Pensioenwetten

Datum laatste wijziging: 28 juni 2021  |  Trefwoorden: , , , , , , , , ,

Inhoud

  1. Korte historie pensioenwetten
  2. Informeren over deelname
  3. Europese richtlijnen
  4. Wet Versterking bestuur pensioenfondsen
  5. Wetsvoorstel verlaging maximumopbouw en maximering pensioengevend inkomen
  6. Gevolgen inperking pensioenopbouw
  7. Aanbieden nettolijfrente per 2015 verplicht
  8. Nettopensioenregeling
  9. Wet wijziging financieel toetsingskader pensioenfondsen
  10. Wetsvoorstel herziening waardeoverdracht
  11. Algemeen pensioenfonds (Apf)
  12. Verzamelwet pensioenen 2014
  13. Wetsvoorstel Aanpassing instemmingsrecht ondernemingsraad bij pensioenregelingen
  14. Wetsvoorstel Aanpassing financieel toetsingskader (FTK)
  15. Centraal aanspreekpunt pensioenen
  16. Veelverdiener moet minder pensioenpremie inleggen
  17. Bijna 1 op 5 werkgevers compenseert versoberde pensioenopbouw niet
  18. Doorbeleggen in uitkeringsfase premieovereenkomst
  19. Betere en heldere pensioencommunicatie per 1 juli 2015
  20. Veranderingen per 1 januari 2016
  21. Kabinet wil af van doorsneesystematiek
  22. Handreiking tijdelijke regeling pensioenknip
  23. Flexibel pensioen
  24. Kabinet versnelt transitie naar nieuwe pensioenovereenkomst niet
  25. Eerste algemeen pensioenfonds een feit
  26. Fiscale vereenvoudigingsbrief naar Tweede Kamer
  27. Ingangsdata AOW en pensioenrichtleeftijd verhoogd
  28. Veranderen rekenrente is geen oplossing voor pensioenproblemen
  29. Deel zittende pensioenbestuurders komt niet door keuring DNB
  30. Volo pensioen krijgt APF-vergunning
  31. Pensioenknip half jaar langer mogelijk
  32. Niet teveel nieuwe elementen in nieuw pensioencontract
  33. Wetsvoorstel waardeoverdracht kleine pensioenen vergeet gevolgen regeldruk
  34. Goedkeuring pensioenen i.v.m. Wet verbeterde premieregeling
  35. Wetsvoorstel Verzamelwet Pensioenen 2019
  36. Wetsvoorstel Fuserende bedrijfstakpensioenfondsen ingetrokken
  37. Wetsvoorstel Verzamelwet pensioenen 2019 ingediend
  38. Meer keuzevrijheid bij pensionering door opname deel van pensioen ineens
  39. Evaluatie Wet pensioencommunicatie
  40. Kabinet door met pensioen zonder bonden
  41. Internetconsultatie Wet toekomst pensioenen
  42. Zorgverzekering op minimumloon van werknemer inhouden
  43. Bijsparen bij een pensioentekort

Korte historie pensioenwetten

Pensioenwet 2007

Als een individuele werkgever aan de werknemer heeft toegezegd dat hij in een eigen pensioenregeling, genoemd ondernemingspensioenfonds (Opf), zal bijdragen, dan was hij tot 2007 gebonden aan de Pensioen- en Spaarfondsenwet (PSW), vanaf 2007 geldt de nieuwe Pensioenwet 2007 (zie Pensioenwet 2007).

Wet BPF 2000

Het kan ook zijn dat de werkgever deelneemt in een bedrijfs(tak)pensioenfonds (Bpf)*. In dat geval moet men zich ook houden aan de Wet betreffende verplichte deelneming in een bedrijfspensioenfonds (Wet BPF 2000). Van belang is verder de Wet fiscale behandeling pensioenen, die werknemers - binnen fiscale grenzen - de mogelijkheid geeft het pensioen naar eigen voorkeur af te stemmen, te weten: vervroegde ingangsdatum van het pensioen en omzetting van een geïndexeerd pensioen in een vast pensioen met een hogere aanvangsuitkering.

* Een bedrijfstakpensioenfonds is een uitvoerder van één pensioenregeling. Deze pensioenregeling voert zij meestal uit voor één of meer bedrijfstakken. De werkgevers uit deze bedrijfstakken zijn volgens hun CAO of Wet BPF verplicht om zich aan te sluiten bij het bedrijfstakpensioenfonds.

Wet VPL 2005

De Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/Prepensioen en introductie levensloopregeling¹ (Wet VPL), die met terugwerkende kracht per 1 januari 2005 is ingegaan, is een aanpassing op de Wet Fiscale behandeling van Pensioenen.

¹ De levensloopregeling is per 1 januari 2012 afgeschaft (zie Levensloopregeling).

Informeren over deelname

Een werkgever is wettelijk verplicht een werknemer binnen een maand na indiensttreding te informeren over deelname aan een pensioenregeling. Indien een werkgever hieraan niet voldoet, wordt hij geacht de betreffende werknemer te hebben opgenomen in de pensioenregeling, indien de werknemer behoort tot dezelfde groep werknemers waarvoor een pensioenregeling geldt. De werknemer kan in dat geval dus aanspraak maken op een pensioenregeling die identiek is aan die van de andere werknemers.

In de Pensioenwet staat dat als de werkgever een pensioenregeling heeft, werknemers vanaf hun eenentwintigste jaar deelnemen aan die pensioenregeling. Een latere leeftijd is niet
toegestaan. Een jongere leeftijd is wel toegestaan.

Desgewenst kan de werkgever vrijstelling vragen om de bedrijfspensioenregeling niet bij het voor het geldende bedrijfstakpensioenfonds, maar elders onder te brengen. Voorwaarde is dat de gewenste pensioenverzekering minstens ‘even goed’ moet zijn.

Europese richtlijnen

Voornoemde Pensioen- en Spaarfondsenwet wordt in overeenstemming gebracht met de Europese Pensioenfondsenrichtlijn. Alle pensioeninstellingen binnen de Europese Unie (EU) moeten voldoen aan dezelfde eisen op het gebied van de bedrijfsvoering. De aanpassing van de PSW aan de Europese richtlijn heeft een aantal gevolgen voor Nederlandse pensioenfondsen. Zo zijn alle pensioenfondsen door De Nederlandsche Bank (DNB) - toezichthouder van de bedrijfstakpensioenfondsen, als bedoel in artikel 1 van de Pensioen- en Spaarfondsenwet - ingeschreven in een register. Dit register geeft aan welke fondsen in welke landen actief zijn. Ook is de bestuurderstoets uitgebreid met eisen op het gebied van reputatie, beroepskwalificaties en -ervaring.

Niet iedere werknemer weet zich voor pensioen verzekerd. In het verleden waren categorieën werknemers voor de pensioenverzekering uitgesloten, waaronder werknemers met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. In overeenstemming met de Europese richtlijnen is in het Burgerlijk Wetboek een artikel opgenomen dat dat verbiedt. Ook het Europese Hof van Justitie houdt zich bezig met pensioenzaken. Algemene regel is dat de EU-lidstaten pensioenregelingen van andere lidstaten fiscaal niet ongunstiger mogen behandelen dan de nationale pensioenregelingen.

Wet Versterking bestuur pensioenfondsen

Besturen van pensioenfondsen moeten worden versterkt. Dat is nodig vanwege de steeds complexere omgeving waarin pensioenfondsen hun werk moeten doen. Dit vraagt om meer deskundigheid in besturen en een grotere betrokkenheid van premiebetalers en gepensioneerden.
Daarnaast wil het kabinet de bureaucratie terugdringen. Het kabinet past hiervoor de huidige regels voor bestuur en medezeggenschap bij pensioenfondsen aan.

In de toekomst kunnen pensioenfondsen uit twee bestuursmodellen kiezen. Het eerste model is een aanpassing van de bestaande bestuursvorm waarin werkgevers, werknemers en pensioengerechtigden zijn vertegenwoordigd. Daar kunnen ook externe deskundigen aan worden toegevoegd. Het tweede model is nieuw en houdt in dat een pensioenbestuur volledig bestaat uit externe beroepsbestuurders. Dit bestuur wordt gecontroleerd door een belanghebbendenorgaan, bestaande uit werkgevers, werknemers en pensioengerechtigden.
Ook bevat de wet de verplichting voor pensioenfondsen om in hun jaarverslag te rapporteren over de wijze waarop zij in hun beleggingsbeleid rekening houden met milieu en klimaat, mensenrechten en sociale verhoudingen.

Eerst werd zoals gebruikelijk de SER om advies gevraagd. Maar Staatssecretaris Klijnsma van SZW nam de belangrijkste voorstellen uit het SER-advies over het wetsvoorstel ter versterking van het bestuur van pensioenfondsen van 10 september 2012 niet over. Zo nam zij het voorstel om slechts één one-tier bestuursmodel* mogelijk te maken niet over, omdat het kabinet de keuze niet op voorhand wil inperken. Ook volgde zij het voorstel niet op om een voorgenomen statutenwijziging schriftelijk voor advies voor te leggen aan de raad van toezicht, de niet-uitvoerende bestuurders en de deelnemers- en pensioengerechtigdenraad. Reden was dat het kabinet dit voorstel overbodig acht. Wèl ging het kabinet mee in het voorstel van de SER om de zetelverdeling niet langer te koppelen aan premiemaximalisatie.

* Een one-tier board is een eenlaags (monistisch) bestuursmodel en in dit model maken de toezichthouders deel uit van het bestuur. In een bedrijf komt er dan dus één bestuur waarin zowel de 'directie' als de toezichthouders zitten. Er wordt in de one-tier board onderscheid gemaakt tussen uitvoerende bestuurders en niet uitvoerende bestuurders. Alleen een niet uitvoerende bestuurder mag de taak van voorzitter van het bestuur vervullen. In Nederland is deze bestuursvorm nieuw, maar in de VS en Groot-Brittannië wordt hij veel gebruikt (Bron: KvK).

NB: Nederlandse familiebedrijven zien niets in een bestuursvorm waarin zowel bestuurders als commissarissen zitting hebben. Hoewel de meeste ondernemingen er de voordelen van inzien, heeft een beperkt aantal ondernemingen de bestuursstructuur inmiddels aangepast. Sinds begin 2013 hebben familiebedrijven de mogelijkheid om een 'one-tier board' in het leven te roepen. Uit onderzoek van KPMG onder vijfhonderd familiebedrijven blijkt dat slechts 4% van de ondernemingen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om een dergelijke bestuursvorm in te voeren.

Het voorstel om sociale partners een rol te geven in de keuze van het bestuursmodel werd evenmin overgenomen. Het kabinet wees erop dat een vetorecht voor CAO-partijen afbreuk zou doen aan de verantwoordelijkheid van het fondsbestuur. Ook de voorstellen over de keuze tussen raad van toezicht en visitatiecommissie en de overgangsregeling werden niet nagevolgd. Wel liet het kabinet weten dat er een specifieke regeling zal worden getroffen over maximering van het aantal bestuurs- en toezichtfuncties bij pensioenfondsen. (Bron: SER, 8 jan. 2013)

Op 28 mei 2013 is het wetsvoorstel Versterking Bestuur Pensioenfondsen door de Tweede Kamer aangenomen en op 9 juli 2013 door de Eerste Kamer.

Wetsvoorstel verlaging maximumopbouw en maximering pensioengevend inkomen

De Tweede Kamer heeft op 6 maart 2014 het aangepast wetsvoorstel Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen en het Belastingplan 2014 - inclusief de aanvulling (de novelle¹) daarop (zie onder) - aangenomen. De inwerkingtreding van het wetsvoorstel zal vermoedelijk 1 januari 2015 zijn.

In de novelle¹ is opgenomen dat iedereen met een inkomen tot € 100.000 in een middelloonregeling per 2015 1,875% van zijn brutoloon mag sparen voor zijn pensioen. Voor eindloonregelingen wordt dit 1,657%. Voor beschikbare premieregelingen is een vergelijkbare aanpassing doorgevoerd.
Voor het deel van het inkomen boven € 100.000 kunnen werknemers en zelfstandigen vrijwillig bijsparen vanuit hun netto inkomen. Zij kunnen over dit inkomen via een nettolijfrente een oudedagsvoorziening opbouwen die (ongeveer) overeenkomt met een bruto pensioenopbouw van 1,875% van het gemiddelde loon per jaar (zie ook onderstaande alinea 'Aanbieden nettolijfrente² per 2015 verplicht'). (Bron: Pensioenfederatie, 7 mrt. 2014)

¹ Een novelle is een prozaverhaal van beperkte omvang. Het woord novelle is afgeleid van het Latijnse novus (nieuw) en het Italiaanse novella (nieuwtje).

² Het begrip nettolijfrente is vervangen door nettopensioen.

NB: Staatssecretaris Wiebes heeft naar aanleiding van Kamervragen nogmaals benadrukt dat de aftoppingsgrens van € 100.000 per dienstbetrekking geldt. Alleen in bijzondere situaties kan het voorkomen dat bij een werknemer met meerdere deeltijddienstbetrekkingen de aftoppingsgrens hoger uitkomt dan € 100.000.

Op 7 april 2014 verscheen het uitvoerige 'Memorie van Antwoord berekeningen inzake Wijziging van de Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen en het Belastingplan 2014'`. Belangrijke punten zijn:

  • Benadrukt wordt nogmaals dat een daling van het opbouwpercentage niet automatisch leidt tot een lagere werknemersbijdrage, zeker in het geval dat de werknemersbijdrage een vast percentage van de pensioengrondslag is. Een pensioenuitvoerder kan namelijk de premievrijval (gedeeltelijk) gebruiken voor een verbetering van de pensioenregeling of ter verbetering van de dekkingsgraad.
  • Ter herinnering: pensioenregelingen die vóór 1 januari 2015 ter beoordeling aan de Belastingdienst worden voorgelegd, kunnen met terugwerkende kracht aan het Witteveenkader (met normen en criteria voor een zuivere fiscale pensioenregeling) worden aangepast.
  • Voor het aangepaste Witteveenkader zijn onlangs nieuwe beschikbare premiestaffels bekendgemaakt in verband met de verlaging van het maximale opbouwpercentage.
  • Voor een fiscale facilitering van de nettolijfrente geldt als voorwaarde dat als een werkgeversbijdrage wordt verstrekt voor deelname aan de nettolijfrente, deze bijdrage tot minimaal hetzelfde bedrag wordt verstrekt aan werknemers die niet deelnemen aan de nettolijfrente. Daarbij mag geen onderscheid worden gemaakt op grond van de leeftijd van de werknemer. Hoe deze voorwaarde uitwerkt bij een netto lijfrente op beschikbare premiebasis is nog onduidelijk omdat bij een beschikbare premieregeling de premie oploopt naarmate de werknemer ouder wordt.
  • Ter herinnering: werknemers die op jonge leeftijd starten met pensioenopbouw, kunnen ook na 2014 op grond het deelnemingsjarenpensioen vanaf een bepaald aantal deelnemingsjaren twee jaar voorafgaand aan de AOW-leeftijd een pensioen genieten met een vervangingsratio van (met ingang van 1 januari 2015) 75% van het gemiddelde loon. Dit kan voor werkgevers nog een mogelijkheid zijn voor eerdere pensionering van de werknemers, bijvoorbeeld bij zware beroepen.

De parlementaire behandeling van de fiscale hervorming van de pensioenen is afgerond. Op 27 mei ging de Eerste Kamer in meerderheid akkoord met de plannen van de staatssecretarissen Wiebes (Financiën) en Klijnsma (Sociale Zaken en Werkgelegenheid). Eerder stemde ook de Tweede Kamer al in met de afspraken over de fiscale behandeling van pensioenen, waarover het kabinet eind 2013 een akkoord bereikte met de Tweede Kamerfracties van VVD, PvdA, D66, ChristenUnie en SGP.
Met ingang van 2015 geldt dus een opbouwpercentage van 1,875% (voor pensioen op basis van middelloon). Hiermee kan in 40 jaar werken een pensioen worden opgebouwd van 75% van het gemiddelde inkomen. Diverse ingebouwde waarborgen zorgen ervoor dat de lagere pensioenopbouw doorwerkt in een daling van de pensioenpremie. Daarnaast blijft de aftopping van het pensioengevend inkomen ongewijzigd; op € 100.000 (in 2015). Voor mensen met inkomens die daarboven liggen, wordt het mogelijk om op vrijwillige basis fiscaal vriendelijk bij te sparen uit het nettoloon.

De Staatssecretaris van Financiën heeft in de nota naar aanleiding van het schriftelijk overleg toezegging richtinggevende brief novelle Witteveenkader geantwoord op vragen die door diverse Eerste Kamerfracties gesteld zijn.

De Eerste Kamer heeft op 27 mei 2014 de twee wetsvoorstellen aangenomen die leiden tot een versobering van de fiscaal aftrekbare pensioenopbouw per 2015. Het betreft de ‘Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioeninkomen’ en de ‘Novelle Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioeninkomen en het Belastingplan 2014′. Kort samengevat:

  • De maximale opbouwpercentages voor middel- en eindloonregelingen worden:
    • Ouderdomspensioen 1,875% - 1,657%
    • Partnerpensioen 1,313% - 1,160%
    • Wezenpensioen 0,263% - 0,232%
  • De staffelpercentages voor beschikbare premieregelingen worden aangepast. Het kabinet publiceerde eerder de premiestaffels die per 1 januari 2015 van kracht worden, zie Premiebasissysteem (beschikbaar premiestelsel).
  • Het pensioengevend salaris wordt (fiscaal) gemaximeerd tot € 100.000. Wel wordt het mogelijk voor het inkomen boven de € 100.000 op vrijwillige basis te sparen via een netto lijfrente of netto pensioen. Dit betekent dat de premie-inleg wordt betaald uit het nettoloon. Deze premie-inleg is gemaximeerd op de premie die nodig is voor een aanspraak van 1,875 procent van het inkomen boven de € 100.000. Omdat over de premie-inleg al belasting is geheven, blijft de uitkering uit een netto lijfrente onbelast. De aanspraak van de netto lijfrente is vrijgesteld van belasting in box 3 van de inkomstenbelasting.
  • De werkgever is verplicht om voor wijzigingen in de pensioenregeling individuele instemming van de werknemer te krijgen. Er zijn twee manieren om deze instemming te verkrijgen:
    • Iedere werknemer tekent een akkoordverklaring
    • Instemming wordt verkregen door middel van een zogenaamde ‘negatieve optie’. Wordt deze tweede wijze van instemming gebruikt dan zal dit aan een aantal voorwaarden moeten voldoen.
  • De wijzigingen van de twee wetsvoorstellen hebben effect op de hoogte van de fiscaal minimale franchise. Dit is in voornoemde wetsvoorstellen niet expliciet opgenomen omdat dit een gevolg is van de gewijzigde wetten. Tot 1 januari 2015 bedraagt de fiscaal minimale franchise voor eindloonregelingen, middelloonregelingen en beschikbare premieregelingen 100/70 x de enkelvoudige AOW voor gehuwden of wel 100/70 x € 9.414 = € 13.449. Vanaf 1 januari 2015 wijzigt dit als gevolg van eerdergenoemde aanpassingen in de maximale pensioennormen, waardoor voor middelloonregelingen en eindloonregelingen een verschillende wettelijk minimale franchise zal gelden.
  • De opbouwmogelijkheden voor een fiscale oudedagsvoorziening (FOR) voor ondernemers worden eveneens versoberd. Ondernemers kunnen in 2015 onder voorwaarden 9,8 procent (2014: 10,9 procent) van de winst maar maximaal € 8.640 (2014: € 9.452) aan de FOR toevoegen. Het dotatiepercentage van 9,8 is geen vast gegeven maar kan variëren afhankelijk van de ontwikkeling van de pensioenrichtleeftijd.
  • De versobering van pensioenen in de derde pijler betreft een versobering van de opbouw aan een oudedagsvoorziening door middel van lijfrenten (via de verzekeraar of bank) die dienen als compensatie voor een pensioentekort in de tweede pijler. Vanaf 2015 bedraagt het (maximum)premiepercentage over de grondslag van de derde pijler 13,8 procent (2014: 15,5 procent). De maximumpremiegrondslag in de derde pijler wordt afgetopt bij € 100.000 (vóór toepassing van een franchise) (zie ook onderstaand kader). Ook de formule waarmee rekening wordt gehouden met de pensioenopbouw in de tweede pijler - en waarmee de opbouwruimte wordt berekend in de derde pijler - wordt aangepast. Tenslotte vervalt voor het salarisdeel boven € 100.000 de dekking bij arbeidsongeschiktheid en overlijden.
  • In het akkoord is opgenomen dat zelfstandigen zonder personeel (ZZP-ers) voor hun pensioen kunnen gaan sparen. Het spaarbedrag wordt niet aangemerkt als vermogen indien zij zonder werk komen te zitten, waardoor zij bijstand kunnen aanvragen*. Ook kunnen ZZP-ers geld opnemen uit hun pensioenpotje in het geval zij arbeidsongeschikt raken.
  • De Nederlandsche Bank (DNB) gaat erop toezien dat de hoogte van de premie op de juiste manier tot stand komt. Per overtreding heeft DNB de mogelijkheid een en ander te corrigeren en een boete op te leggen van maximum € 1.000.000.

* Pensioenwet ZZP-er in bijstand vertraagd: De nieuwe wet die moet voorkomen dat ZZP-ers om bijstand te kunnen krijgen eerst hun gespaarde pensioen moeten aanbreken, gaat later in. Staatssecretaris Klijnsma van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vraagt gemeenten tot dat moment echter al wel te handelen in de geest van de nieuwe regels. De uitwerking van de plannen is volgens Klijnsma ‘lastiger dan we oorspronkelijk konden overzien.’ Dat levert een jaar vertraging op. Op z’n vroegst kan de wet komend voorjaar bij de Tweede Kamer worden ingediend om vervolgens op 1 januari 2016 van krant te worden (Bron: HR Gemeente, 5 nov. 2014)

Zie voor meer informatie Netto pensioen.

Gevolgen inperking pensioenopbouw

Indien de fiscale parameters onverkort worden toegepast op de pensioenregeling, dan heeft dat de volgende gevolgen:

  • Pensioenopbouw vanaf 2015 gaat omlaag.
  • Bij overlijden voor de pensioendatum is het verzekerde partnerpensioen (aanzienlijk, afhankelijk van diensttijd versus toekomstige diensttijd) lager dan in de huidige regeling.
  • Bij arbeidsongeschiktheid geldt eveneens dat de verzekerde dekking voor doorbouw pensioenopbouw (aanzienlijk) lager is dan in de huidige situatie.


Towers Watson verwacht dat in de meeste gevallen Executives met een inkomen boven de €100K gecompenseerd zullen gaan worden voor de beperking van de fiscaal gefaciliteerde pensioenopbouw. Wij zien daarin 3 hoofdrichtingen:

  • Individuele maatwerk oplossingen, waarbij gepoogd word om, rekening houdend met reeds opgebouwde pensioenaanspraken, zo veel mogelijk fiscaal gefaciliteerd pensioen op te blijven bouwen. Door de complexe advisering en uitvoerbaarheid zal deze oplossing veelal voorbehouden zijn aan beperkte groepen zoals top executives/leden van de Raad van Bestuur.
  • Een collectieve aanpassing bijvoorbeeld via het aanbieden van een niet fiscaal gefaciliteerde pensioenregeling, de zogenaamde netto pensioenregeling. Verschillende verzekeraars hebben aangegeven mee te willen werken aan netto pensioenregelingen.
  • Compensatie via andere onderdelen van het beloningspakket (salaris, long term incentive plannen etc). Dit biedt de medewerker de mogelijkheid om in de privé sfeer bijvoorbeeld met het sluiten van lijfrentes pensioenkapitaal op te bouwen.

Aanbieden nettolijfrente per 2015 verplicht

Een onderneming is per 2015 verplicht om de nettolijfrente aan te bieden aan werknemers met een inkomen boven de 100.000, aldus staatssecretaris Klijnsma. De regels voor communicatie over de vrijwillige nettolijfrente zijn hetzelfde als bij basispensioenregelingen.
De nettolijfrente is een vrijwillige pensioenregeling. Werknemers dus niet worden gedwongen om deel te nemen. Alle pensioenuitvoerders kunnen de regeling uitvoeren, de werknemer kan er voor kiezen om zelf een nettolijfrente af te sluiten bij een andere aanbieder.

Nettopensioenregeling

Staatssecretarissen Klijnsma van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Wiebes van Financiën hebben gedetailleerde voorwaarden rond de inrichting en de uitvoering van nettopensioenregelingen voor pensioengevende inkomens van meer dan € 100.000 per jaar bekendgemaakt. Zij hebben dat gedaan via een ontwerpbesluit nettopensioen. Aanleiding voor het ontwerpbesluit is de wens van de Tweede Kamer om de nettoregeling ook in de tweede pijler (pensioenopbouw in dienstverband) mogelijk te maken. Dit betekent dat het fiscale kader voor het nettopensioen anders zal zijn dan voor de nettolijfrente. Oorspronkelijk zou een nettoregeling alleen in de derde pijler (de opbouw van een oudedagsvoorziening buiten dienstverband) via een nettolijfrente mogelijk zijn, maar dat stuitte in de Tweede Kamer op diverse bezwaren.

Per 1 september 2016 wordt de regeling voor nettopensioen gewijzigd. Het besluit houdende wijziging van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling in verband met wijziging van de regeling voor nettopensioen is hiertoe in het Staatsblad gepubliceerd. De wijziging hangt samen met de per die datum in werking tredende Wet verbeterde premieregeling die variabele, risicodragende pensioenuitkeringen mogelijk maakt.

In het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling is een aanvullende regeling noodzakelijk, die het mogelijk maakt dat pensioenfondsen ook dergelijke variabele, risicodragende netto pensioenuitkeringen kunnen uitvoeren met passende voorwaarden, die de fiscale hygiëne van deze uitkeringen waarborgen.

Wet wijziging financieel toetsingskader pensioenfondsen

In het Financieel Toetsingskader (FTK) staan de financiële eisen waaraan pensioenfondsen moeten voldoen. De huidige wettelijke normen voldoen niet meer. Dat heeft de financiële crisis de afgelopen periode laten zien. Daarom wil het kabinet het FTK aanpassen. Het uitgangspunt blijft een realistische beoordeling van de financiële positie van de fondsen. De belangrijkste onderdelen van het nieuwe toetsingskader zijn:

  • Er komt één nieuw toetsingskader voor bestaande en nieuwe contracten. Dit toetsingskader heeft dezelfde uitgangspunten maar ook aparte regels voor bestaande en voor nieuwe contracten.
  • Sociale partners en pensioenfondsen moeten vooraf open zijn over de verdeling van financiële risico’s. Zo weten jongeren en ouderen waar ze aan toe zijn.
  • Fondsen kunnen effectiever reageren op dagkoersen van de financiële markten.
  • Het wettelijk kader zorgt ervoor dat pensioenfondsen beter rekening houden met de financiering voor indexatie. Zo kunnen de pensioenen beter worden aangepast aan de gestegen prijzen.
  • Fondsen krijgen de mogelijkheid om pensioenen beter aan te passen aan de levensverwachting.

Uit onderzoek van pensioenadviesbureau Pensioen Perspectief blijkt dat het nieuw fiscaal kader voor pensioenopbouw per 1 januari 2015 een variabele AOW-franchise veroorzaakt.
De wettelijk AOW-franchise die nu voor ieder pensioensysteem gelijk is verschilt daardoor per pensioenregeling. Dit heeft gevolgen voor de hoogte van de eigen bijdrage en uiteindelijke pensioenaanspraak van werknemers. Met name voor de lagere lonen zijn de gevolgen ingrijpend. De Belastingdienst heeft de bevindingen uit het onderzoek inmiddels bevestigd. Jaap Harmsen, directeur bij Pensioen Perspectief: "De huidige wettelijke systematiek om de AOW-franchise vast te stellen voldoet niet meer binnen het nieuwe fiscale kader. Dit resulteert in een hogere of lagere eigen bijdrage van een werknemer, afhankelijk per pensioenregeling, en is van grote invloed op de uiteindelijke pensioenaanspraak. Werknemers met een eindloonregeling leveren zelfs pensioen in als gevolg van de nieuwe fiscale pensioenmaxima, zo blijkt uit ons onderzoek." "En om het nog ingewikkelder te maken: voor de meeste beschikbare premieregelingen moeten straks binnen één regeling met twee AOW-franchises gewerkt worden. Dit komt de pensioenrechten van deelnemers niet ten goede en draagt onherroepelijk bij aan de toenemende complexiteit van ons pensioenstelsel.".

Ophef over uitspraak moestuin naast pensioen. Staatssecretaris Klijnsma van Sociale Zaken adviseert mensen om - naast pensioen - ook naar andere vormen van oudedagsvoorziening te kijken, zoals de moestuin. "Ik ken mensen met een moestuin, dat levert veel groente en fruit op. Of een eigen huis. Als de hypotheek is afbetaald kun je prima van je AOW leven."
Een woordvoerder van Klijnsma liet aan de NOS weten dat de staatssecretaris geen oproep heeft gedaan om een moestuin te beginnen. "Ze heeft het slechts als voorbeeld gegeven, naast het voorbeeld van een eigen huis, om na te denken over andere vormen van oudedagsvoorziening."
Via sociale media reageerden veel mensen als door een wesp gestoken (Bron: gfactueel, 23 jun. 2014).

De Eerste Kamer heeft op 16 december 2014 het wetsvoorstel goedgekeurd dat pensioenfondsen verplicht vanaf 1 januari 2015 hogere financiële buffers aan te houden. Staatssecretaris Klijnsma van Sociale Zaken moest daarvoor wel toezeggen de nieuwe rekenrente niet meteen in te voeren, maar toezichthouder De Nederlandsche Bank te vragen daarmee te wachten tot er meer duidelijkheid is over Europese regels. (Bron. NOS, 17 dec. 2014)

Wetsvoorstel herziening waardeoverdracht

Staatssecretaris Klijnsma heeft op 20 januari 2014 een brief naar de Tweede Kamer gestuurd over waardeoverdracht. In de brief gaat de staatssecretaris in op handhaving van het recht op individuele waardeoverdracht en kondigt zij onderzoek aan naar vereenvoudiging van het recht op individuele waardeoverdracht. Geplande inwerkingtreding 1 juli 2015.

Algemeen pensioenfonds (Apf)

Pensioenfondsen uit verschillende sectoren moeten met elkaar kunnen fuseren tot een algemeen pensioenfonds. Dit kan via het algemeen pensioenfonds (Apf) dat op 23 januari 2014 is geïntroduceerd. Sociale partners, betrokken bij pensioenfondsen, maar ook verzekeraars kunnen de uitvoering van hun pensioenregelingen bundelen in het Apf. Beoogde inwerkingtreding 1 januari 2015. Meer informatie, zie de sites van Pensioen Federatie en EY-Pensions.

Pensioenpartijen die zich beraden op hun toekomst krijgen er binnenkort een nieuwe mogelijkheid bij: het Algemeen Pensioenfonds (Apf). Een brede meerderheid in de Tweede Kamer stemde op 18 juni 2015 in met het wetsvoorstel Apf van staatssecretaris Klijnsma. Zij maakt een nieuwe vorm van bundeling van pensioenregelingen mogelijk. Hierdoor kunnen allerlei voordelen worden gerealiseerd zoals het beperken van bestuurlijke lasten, vermogensbeheer- en uitvoeringskosten. De beoogde ingangsdatum van de wet is 1 januari 2016. Het Apf kan ook rekenen op enthousiasme van sociale partners, pensioenfondsen en toezichthouders. (Bron: Rijksoverheid, 18 jun. 2015)

De Eerste Kamer heeft op 22 december 2015 ingestemd met het wetsvoorstel voor een APF en de bijbehorende novelle. De wet is op 1 januari 2016 ingegaan.

Verzamelwet pensioenen 2014

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) krijgt de bevoegdheid om toezichthouder DNB en AFM aanwijzingen te geven wanneer het toezicht tekortschiet. Een verder kleine wijzigingen en technische aanpassingen Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling. Geplande inwerkingtreding 1 juli 2014.

Van het wetsvoorstel Verzamelwet pensioenen 2014 is een nota van wijziging verschenen:

  • De staatssecretaris heeft het voornemen om – bij onder algemene maatregel van bestuur te stellen regels – voorwaarden te stellen waaronder een pensioenfonds in de tweede pijler een netto lijfrente kan uitvoeren. Het is de bedoeling dat deze algemene maatregel van bestuur voor de zomer wordt bekendgemaakt en naar de Tweede en Eerste Kamer wordt gezonden. Het regelen via een algemene maatregel van bestuur houdt in dat in de toekomst geen parlementaire bijsturing mogelijk is als de minister of staatssecretaris de voorwaarden bij algemene maatregel van bestuur gaat aanpassen.
  • Pensioenuitvoerders zijn niet verplicht om op verzoek van de gerechtigde van een netto lijfrente mee te werken aan afkoop van de netto lijfrente in een situatie van een fiscaal bovenmatig pensioen tenzij de gerechtigde naar het buitenland emigreert (Bron: Eerste Kamer, 25 april 2014, 33847 F; Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 25 april 2014, nr. 2014-0000060111).

Het wetsvoorstel Verzamelwet pensioenen 2014 is op 9 december 2014 aangenomen door de Eerste Kamer.

Wetsvoorstel Aanpassing instemmingsrecht ondernemingsraad bij pensioenregelingen

Beoogd wordt de OR instemmingsrecht te geven bij wijziging van de pensioenovereenkomst. Planning inwerkingtreding 1 juli 2015.

Advies SER: De OR moet instemmingsrecht krijgen bij wijzigingen van de pensioenovereenkomst. Daarbij moet er een eind komen aan het onderscheid tussen de verschillende pensioenuitvoerders.
Of de OR instemmingsrecht heeft bij het wijzigen van een pensioenregeling is nu afhankelijk van het soort pensioenuitvoerder. De regels hierover vindt men terug in artikel 27 lid 7 WOR. Om dit onderscheid op te heffen, is er een aanpassing nodig van artikel 27 lid 1a WOR. De SER wil daarom de term ‘regeling met betrekking tot een pensioenverzekering’ (artikel 27 lid 1a WOR) wijzigen in ‘regelingen met betrekking tot een pensioenovereenkomst’. De OR krijgt dan instemmingsrecht bij een wijziging, ongeacht de pensioenuitvoerder.

Wetsvoorstel Aanpassing financieel toetsingskader (FTK)

Het wetsvoorstel aanpassing financieel toetsingskader (hierna: FTK) voorziet naar de mening van DNB in noodzakelijk ‘technisch onderhoud’ voor het Nederlandse pensioenstelsel. DNB ondersteunt de voorstellen. Het verwerken van kortingen wordt over een langere periode gespreid. Indexatie wordt alleen toegekend als dit naar verwachting ook in de toekomst mogelijk is. Deze evenwichtige combinatie van maatregelen leidt tot een schokbestendiger en stabieler pensioencontract. DNB pleit voor een voortvarende behandeling en inwerkingtreding van het wetsvoorstel per 1 januari 2015. Dit standpunt heeft DNB ingebracht bij het rondetafelgesprek van de Tweede Kamer over het wetsvoorstel Aanpassing FTK op 3 september 2014.

Centraal aanspreekpunt pensioenen

Bestaande pensioenregelingen moeten met ingang van 1 januari 2015 volledig voldoen aan de gewijzigde fiscale regels. Het Centraal aanspreekpunt pensioenen (CAP) van de Belastingdienst gaat in een Vraag & Antwoordbesluit in op wat men moet doen als het niet mogelijk is om de pensioenregeling nog voor 1 januari 2015 aan te passen aan de gewijzigde fiscale pensioenkaders.

Veelverdiener moet minder pensioenpremie inleggen

Mensen met hogere inkomens moeten minder pensioenpremie gaan inleggen om 'oversparen' te voorkomen. Dat wil De Nederlandsche Bank (DNB). De maatregel moet volgens de centrale bank verplicht ‘oversparen’ voorkomen. Op die manier kunnen er miljarden euro’s vrijvallen, die de betrokken werknemers kunnen gebruiken om hun hypotheek af te lossen of meer te consumeren. Het is een van de voorstellen die DNB doet in zijn pensioenvisie die op 15 januari 2015 is verschenen.

De toezichthouder wil met de visie bijdragen aan het debat over het toekomstige pensioenstelsel. Het pleidooi is opvallend, omdat veelverdieners dit jaar al aanzienlijk zijn beknot in hun pensioenmogelijkheden. Zo mogen zij sinds januari de pensioenpremies over hun salaris boven een ton niet meer aftrekken. DNB vindt dit echter nog niet voldoende en wil ook onder dit plafond restricties inbouwen. (Bron: RTL Nieuws, 15 jan. 2015)

Bijna 1 op 5 werkgevers compenseert versoberde pensioenopbouw niet

18% van de werkgevers stelt geen vergoeding beschikbaar om de gemaximeerde pensioenopbouw voor werknemers met een jaarsalaris boven de € 100.000 te compenseren. Dit blijkt uit een survey van Mercer onder 144 belangrijke Nederlandse bedrijven en multinationals. 45% daarvan heeft 500 of meer werknemers.

Sinds januari is het niet meer mogelijk om fiscaalvriendelijk pensioen op te bouwen over het salarisdeel boven de ton. Dit heeft pensioenverlies voor werknemers tot gevolg. Mercer vroeg daarom 144 belangrijke Nederlandse bedrijven en multinationals hoe zij hiermee omgaan en welke compensatieregelingen zij treffen voor hun werknemers. Uit de survey blijkt dat 18% van de werkgevers dit pensioenverlies niet compenseert. Tim Burggraaf, Partner bij Mercer: ‘Ook al weten we waarom sommige bedrijven niet compenseren, blijft dit percentage behoorlijk hoog.’

Vanaf 2015 is de pensioenpremie die betrekking heeft op het jaarsalaris boven € 100.000 niet langer vrijgesteld in box 1. Tevens wordt het met deze premie opgebouwde pensioenvermogen belast in box 3. Uitgangspunt hierbij is dat het pensioen fiscaal wordt gesplitst (in een zuiver en onzuiver deel). Omdat dit nagenoeg alleen maar nadelen kent heeft de markt niet voor deze oplossing gekozen. 82% van de werkgevers stelt daarom een compensatie beschikbaar voor de afgetopte pensioenopbouw. Van deze bedrijven stelt 61% de werknemers in staat pensioenvervangend inkomen bijeen te sparen door een regeling aan te bieden of te faciliteren. 64% van deze bedrijven biedt een nettopensioenregeling aan en 7% faciliteert een nettolijfrenteregeling. De consequentie van zo’n regeling is dat de premie belast is in box 1 en alle verplichtingen uit de Pensioenwet van toepassing zijn, maar het opgebouwde vermogen in box 3 is vrijgesteld (Bron: Mercer, 16 apr. 2015).

Doorbeleggen in uitkeringsfase premieovereenkomst

Vanaf 2016 moeten deelnemers aan premieovereenkomsten na hun pensioendatum beleggingsrisico kunnen lopen, al dan niet in een collectief. Het kabinet wil op 1 juli 2015 bij de Tweede Kamer een wetsvoorstel indienen dat dit mogelijk maakt. Dat staat in een brief die staatssecretaris Klijnsma (Sociale Zaken) op 19 december 2014 aan de Tweede Kamer stuurde.

Staatssecretaris Klijnsma heeft de Tweede Kamer een brief gestuurd over het proces ten aanzien van de behandeling van het initiatiefvoorstel Wet uitbetaling pensioen in pensioeneenheden (van Kamerlid Lodders) in relatie tot het wetsvoorstel variabele pensioenuitkering. Beide voorstellen beogen doorbeleggen in de uitkeringsfase van premieovereenkomsten mogelijk te maken. Zij verschillen echter qua opzet en in de technische uitwerking. Het lid Lodders en de regering hechten er zeer aan dat er op 1 juli 2016 één wettelijk regime komt voor het doorbeleggen in de uitkeringsfase van premieovereenkomsten. Na overleg met het lid Lodders deelt de staatssecretaris mee dat overeenstemming is bereikt over de wijze waarop de twee wetsvoorstellen zullen worden geïntegreerd.

De Tweede Kamer heeft in maart 2016 ingestemd met het wetsvoorstel. De 'Wet verbeterde premieregeling' gaat naar verwachting in per 1 juli 2016.

Betere en heldere pensioencommunicatie per 1 juli 2015

De Eerste Kamer heeft op 19 mei 2015 unaniem ingestemd met het wetsvoorstel van staatssecretaris Klijnsma om de pensioencommunicatie van fondsen en verzekeraars te verbeteren. Hiermee is de wet per 1 juli 2015 een feit.

De wet moet ervoor zorgen dat pensioenfondsen en pensioenverzekeraars informatie verstrekken die aansluit bij de wensen van de deelnemer. Het moet duidelijk zijn welke keuzes er zijn en wat de gevolgen zijn van belangrijke levensgebeurtenissen zoals werkloosheid of overlijden voor het pensioen. Ook gaan fondsen en verzekeraars meer communiceren over onzekerheden.
De wet beoogt mensen een persoonlijk en transparant totaaloverzicht van hun pensioen te bieden. Verder bieden de pensioenuitvoerders meer mogelijkheden om digitaal aanvullende informatie te verstrekken.

In Memorie van Toelichting van deze wet staat geschreven dat de werkgever een spilfunctie vervult in het vergroten van het pensioenbewustzijn van zijn werknemers. Dat de werkgever een spilfunctie vervult is niet onlogisch want de werkgever is degene die pensioenovereenkomst is aangegaan. Het probleem is of de werkgever over voldoende kennis beschikt om deze informatie te kunnen verstrekken. Om die reden doet de werkgever er verstandig aan deze taak uit te besteden aan een pensioendeskundige, en misschien ligt hier wel een taak voor de afdeling Personeel & Organisatie. (Bron: BDO, 12 apr. 2016)

Zie ook Nationaal Pensioenregister.

Veranderingen per 1 januari 2016

  • De AOW-leeftijd* gaat vanaf 2016 omhoog naar 66 jaar in 2018 en 67 jaar in 2021. In het Schema aanvang AOW-uitkering op basis van deelakkoord kan men zien wanneer iemand de AOW-leeftijd bereikt. Op dit moment is de AOW-leeftijd 65 jaar + 3 maanden.
  • Als iemand met prepensioen of VUT gaat, kan hij door de verhoging van de AOW-leeftijd te maken krijgen met een inkomensgat. Dit gat ontstaat omdat uw AOW-uitkering later ingaat dan uw prepensioen- of VUT-uitkering stopt. Op de website Wijzer in geldzaken kan men met een rekenhulp berekenen of hij onder de overbruggingsregeling* valt en hoe hoog de uitkering is. Deze regeling wordt verlengd tot 2023 (was 2019).
  • Invoering algemeen pensioenfonds*: de werkgever hoeft het pensioen niet meer onder te brengen in een vast beroeps-, bedrijfstak- of ondernemingspensioenfonds. De werkgever kan ook kiezen voor een algemeen pensioenfonds (Apf) waarin verschillende pensioenen zijn gebundeld.

* De ingangsdatum van deze (wets)wijzigingen is nog niet definitief. Inwerkingtreding is afhankelijk van goedkeuring door de Tweede en Eerste Kamer of afkondiging van de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) of ministeriële regeling én publicatie in het Staatsblad of de Staatscourant.

Kabinet wil af van doorsneesystematiek

Het kabinet wil af van de doorsneesystematiek en heeft de voorkeur voor degressieve* pensioenopbouw. De mogelijkheden voor een evenwichtige transitie moet het echter nog verkennen. Die verkenning gebeurt met sociale partners en de pensioensector. (Bronnen: FD, juli 2015 en De Volkskrant, 7 jul. 2015)

* Degressief: trapsgewijs dalend naarmate iets anders stijgt.

Handreiking tijdelijke regeling pensioenknip

Wegens de aanhoudende lage rentestand, kunnen werknemers die nu met pensioen gaan en vanuit een pensioenkapitaal een uitkering aan moeten kopen, geconfronteerd worden met lage pensioenuitkeringen. Deze werknemers kunnen behoefte hebben om de inkoop (van een deel) van het pensioen uit te stellen. Om deze mensen tegemoet te komen, is op 24 juli 2015 de Handreiking tijdelijke pensioenknip gepubliceerd.

De Pensioenknip maakt het mogelijk om bij premie-en kapitaalovereenkomsten de uitkering op de ingangsdatum te splitsen (knippen) in een direct ingaande tijdelijke uitkering en een daarop aansluitende levenslange uitkering. De tijdelijke regeling Pensioenknip is recent opnieuw opengesteld. De regeling maakt het mogelijk om een tijdelijke uitkering van maximaal twee jaar aan te kopen. Zie ook Premiebasissysteem.

Flexibel pensioen

Gezien de omvang van dit onderwerp is een aparte subrubriek gemaakt, zie de subrubriek Variabel pensioen.

Kabinet versnelt transitie naar nieuwe pensioenovereenkomst niet

Staatssecretaris Klijnsma zond op 20 mei 2016 naar de Tweede Kamer een brief: 'Het is op dit moment nog niet duidelijk hoe een nieuw type overeenkomst eruit komt te zien. Zolang dit niet duidelijk is kan ook de transitie naar een nieuw type overeenkomst nog niet in beeld worden gebracht. Het is riskant om, zonder dat dit beeld helder is, als overheid de spelregels van de huidige uitkeringsovereenkomst te veranderen.'

En 'Een nieuwe pensioenovereenkomst schept wel andere mogelijkheden om met de afweging tussen premie, risico en ambitie om te gaan. Dat betekent bijvoorbeeld dat wordt gekeken hoe de rentegevoeligheid van het huidige contract kan worden verminderd. Daar staat echter wel tegenover dat de onzekerheid toeneemt. Noodzakelijke kortingen nu uitstellen betekent dat dekkingsgraden mogelijk verder verslechteren en zou daarmee een eventuele transitie moeilijker kunnen maken.' (Bron: VVP, 22 mei 2016)

Eerste algemeen pensioenfonds een feit

Het eerste algemeen pensioenfonds in Nederland is een feit. Stap Algemeen Pensioenfonds - kortweg Stap - heeft een vergunning van de Nederlandsche Bank gekregen. Stap biedt een oplossing voor pensioenfondsen die niet zelfstandig verder kunnen of willen gaan. Ook ondernemingen die een pensioenregeling willen in een pensioenfondsomgeving, kunnen terecht bij Stap.

Werknemers, gepensioneerden en de werkgever worden per collectiviteitkring vertegenwoordigd in een belanghebbendenorgaan. Dit orgaan heeft bij Stap invloed op het beleid, de toeslagen, de hoogte van de premie en de communicatie. Iedere kring is financieel zelfstandig en heeft een eigen dekkingsgraad. En die dekkingsgraad kan stijgen of dalen. De middelloonregeling van Stap valt onder hetzelfde toezichtkader als alle andere pensioenfondsen in Nederland. (Bron: TKP, 20 jun. 2016)

Fiscale vereenvoudigingsbrief naar Tweede Kamer

Uit de begroting 2017 blijkt uit voorgenomen veranderingen pensioenen onder meer het volgende:
  • Pensioen gaat in op de dag dat iemand de pensioengerechtigde leeftijd bereikt, dus op de verjaardag en niet op de eerste dag van de maand. Een vergelijkbaar probleem is de ingangsdatum van het partnerpensioen bij overlijden van de deelnemer. Dat wordt direct na het overlijden.
  • Wetgeving bepaalt nu dat het pensioen nooit meer mag bedragen dan 100 % van het laatste loon. Wordt die grens al voor de pensioendatum overschreden? Dan moet op dat moment de verdere pensioenopbouw stoppen. Er zijn al 8 uitzonderingen op die 100 % grens, zoals waardeoverdracht en indexatie. Daarom, de 100 % grens volledig geschrapt.
  • Pensioen mag nu alleen worden uitgesteld als wordt doorgewerkt. Dat uitstel komt vaak voor. Bijvoorbeeld omdat het al opgebouwde pensioen ingaat op het 65e jaar en de AOW op 65 jaar en 6 maanden (2016). Die doorwerkvereiste wordt geschrapt. Eén voorwaarde blijft overeind: het pensioen moet ingaan uiterlijk 5 jaar na je AOW-leeftijd. (Bron: Rijksoverheid)
Het wetsvoorstel vereenvoudiging beslagvrije voet is op 13 december 2016 bij de Tweede Kamer ingediend.

Ingangsdata AOW en pensioenrichtleeftijd verhoogd

De AOW-leeftijd gaat verder omhoog. In 2021 is de pensioenleeftijd nog 67 jaar, in 2022 wordt dat 67 jaar en 3 maanden. Deze verhoging raakt iedereen die geboren is na 1954. De verhoging is het gevolg van een nieuwe, hogere raming van de levensverwachting van Nederlanders, gemaakt door het CBS in 2016. Sinds 2012 schrijft de wet voor dat de AOW-leeftijd in dat geval automatisch met drie maanden stijgt. De vuistregel in de wet is dat ouderen tot hun overlijden gemiddeld achttien jaar AOW krijgen.
 
Verhoging AOW-leeftijd (aantal maanden) gecorrigeerd oktober 2016
2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021 2022
Ingangsleeftijd AOW 65 + 1 mnd 65 + 2 mnd 65 + 3 mnd 65 + 6 mnd 65 + 9 mnd 66 66 + 4 mnd 66 + 8 mnd 67 67 +
3 mnd

Als gevolg van de gestegen levensverwachting zal de pensioenrichtleeftijd met ingang van 1 januari 2018 worden verhoogd van 67 naar 68 jaar. De pensioenrichtleeftijd is een rekenleeftijd die wordt gebruikt voor de berekening van de jaarlijkse maximaal toegestane fiscale pensioenopbouw.

Veranderen rekenrente is geen oplossing voor pensioenproblemen

Een verandering van de zogeheten rekenrente voor pensioenfondsen is geen oplossing voor pensioenproblemen die spelen door de lage rente. Dat schrijft het Centraal Planbureau (CPB) op 9 november 2016.

Een vaste rekenrente van bijvoorbeeld 4 procent lijkt op korte termijn aantrekkelijk, omdat de pensioenen dan niet gekort hoeven te worden", erkent ook het CPB. "Maar als de rente lange tijd laag blijft, is er te weinig geld over voor de pensioenen van later."

Staatssecretaris Jetta Klijnsma (Pensioenen) weigerde eerder al in te gaan op het verzoek van oppositiepartijen om wat te doen aan de rekenrente. De bewindsvrouw doet wel onderzoek naar het invoeren van een langere hersteltermijn voor de fondsen. Dan zouden fondsen de korting over meer jaren kunnen uitsmeren.

Deel zittende pensioenbestuurders komt niet door keuring DNB

Een kwart van de zittende pensioenfondsbestuurders die sinds 2014 door De Nederlandsche Bank (DNB) zijn gekeurd is ongeschikt bevonden. Zij zijn om die reden niet herbenoemd. Dat schrijft staatssecretaris Klijnsma aan de Tweede Kamer. DNB, die toezicht houdt op de pensioenfondsen, toetst sinds 2000 de geschiktheid van 91 bestuurders die moesten worden herbenoemd.

DNB toetst sinds 2000 nieuwe pensioenfondsbestuurders op geschiktheid. Zittende bestuurders hoeven in principe geen toets af te leggen, behalve als de toezichthouder daar aanleiding toe ziet. Volgens Klijnsma zijn er op dit moment 30 fondsbestuurders die nog nooit getoetst zijn. Dit zijn personen die voor onbetaalde tijd benoemd zijn. Zittende fondsbestuurders worden wel getoetst bij een herbenoeming (Bron: Nu, 3 nov. 2016)

Volo pensioen krijgt APF-vergunning

Volo pensioen heeft de vergunning gekregen van DNB en is daarmee het eerste en enige APF zonder winstoogmerk. Door hun coöperatieve karakter hebben Volo (Latijns voor 'ik wil, ik wens') en haar uitvoeringspartner PGGM geen winstoogmerk. Overwinst vloeit terug naar deelnemers en werkgevers in de vorm van lagere uitvoeringskosten. Verantwoord beleggen staat centraal voor zowel een financieel als duurzaam resultaat.

Voor de pensioenadministratie van Volo pensioen is een ‘eigen’ administratiesysteem ingericht, waarbij digitaal en proactief communiceren voorop staat. Hierbij worden deelnemers en werkgevers ondersteund door een speciaal voor Volo pensioen ingericht team. Deelnemers kunnen 24/7 hun pensioensituatie bekijken en beheren, én rekenen op direct persoonlijk contact. (Bron: VVP, 23 nov. 2016)

Pensioenknip half jaar langer mogelijk

Mensen met een pensioen in de vorm van een premie- of kapitaalregeling kunnen nog tot 1 juli 2017 een tijdelijke uitkering voor maximaal twee jaar aankopen. De regeling Pensioenknip wordt door staatssecretaris Klijnsma met een half jaar verlengd. Hierdoor kunnen ook mensen die begin 2017 met pensioen gaan zelf kiezen wat voor soort pensioen zij willen, vast of variabel. De verwachting is dat de pensioenuitvoerders in de eerste helft van 2017 de variabele pensioenregeling kunnen aanbieden.

De pensioenknip is bedoeld voor mensen die pensioen hebben opgebouwd in een premie- of kapitaalovereenkomst. Ongeveer 1 miljoen mensen hebben zo’n pensioen. De pensioenknip maakt het mogelijk om de aankoop van een pensioenuitkering op de pensioendatum te splitsen in een tijdelijke uitkering van (maximaal) twee jaar en een direct daarop aansluitende levenslange uitkering. Hierdoor kunnen mensen zelf kiezen wat voor pensioen ze willen: een vast of een flexibel pensioen en de daaraan verbonden beleggingsrisico’s.
Zonder de pensioenknip zitten mensen automatisch vast aan een (vast) pensioen dat sterk bepaald wordt door de rentestand op het moment van pensionering. Op dit moment is deze historisch laag. (Bron: Rijksoverheid, 2 dec. 2016)

Niet teveel nieuwe elementen in nieuw pensioencontract

DNB wil niet dat er bij de overgang naar een nieuw pensioencontract meteen al mogelijkheden komen zoals pensioenpremies inzetten voor de aflossing van de hypotheek. Frank Elderson, directeur van De Nederlandsche Bank: "Wij beseffen natuurlijk dat de overgang naar een nieuw contract ingewikkeld is. Daarom moeten nu niet te geïntroduceerd worden, zoals keuzevrijheid of de mogelijkheid tot inzet van pensioenpremies voor aflossing van de hypotheek. Zet dat even in de wacht. Hou het althans in deze toch al ingewikkelde overgangsfase zo eenvoudig mogelijk."

Welke bouwstenen dan wel? "Wat ons betreft zijn die criteria, of bouwstenen zoals wij ze noemen, een persoonlijk pensioenvermogen en een individueel leeftijdsafhankelijk beleggingsbeleid." (Bron: DNB, 4 dec. 2016)

Wetsvoorstel waardeoverdracht kleine pensioenen vergeet gevolgen regeldruk

Pensioenuitvoerders krijgen met het wetsvoorstel waardeoverdracht kleine pensioenen het recht om kleine pensioenen over te dragen aan een nieuwe pensioenuitvoerder. Kleine pensioenen zijn pensioenen van minder dan € 465,94 bruto per jaar. Het recht om zonder instemming van de deelnemer een klein pensioen af te kopen komt met de nieuwe wet te vervallen. Actal, het Adviescollege toetsing regeldruk, constateert dat de consultatieversie van het wetsvoorstel nog geen inzicht biedt in de effecten voor de regeldruk. Het adviseert in een brief aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) om deze tekortkoming te herstellen. Zonder dit inzicht is niet te beoordelen of de regeldrukdoelstelling van de wet kan worden behaald. (Bron: Actal, 9 jan. 2017)

Het aantal kleine pensioenen in de administratie van pensioenuitvoerders is sterk toegenomen. Onder kleine pensioenen wordt in dit verband verstaan pensioenen die leiden tot een uitkering vanaf de pensioendatum van minder dan bruto € 467,89 per jaar1: de huidige afkoopgrens. Deze toename heeft verschillende oorzaken. Het toenemende aantal kortlopende dienstverbanden als gevolg van de flexibilisering op de arbeidsmarkt leidt ertoe dat steeds vaker kleine pensioenaanspraken worden opgebouwd. Tegelijkertijd wordt het samenvoegen van kleine aanspraken belemmerd door de moeilijke financiële positie waarin veel pensioenfondsen verkeren; het recht op waardeoverdracht wordt tijdelijk opgeschort als een van de betrokken pensioenuitvoerders een vermogenstekort heeft. Ook maken deelnemers vaak geen gebruik van hun recht op waardeoverdracht. Zie verder Memory van toelichting vanaf blz.12

Uitstel

Nieuwe kleine pensioenen worden niet per 1 januari 2018, maar pas per 1 januari 2019 automatisch overgedragen aan de nieuwe pensioenuitvoerder. Bestaande kleine pensioenen blijven nog een jaar langer op de plank liggen.

De Wet waardeoverdracht klein pensioen treedt niet - zoals eerder gepland was - in werking per 1 januari 2018. Wanneer de wet wel ingaat, is nog niet bekend, maar de nieuwe datum zal waarschijnlijk 1 april 2018 of 1 juli 2018 zijn. De ingangsdatum van de automatische waardeoverdracht van kleine pensioenen is wél al bekend: 1 januari 2019. Vanaf die datum dragen pensioenuitvoerders kleine pensioenen automatisch over aan de nieuwe pensioenuitvoerder als de werknemer een nieuwe baan aanneemt.

Bestaande bulk pas per 2020

De ingangsdatum van 1 januari 2019 geldt alleen voor werknemers die vanaf die dag overstappen. In de tweede helft van 2020 zal er een sectorbreed meerjarenplan worden opgesteld om de bulk aan bestaande kleine pensioenen gefaseerd en gecontroleerd over te dragen. Dat gebeurt niet in één keer, omdat het pensioenregister daardoor overbelast zou raken.
Alleen als er niet meteen een nieuwe werkgever is, blijft het kleine pensioen van een werknemer wél bij zijn oude pensioenuitvoerder ondergebracht.

Vervallen mini-pensioenen

Pensioenaanspraken die leiden tot een uitkering van minder dan bruto € 2 per jaar komen door de nieuwe wet te vervallen. Dat zijn ongeveer 225.000 pensioenaanspraken. Wanneer deze maatregel in werking treedt, is dus nog even afwachten. Wel is duidelijk dat deze regel straks niet alleen geldt voor nieuwe gevallen, maar ook voor bestaande pensioenaanspraken. Er zal dus behoorlijk wat administratieve rompslomp bij komen kijken voor de pensioenuitvoerders. Zie www.ebcc.nl

Goedkeuring pensioenen i.v.m. Wet verbeterde premieregeling

Voor pensioenen met een ingangsdatum in de periode van 1 januari 2014 tot en 8 juli 2015 keurt de Staatssecretaris van Financiën goed dat de in de Wet LB 1964 opgenomen regels voor variatie in de omvang van de pensioenuitkeringen mogen worden overschreden bij het omzetten van een ingegane vaste pensioenuitkering in een variabele pensioenuitkering.
Hierbij gelden zes voorwaarden:
  1. Het pensioenrecht is opgebouwd in een premie- of kapitaalovereenkomst in de zin van de Pensioenwet;
  2. De om te zetten vaste pensioenuitkering is ingegaan in de periode van 1 januari 2014 tot 8 juli 2015;
  3. De uitkeringsperiode van de met de omzetting te verkrijgen variabele pensioenuitkering sluit direct aan op de reeds aangevangen uitkeringsperiode van de vaste pensioenuitkering;
  4. Bij de omzetting vindt geen keuze voor variabilisering plaats in de zin van artikel 18d, eerste lid, onderdeel b en derde lid van de Wet LB (variatie binnen de bandbreedte 100:75 of compensatie van de AOW-uitkering tot het bereiken van de AOW-leeftijd). Het is wel mogelijk om de eerder gekozen variatie in de omvang van de pensioenuitkeringen te beperken of niet toe te passen voor de met de omzetting te verkrijgen variabele pensioenuitkering;
  5. Bij de omzetting vindt geen gehele of gedeeltelijke onderlinge ruil van partnerpensioen, wezenpensioen of ouderdomspensioen plaats;
  6. De omzetting vindt plaats op basis van de waarde van de vaste pensioenuitkering op het omzet-tingsmoment. Er wordt geen extra waarde of aanvullende pensioenopbouw toegevoegd. (Bron: Staatscourant 4424, 27 jan. 2017)

Wetsvoorstel Verzamelwet Pensioenen 2019

De Verzamelwet Pensioenen 2019 beoogt een verbetering van de pensioenwetgeving. Hiertoe zijn verschillende wijzigingen opgenomen. Het wetsvoorstel omvat onder meer wijzigingen in het kader van de volgende onderwerpen:
  1. Waardeoverdracht
  2. Gegevenslevering DNB 
  3. Overbruggingspensioen
  4. Medezeggenschap kleine ondernemingen
  5. Premiebetaling op basis van feitelijk verloonde bedragen per maand
  6. Aanwijzingsbevoegdheid toezichthouder.
De inhoud van de wetsvoorstellen is onder meer te lezen op de site van Salaris Net, 3 mei 2018.

Men kan via www.internetconsultatie.nl een reactie op het concept-wetsvoorstel geven. De einddatum van de consultatie is 24 mei 2018.

Wetsvoorstel Fuserende bedrijfstakpensioenfondsen ingetrokken

Minister Koolmees heeft in een brief aan de Tweede Kamer bekend gemaakt dat hij het wetsvoorstel Fuserende bedrijfstakpensioenfondsen intrekt. De Pensioenfederatie is blij dat dit onwerkbare wetsvoorstel nu is ingetrokken, iets waartoe zij in oktober 2017 al had opgeroepen. Ook is het verheugend dat de minister zich wil beraden op oplossingen voor bedrijfstakpensioenfondsen die willen fuseren.

Het wetsvoorstel is in oktober 2017 door demissionair staatssecretaris Klijnsma aan de Tweede Kamer gestuurd. Voorafgaand aan het wetsvoorstel had staatssecretaris Klijnsma een hoofdlijnenbrief opgesteld, met voorwaarden die voor de Pensioenfederatie aanvaardbaar waren. Het wetsvoorstel bevatte echter zoveel méér voorwaarden dan de hoofdlijnenbrief, dat de Pensioenfederatie de minister heeft opgeroepen het wetsvoorstel in te trekken. Het wetsvoorstel schoot zijn doel voorbij en zou geen oplossing bieden voor bedrijfstakpensioenfondsen die willen fuseren terwijl hun dekkingsgraden verschillen. (Bron: Pensioenfederatie, 14 jun. 2018)

Wetsvoorstel Verzamelwet pensioenen 2019 ingediend

Minister Koolmees heeft ter verbetering van de pensioenwetgeving het wetsvoorstel Verzamelwet pensioenen 2019 ingediend bij de Tweede Kamer. De onderwerpen in het wetsvoorstel volgen uit toezeggingen aan de Tweede Kamer en Eerste Kamer, of vanuit een breed gedeelde wens vanuit de pensioensector.

Het wetsvoorstel bevat onder meer wijzigingen in het kader van waardeoverdracht, gegevenslevering De Nederlandsche Bank (DNB), overbruggingspensioen, versterken medezeggenschap bij kleine ondernemingen en premiebetaling op basis van feitelijk verloonde bedragen per maand.
De wijzigingen inzake de waardeoverdracht hebben betrekking op:
  • Aanpassing afkooptermijn waardeoverdracht klein pensioen;
  • Governance bij waardeoverdracht klein pensioen;
  • Afkoop van heel kleine pensioenen ontstaan in 2017 en 2018.
(Bron: Loonzaken, sep. 2018)

Meer keuzevrijheid bij pensionering door opname deel van pensioen ineens

Het kabinet wil mensen meer flexibiliteit bieden bij het opnemen van hun pensioen. Daarom kunnen mensen straks maximaal tien procent van de waarde van het door hen opgebouwde pensioen opnemen op het moment dat zij met pensioen gaan. Bijvoorbeeld om hun hypotheek af te lossen, de woning te verbeteren of om op reis te gaan. Minister Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid informeerde de Tweede Kamer op 28 juni 2019 schriftelijk over de uitwerking van dit voorstel.

Het voorstel sluit aan bij het SER-advies Naar een nieuw pensioenstelsel en is onderdeel van de afspraken uit het pensioenakkoord tussen de sociale partners en het kabinet. Minister Koolmees gaat samen met de sociale partners aan de slag met de verdere uitwerking van het pensioenakkoord, waaronder met de voorbereiding van dit wetsvoorstel. Hij streeft ernaar het wetsvoorstel medio 2020 naar de Kamer te sturen.

Evaluatie Wet pensioencommunicatie

Minister Koolmees heeft in een Kamerbrief (31 januari 2020) de evaluatie Wet pensioencommunicatie aan de Tweede Kamer aangeboden. Het blijkt onder andere dat deelnemers maar beperkt kennis hebben van het eigen pensioen. Ook blijkt de kennis van het eigen pensioen sterk aan de leeftijd, het inkomen en de levensfase gebonden te zijn. Uiteindelijk blijken de meeste deelnemers geen grip te hebben op hun pensioen of hebben er geen goed gevoel over. De conclusie is dat er meer maatwerk moet komen en dat deelnemers eerder in actie moeten komen. Ook schrapt minister Koolmees de vaste formats voor het UPO en de Pensioen 1-2-3. Pensioenuitvoerders krijgen de ruimte om pensioeninformatie beter te laten aansluiten op de doelgroep.

Kabinet door met pensioen zonder bonden

Het kabinet zet zelf een aantal pensioenwijzigingen in gang die de coalitiepartijen in het regeerakkoord hebben afgesproken. De vakbonden zijn hier niet bij betrokken. Die staakten eind november de onderhandelingen met het kabinet, maar ze zijn welkom om weer aan te schuiven, zegt minister Koolmees van Sociale Zaken.

De vernieuwing van het pensioenstelsel is noodzakelijk, zegt het kabinet. Dat de onderhandelingen met de vakbonden zijn stukgelopen mag de voorbereiding niet in de weg staan. (Bron: NOS, 1 feb. 2020)

Internetconsultatie Wet toekomst pensioenen

Het overgrote deel van de werkgevers en werknemers moeten hun pensioenovereenkomst aanpassen. Werknemers die nu pensioen opbouwen in een uitkeringsovereenkomst krijgen te maken met een ander type pensioenovereenkomst, een vorm van premieovereenkomst. Het fiscale kader voor pensioenopbouw sluit hierbij aan. De pensioenopbouw wordt fiscaal alleen nog begrensd door een leeftijdsonafhankelijke bovengrens voor de premie-inleg.

Werknemers die door de overstap naar leeftijdsonafhankelijke premies en een daarbij passende pensioenopbouw worden geraakt in hun verwacht pensioenresultaat, worden hiervoor adequaat gecompenseerd. Dat kan op verschillende wijzen, onder meer doordat na de overstap op een nieuw pensioencontract financiële resultaten eerder leiden tot een verhoging van de pensioenen of de voor het pensioen gereserveerde vermogens. Voor werknemers die al pensioen opbouwen in een premieovereenkomst met een progressieve premie, geldt overgangsrecht. Voor hen heeft het wetsvoorstel pas effect als zij overstappen naar een andere werkgever, waardoor ook voor hen de leeftijdsonafhankelijke premie van toepassing zal zijn. Vanwege de standaardisering van het nabestaandenpensioen krijgen toekomstige nabestaanden minder dan nu te maken met problemen die worden veroorzaakt doordat het nabestaandenpensioen tussen sectoren of tussen werkgevers verschillend is vormgegeven. Door uniformering van de partnerdefinitie is het voor partners duidelijker of ze in de pensioenregeling als partner worden gezien. (Bron: Overheid.nl, 16 dec. 2020)

Zorgverzekering op minimumloon van werknemer inhouden

Mensen die met pensioen gaan mogen op hun pensioendatum een bedrag ineens opnemen van maximaal 10% van hun opgebouwde pensioen. Werknemers die vanwege hun gezondheid niet kunnen blijven doorwerken kunnen drie jaar vóór hun AOW-leeftijd stoppen met werken.

Dat staat in het wetsvoorstel ‘Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen’. Het gaat om het eerste deel van de wetgeving die voortvloeit uit het in juni 2019 gesloten pensioenakkoord. De Tweede Kamer is akkoord gegaan met dit voorstel. Het voorstel ligt nu in de Eerste Kamer. (Bron: OR--Net, 15 dec. 2020)

Bijsparen pensioen(tekort)

Als een werknemer te weinig pensioen opbouwt, is het mogelijk om binnen de bestaande pensioenregeling van de werkgever een bijspaarregeling vast te leggen. De werknemer bouwt dan binnen fiscale grenzen (dat wil zeggen als de pensioenregeling niet fiscaal maximaal is) voor eigen rekening nog extra pensioen op. Bijsparen kan nét het verschil maken in de gewenste pensioenuitkering.

Voorwaarden
Bijsparen kan als de jaaropbouw lager is dan 1,875 %. Of als bijvoorbeeld het volledige loon niet meetelt voor de pensioenopbouw . Een andere mogelijkheid is als een werknemer  in het verleden te weinig pensioen heeft opgebouwd. Dit noemen we de inhaal- en inkoopregeling. Lees ook

Hoe werkt het
Werknemers kunnen extra pensioen bijsparen door extra pensioenpremie op het salaris te laten inhouden.. Eerst dient u te laten berekenen wat de maximale fiscale bijspaarruimte is. Daarnaast moet uw werkgever in de pensioenregeling de mogelijkheid tot bijsparen bieden.
Bijsparen gebeurt altijd via het bruto salaris. Dit levert een fiscaal voordeel op, omdat u over de pensioenpremie geen belasting hoeft te betalen. De pensioenuitkeringen zelf zijn wel belast, maar meestal tegen een lager belastingtarief.
Zie ook