarisNet,
20 jun. 2018)
Driekwart beroepsbevolking neemt maatregelen voor pensioen
Driekwart (76%) van de werkende Nederlanders heeft één of meerdere maatregelen genomen om na pensionering te kunnen blijven leven zoals nu. Meestal sparen ze via een spaarrekening of deposito, of bouwen vermogen op via de eigen woning/aflossen van de hypotheek. Naast de maatregelen die mensen nu al nemen, heeft de helft van de mensen de intentie om minder uitgaven te hebben tegen de tijd dat zij met pensioen gaan.
Dit blijkt uit de
Pensioenmonitor 2018 van Wijzer in geldzaken. Het onderzoek is gedaan onder 1.000 mensen uit de Nederlandse beroepsbevolking tussen de 21 en 66 jaar in het kader van de Pensioen3daagse 2018 van 6 t/m 8 november. (Bron: Findinet,
nov. 2018)
Fikse stijging aantal gepensioneerden én sterke toename 80-plussers verwacht
De trend is al enige tijd dat we gemiddeld genomen ouder worden én langer doorwerken. Uit cijfers van het Centraal Bureau van de Statistiek (
CBS) en het Stelsel van Sociaal-statistische Bestanden (SSB) blijkt dat in 2020 ruim 94 duizend werknemers met pensioen gingen. Dat is maar liefst 30 procent meer dan in twee voorgaande jaren. De gemiddelde pensioenleeftijd ging met een half jaar omhoog naar 65,5. Het
CBS meldde ook dat het aantal 80-plussers, in 2021 ruim 800 duizend, in 2050 verdubbeld of zelf verdrievoudigd zal zijn. (Bron:
ABP,
13 apr. 2021)
Pensioenleeftijd in 2021 ruim 4 jaar hoger dan in 2006
In 2021 gingen ruim 100 duizend werknemers met pensioen. Dat is iets meer dan in 2020 en bijna 40 procent meer dan in 2019. Dit komt mede doordat de AOW-leeftijd in 2020 en 2021 niet verhoogd is. De gemiddelde pensioenleeftijd van werknemers was 65 jaar en 3 maanden, net zo hoog als in 2020. Dit blijkt uit nieuwe cijfers van het CBS.
De AOW-leeftijd is in 2020 en 2021 niet verhoogd ten opzichte van een jaar eerder en bleef 66 jaar en 4 maanden. Tegelijk bereikten meer mensen deze leeftijd. Mede hierdoor kwamen er meer mensen in aanmerking voor een AOW-uitkering. In 2021 ging 7,1 procent van de werknemers van 55 jaar of ouder met pensioen, in 2019 was dat 5,5 procent.
Gemiddelde pensioenleeftijd werknemers vrijwel gelijk gebleven
Voor het eerst sinds 2006 is de gemiddelde leeftijd van werknemers bij pensionering niet toegenomen. Net als in 2020 bedroeg in 2021 de gemiddelde pensioenleeftijd van werknemers 65 jaar en 3 maanden.
In de periode 2000-2006 lag de gemiddelde pensioenleeftijd van werknemers nog rond 61 jaar. De pensioenleeftijd steeg vanaf 2007, het aandeel werknemers dat voor hun 65e verjaardag met pensioen ging is sindsdien gedaald. Vanaf 2013 houdt de gemiddelde pensioenleeftijd van werknemers min of meer gelijke tred met de geldende AOW-leeftijd.
Helft pensioengangers is 66 jaar
Net als in 2020 ging in 2021 de helft van de werknemers op 66-jarige leeftijd met pensioen. Tot 2007 waren bijna negen op de tien werknemers die met pensioen gingen jonger dan de AOW-leeftijd, toen 65 jaar. Vanaf 2007 nam dit aandeel sterk af. In 2020 en 2021 had minder dan de helft van de werknemers op het moment van pensionering de AOW-leeftijd van 66 jaar en 4 maanden nog niet bereikt.
Aandeel gepensioneerden onder bevolking neemt weer toe
In 2021 waren in Nederland 3,3 miljoen gepensioneerden. Het aandeel gepensioneerden onder de bevolking is in de periode 2001-2014 jaarlijks gemiddeld met een kwart procentpunt toegenomen van 15,1 procent tot 18,3 procent. In de periode 2014-2019 bleef het aandeel gepensioneerden onder de bevolking vrijwel gelijk, rond 18,4 procent. In deze periode is de AOW-leeftijd stapsgewijs verhoogd. In 2020 en 2021 steeg het aandeel gepensioneerden onder de bevolking weer met 0,2 procentpunt per jaar.
Bereidheid om langer door te werken niet verder toegenomen
Eind 2021 gaven 45- tot 65-jarige werknemers aan door te willen werken tot gemiddeld bijna 65 jaar. Daarmee kwam een eind aan de geleidelijke toename van de leeftijd tot waarop werknemers willen doorwerken. Een vrij grote groep geeft aan niet te weten tot welke leeftijd zij willen doorwerken. Dit komt meer voor onder 45- tot 55-jarigen (35 procent) dan onder 55- tot 65-jarigen (24 procent).
In 2021 gaf 76 procent van de werknemers van 45 tot 65 jaar aan dat zij eventueel tot een hogere leeftijd zouden willen doorwerken. Dit percentage loopt uiteen van 82 procent voor 45- tot 55-jarigen tot 69 procent voor 55- tot 65-jarigen. De mogelijkheid om de loopbaan voort te zetten met minder uren of minder dagen per week is veruit de meest genoemde reden om langer te blijven werken. Dit wordt genoemd door de helft van hen. Twee andere veel genoemde redenen zijn lichter werk doen en als stoppen financieel onaantrekkelijker wordt. Die laatste reden werd in 2021 minder vaak genoemd (22 procent) dan in 2015 (29 procent).
Ga terug naar Pensioen (inleiding).