Als een individuele werkgever aan de werknemer heeft toegezegd dat hij in een eigen pensioenregeling, genoemd ondernemingspensioenfonds (Opf), zal bijdragen, dan was hij tot 2007 gebonden aan de Pensioen- en Spaarfondsenwet (PSW), vanaf 2007 geldt de nieuwe Pensioenwet 2007 (zie Pensioenwet 2007).
Het kan ook zijn dat de werkgever deelneemt in een bedrijfs(tak)pensioenfonds (Bpf)*. In dat geval moet men zich ook houden aan de Wet betreffende verplichte deelneming in een bedrijfspensioenfonds (Wet BPF 2000). Van belang is verder de Wet fiscale behandeling pensioenen, die werknemers - binnen fiscale grenzen - de mogelijkheid geeft het pensioen naar eigen voorkeur af te stemmen, te weten: vervroegde ingangsdatum van het pensioen en omzetting van een geïndexeerd pensioen in een vast pensioen met een hogere aanvangsuitkering.
* Een bedrijfstakpensioenfonds is een uitvoerder van één pensioenregeling. Deze pensioenregeling voert zij meestal uit voor één of meer bedrijfstakken. De werkgevers uit deze bedrijfstakken zijn volgens hun CAO of Wet BPF verplicht om zich aan te sluiten bij het bedrijfstakpensioenfonds.
De Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/Prepensioen en introductie levensloopregeling¹ (Wet VPL), die met terugwerkende kracht per 1 januari 2005 is ingegaan, is een aanpassing op de Wet Fiscale behandeling van Pensioenen.
¹ De levensloopregeling is per 1 januari 2012 afgeschaft (zie Levensloopregeling).
Een werkgever is wettelijk verplicht een werknemer binnen een maand na indiensttreding te informeren over deelname aan een pensioenregeling. Indien een werkgever hieraan niet voldoet, wordt hij geacht de betreffende werknemer te hebben opgenomen in de pensioenregeling, indien de werknemer behoort tot dezelfde groep werknemers waarvoor een pensioenregeling geldt. De werknemer kan in dat geval dus aanspraak maken op een pensioenregeling die identiek is aan die van de andere werknemers.
In de Pensioenwet staat dat als de werkgever een pensioenregeling heeft, werknemers vanaf hun eenentwintigste jaar deelnemen aan die pensioenregeling. Een latere leeftijd is niet
toegestaan. Een jongere leeftijd is wel toegestaan.
Desgewenst kan de werkgever vrijstelling vragen om de bedrijfspensioenregeling niet bij het voor het geldende bedrijfstakpensioenfonds, maar elders onder te brengen. Voorwaarde is dat de gewenste pensioenverzekering minstens ‘even goed’ moet zijn.
Voornoemde Pensioen- en Spaarfondsenwet wordt in overeenstemming gebracht met de Europese Pensioenfondsenrichtlijn. Alle pensioeninstellingen binnen de Europese Unie (EU) moeten voldoen aan dezelfde eisen op het gebied van de bedrijfsvoering. De aanpassing van de PSW aan de Europese richtlijn heeft een aantal gevolgen voor Nederlandse pensioenfondsen. Zo zijn alle pensioenfondsen door De Nederlandsche Bank (DNB) - toezichthouder van de bedrijfstakpensioenfondsen, als bedoel in artikel 1 van de Pensioen- en Spaarfondsenwet - ingeschreven in een register. Dit register geeft aan welke fondsen in welke landen actief zijn. Ook is de bestuurderstoets uitgebreid met eisen op het gebied van reputatie, beroepskwalificaties en -ervaring.
Niet iedere werknemer weet zich voor pensioen verzekerd. In het verleden waren categorieën werknemers voor de pensioenverzekering uitgesloten, waaronder werknemers met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. In overeenstemming met de Europese richtlijnen is in het Burgerlijk Wetboek een artikel opgenomen dat dat verbiedt. Ook het Europese Hof van Justitie houdt zich bezig met pensioenzaken. Algemene regel is dat de EU-lidstaten pensioenregelingen van andere lidstaten fiscaal niet ongunstiger mogen behandelen dan de nationale pensioenregelingen.
Besturen van pensioenfondsen moeten worden versterkt. Dat is nodig vanwege de steeds complexere omgeving waarin pensioenfondsen hun werk moeten doen. Dit vraagt om meer deskundigheid in besturen en een grotere betrokkenheid van premiebetalers en gepensioneerden.
Daarnaast wil het kabinet de bureaucratie terugdringen. Het kabinet past hiervoor de huidige regels voor bestuur en medezeggenschap bij pensioenfondsen aan.
In de toekomst kunnen pensioenfondsen uit twee bestuursmodellen kiezen. Het eerste model is een aanpassing van de bestaande bestuursvorm waarin werkgevers, werknemers en pensioengerechtigden zijn vertegenwoordigd. Daar kunnen ook externe deskundigen aan worden toegevoegd. Het tweede model is nieuw en houdt in dat een pensioenbestuur volledig bestaat uit externe beroepsbestuurders. Dit bestuur wordt gecontroleerd door een belanghebbendenorgaan, bestaande uit werkgevers, werknemers en pensioengerechtigden.
Ook bevat de wet de verplichting voor pensioenfondsen om in hun jaarverslag te rapporteren over de wijze waarop zij in hun beleggingsbeleid rekening houden met milieu en klimaat, mensenrechten en sociale verhoudingen.
Eerst werd zoals gebruikelijk de SER om advies gevraagd. Maar Staatssecretaris Klijnsma van SZW nam de belangrijkste voorstellen uit het SER-advies over het wetsvoorstel ter versterking van het bestuur van pensioenfondsen van 10 september 2012 niet over. Zo nam zij het voorstel om slechts één one-tier bestuursmodel* mogelijk te maken niet over, omdat het kabinet de keuze niet op voorhand wil inperken. Ook volgde zij het voorstel niet op om een voorgenomen statutenwijziging schriftelijk voor advies voor te leggen aan de raad van toezicht, de niet-uitvoerende bestuurders en de deelnemers- en pensioengerechtigdenraad. Reden was dat het kabinet dit voorstel overbodig acht. Wèl ging het kabinet mee in het voorstel van de SER om de zetelverdeling niet langer te koppelen aan premiemaximalisatie.
* Een one-tier board is een eenlaags (monistisch) bestuursmodel en in dit model maken de toezichthouders deel uit van het bestuur. In een bedrijf komt er dan dus één bestuur waarin zowel de 'directie' als de toezichthouders zitten. Er wordt in de one-tier board onderscheid gemaakt tussen uitvoerende bestuurders en niet uitvoerende bestuurders. Alleen een niet uitvoerende bestuurder mag de taak van voorzitter van het bestuur vervullen. In Nederland is deze bestuursvorm nieuw, maar in de VS en Groot-Brittannië wordt hij veel gebruikt (Bron: KvK).
NB: Nederlandse familiebedrijven zien niets in een bestuursvorm waarin zowel bestuurders als commissarissen zitting hebben. Hoewel de meeste ondernemingen er de voordelen van inzien, heeft een beperkt aantal ondernemingen de bestuursstructuur inmiddels aangepast. Sinds begin 2013 hebben familiebedrijven de mogelijkheid om een 'one-tier board' in het leven te roepen. Uit onderzoek van KPMG onder vijfhonderd familiebedrijven blijkt dat slechts 4% van de ondernemingen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om een dergelijke bestuursvorm in te voeren.
Het voorstel om sociale partners een rol te geven in de keuze van het bestuursmodel werd evenmin overgenomen. Het kabinet wees erop dat een vetorecht voor CAO-partijen afbreuk zou doen aan de verantwoordelijkheid van het fondsbestuur. Ook de voorstellen over de keuze tussen raad van toezicht en visitatiecommissie en de overgangsregeling werden niet nagevolgd. Wel liet het kabinet weten dat er een specifieke regeling zal worden getroffen over maximering van het aantal bestuurs- en toezichtfuncties bij pensioenfondsen. (Bron: SER, 8 jan. 2013)
Op 28 mei 2013 is het wetsvoorstel Versterking Bestuur Pensioenfondsen door de Tweede Kamer aangenomen en op 9 juli 2013 door de Eerste Kamer.
De Tweede Kamer heeft op 6 maart 2014 het aangepast wetsvoorstel Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen en het Belastingplan 2014 - inclusief de aanvulling (de novelle¹) daarop (zie onder) - aangenomen. De inwerkingtreding van het wetsvoorstel zal vermoedelijk 1 januari 2015 zijn.
In de novelle¹ is opgenomen dat iedereen met een inkomen tot € 100.000 in een middelloonregeling per 2015 1,875% van zijn brutoloon mag sparen voor zijn pensioen. Voor eindloonregelingen wordt dit 1,657%. Voor beschikbare premieregelingen is een vergelijkbare aanpassing doorgevoerd.
Voor het deel van het inkomen boven € 100.000 kunnen werknemers en zelfstandigen vrijwillig bijsparen vanuit hun netto inkomen. Zij kunnen over dit inkomen via een nettolijfrente een oudedagsvoorziening opbouwen die (ongeveer) overeenkomt met een bruto pensioenopbouw van 1,875% van het gemiddelde loon per jaar (zie ook onderstaande alinea 'Aanbieden nettolijfrente² per 2015 verplicht'). (Bron: Pensioenfederatie, 7 mrt. 2014)
¹ Een novelle is een prozaverhaal van beperkte omvang. Het woord novelle is afgeleid van het Latijnse novus (nieuw) en het Italiaanse novella (nieuwtje).
² Het begrip nettolijfrente is vervangen door nettopensioen.
NB: Staatssecretaris Wiebes heeft naar aanleiding van Kamervragen nogmaals benadrukt dat de aftoppingsgrens van € 100.000 per dienstbetrekking geldt. Alleen in bijzondere situaties kan het voorkomen dat bij een werknemer met meerdere deeltijddienstbetrekkingen de aftoppingsgrens hoger uitkomt dan € 100.000.
Op 7 april 2014 verscheen het uitvoerige 'Memorie van Antwoord berekeningen inzake Wijziging van de Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen en het Belastingplan 2014'`. Belangrijke punten zijn:
De parlementaire behandeling van de fiscale hervorming van de pensioenen is afgerond. Op 27 mei ging de Eerste Kamer in meerderheid akkoord met de plannen van de staatssecretarissen Wiebes (Financiën) en Klijnsma (Sociale Zaken en Werkgelegenheid). Eerder stemde ook de Tweede Kamer al in met de afspraken over de fiscale behandeling van pensioenen, waarover het kabinet eind 2013 een akkoord bereikte met de Tweede Kamerfracties van VVD, PvdA, D66, ChristenUnie en SGP.
Met ingang van 2015 geldt dus een opbouwpercentage van 1,875% (voor pensioen op basis van middelloon). Hiermee kan in 40 jaar werken een pensioen worden opgebouwd van 75% van het gemiddelde inkomen. Diverse ingebouwde waarborgen zorgen ervoor dat de lagere pensioenopbouw doorwerkt in een daling van de pensioenpremie. Daarnaast blijft de aftopping van het pensioengevend inkomen ongewijzigd; op € 100.000 (in 2015). Voor mensen met inkomens die daarboven liggen, wordt het mogelijk om op vrijwillige basis fiscaal vriendelijk bij te sparen uit het nettoloon.
De Staatssecretaris van Financiën heeft in de nota naar aanleiding van het schriftelijk overleg toezegging richtinggevende brief novelle Witteveenkader geantwoord op vragen die door diverse Eerste Kamerfracties gesteld zijn.
De Eerste Kamer heeft op 27 mei 2014 de twee wetsvoorstellen aangenomen die leiden tot een versobering van de fiscaal aftrekbare pensioenopbouw per 2015. Het betreft de ‘Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioeninkomen’ en de ‘Novelle Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioeninkomen en het Belastingplan 2014′. Kort samengevat:
* Pensioenwet ZZP-er in bijstand vertraagd: De nieuwe wet die moet voorkomen dat ZZP-ers om bijstand te kunnen krijgen eerst hun gespaarde pensioen moeten aanbreken, gaat later in. Staatssecretaris Klijnsma van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vraagt gemeenten tot dat moment echter al wel te handelen in de geest van de nieuwe regels. De uitwerking van de plannen is volgens Klijnsma ‘lastiger dan we oorspronkelijk konden overzien.’ Dat levert een jaar vertraging op. Op z’n vroegst kan de wet komend voorjaar bij de Tweede Kamer worden ingediend om vervolgens op 1 januari 2016 van krant te worden (Bron: HR Gemeente, 5 nov. 2014)
Zie voor meer informatie Netto pensioen.
Indien de fiscale parameters onverkort worden toegepast op de pensioenregeling, dan heeft dat de volgende gevolgen:
Towers Watson verwacht dat in de meeste gevallen Executives met een inkomen boven de €100K gecompenseerd zullen gaan worden voor de beperking van de fiscaal gefaciliteerde pensioenopbouw. Wij zien daarin 3 hoofdrichtingen:
Een onderneming is per 2015 verplicht om de nettolijfrente aan te bieden aan werknemers met een inkomen boven de 100.000, aldus staatssecretaris Klijnsma. De regels voor communicatie over de vrijwillige nettolijfrente zijn hetzelfde als bij basispensioenregelingen.
De nettolijfrente is een vrijwillige pensioenregeling. Werknemers dus niet worden gedwongen om deel te nemen. Alle pensioenuitvoerders kunnen de regeling uitvoeren, de werknemer kan er voor kiezen om zelf een nettolijfrente af te sluiten bij een andere aanbieder.
Staatssecretarissen Klijnsma van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Wiebes van Financiën hebben gedetailleerde voorwaarden rond de inrichting en de uitvoering van nettopensioenregelingen voor pensioengevende inkomens van meer dan € 100.000 per jaar bekendgemaakt. Zij hebben dat gedaan via een ontwerpbesluit nettopensioen. Aanleiding voor het ontwerpbesluit is de wens van de Tweede Kamer om de nettoregeling ook in de tweede pijler (pensioenopbouw in dienstverband) mogelijk te maken. Dit betekent dat het fiscale kader voor het nettopensioen anders zal zijn dan voor de nettolijfrente. Oorspronkelijk zou een nettoregeling alleen in de derde pijler (de opbouw van een oudedagsvoorziening buiten dienstverband) via een nettolijfrente mogelijk zijn, maar dat stuitte in de Tweede Kamer op diverse bezwaren.
Per 1 september 2016 wordt de regeling voor nettopensioen gewijzigd. Het besluit houdende wijziging van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling in verband met wijziging van de regeling voor nettopensioen is hiertoe in het Staatsblad gepubliceerd. De wijziging hangt samen met de per die datum in werking tredende Wet verbeterde premieregeling die variabele, risicodragende pensioenuitkeringen mogelijk maakt.
In het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling is een aanvullende regeling noodzakelijk, die het mogelijk maakt dat pensioenfondsen ook dergelijke variabele, risicodragende netto pensioenuitkeringen kunnen uitvoeren met passende voorwaarden, die de fiscale hygiëne van deze uitkeringen waarborgen.
In het Financieel Toetsingskader (FTK) staan de financiële eisen waaraan pensioenfondsen moeten voldoen. De huidige wettelijke normen voldoen niet meer. Dat heeft de financiële crisis de afgelopen periode laten zien. Daarom wil het kabinet het FTK aanpassen. Het uitgangspunt blijft een realistische beoordeling van de financiële positie van de fondsen. De belangrijkste onderdelen van het nieuwe toetsingskader zijn:
Uit onderzoek van pensioenadviesbureau Pensioen Perspectief blijkt dat het nieuw fiscaal kader voor pensioenopbouw per 1 januari 2015 een variabele AOW-franchise veroorzaakt.
De wettelijk AOW-franchise die nu voor ieder pensioensysteem gelijk is verschilt daardoor per pensioenregeling. Dit heeft gevolgen voor de hoogte van de eigen bijdrage en uiteindelijke pensioenaanspraak van werknemers. Met name voor de lagere lonen zijn de gevolgen ingrijpend. De Belastingdienst heeft de bevindingen uit het onderzoek inmiddels bevestigd. Jaap Harmsen, directeur bij Pensioen Perspectief: "De huidige wettelijke systematiek om de AOW-franchise vast te stellen voldoet niet meer binnen het nieuwe fiscale kader. Dit resulteert in een hogere of lagere eigen bijdrage van een werknemer, afhankelijk per pensioenregeling, en is van grote invloed op de uiteindelijke pensioenaanspraak. Werknemers met een eindloonregeling leveren zelfs pensioen in als gevolg van de nieuwe fiscale pensioenmaxima, zo blijkt uit ons onderzoek." "En om het nog ingewikkelder te maken: voor de meeste beschikbare premieregelingen moeten straks binnen één regeling met twee AOW-franchises gewerkt worden. Dit komt de pensioenrechten van deelnemers niet ten goede en draagt onherroepelijk bij aan de toenemende complexiteit van ons pensioenstelsel.".
Ophef over uitspraak moestuin naast pensioen. Staatssecretaris Klijnsma van Sociale Zaken adviseert mensen om - naast pensioen - ook naar andere vormen van oudedagsvoorziening te kijken, zoals de moestuin. "Ik ken mensen met een moestuin, dat levert veel groente en fruit op. Of een eigen huis. Als de hypotheek is afbetaald kun je prima van je AOW leven."
Een woordvoerder van Klijnsma liet aan de NOS weten dat de staatssecretaris geen oproep heeft gedaan om een moestuin te beginnen. "Ze heeft het slechts als voorbeeld gegeven, naast het voorbeeld van een eigen huis, om na te denken over andere vormen van oudedagsvoorziening."
Via sociale media reageerden veel mensen als door een wesp gestoken (Bron: gfactueel, 23 jun. 2014).
De Eerste Kamer heeft op 16 december 2014 het wetsvoorstel goedgekeurd dat pensioenfondsen verplicht vanaf 1 januari 2015 hogere financiële buffers aan te houden. Staatssecretaris Klijnsma van Sociale Zaken moest daarvoor wel toezeggen de nieuwe rekenrente niet meteen in te voeren, maar toezichthouder De Nederlandsche Bank te vragen daarmee te wachten tot er meer duidelijkheid is over Europese regels. (Bron. NOS, 17 dec. 2014)
Staatssecretaris Klijnsma heeft op 20 januari 2014 een brief naar de Tweede Kamer gestuurd over waardeoverdracht. In de brief gaat de staatssecretaris in op handhaving van het recht op individuele waardeoverdracht en kondigt zij onderzoek aan naar vereenvoudiging van het recht op individuele waardeoverdracht. Geplande inwerkingtreding 1 juli 2015.
Pensioenfondsen uit verschillende sectoren moeten met elkaar kunnen fuseren tot een algemeen pensioenfonds. Dit kan via het algemeen pensioenfonds (Apf) dat op 23 januari 2014 is geïntroduceerd. Sociale partners, betrokken bij pensioenfondsen, maar ook verzekeraars kunnen de uitvoering van hun pensioenregelingen bundelen in het Apf. Beoogde inwerkingtreding 1 januari 2015. Meer informatie, zie de sites van Pensioen Federatie en EY-Pensions.
Pensioenpartijen die zich beraden op hun toekomst krijgen er binnenkort een nieuwe mogelijkheid bij: het Algemeen Pensioenfonds (Apf). Een brede meerderheid in de Tweede Kamer stemde op 18 juni 2015 in met het wetsvoorstel Apf van staatssecretaris Klijnsma. Zij maakt een nieuwe vorm van bundeling van pensioenregelingen mogelijk. Hierdoor kunnen allerlei voordelen worden gerealiseerd zoals het beperken van bestuurlijke lasten, vermogensbeheer- en uitvoeringskosten. De beoogde ingangsdatum van de wet is 1 januari 2016. Het Apf kan ook rekenen op enthousiasme van sociale partners, pensioenfondsen en toezichthouders. (Bron: Rijksoverheid, 18 jun. 2015)
De Eerste Kamer heeft op 22 december 2015 ingestemd met het wetsvoorstel voor een APF en de bijbehorende novelle. De wet is op 1 januari 2016 ingegaan.
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) krijgt de bevoegdheid om toezichthouder DNB en AFM aanwijzingen te geven wanneer het toezicht tekortschiet. Een verder kleine wijzigingen en technische aanpassingen Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling. Geplande inwerkingtreding 1 juli 2014.
Van het wetsvoorstel Verzamelwet pensioenen 2014 is een nota van wijziging verschenen:
Het wetsvoorstel Verzamelwet pensioenen 2014 is op 9 december 2014 aangenomen door de Eerste Kamer.
Beoogd wordt de OR instemmingsrecht te geven bij wijziging van de pensioenovereenkomst. Planning inwerkingtreding 1 juli 2015.
Advies SER: De OR moet instemmingsrecht krijgen bij wijzigingen van de pensioenovereenkomst. Daarbij moet er een eind komen aan het onderscheid tussen de verschillende pensioenuitvoerders.
Of de OR instemmingsrecht heeft bij het wijzigen van een pensioenregeling is nu afhankelijk van het soort pensioenuitvoerder. De regels hierover vindt men terug in artikel 27 lid 7 WOR. Om dit onderscheid op te heffen, is er een aanpassing nodig van artikel 27 lid 1a WOR. De SER wil daarom de term ‘regeling met betrekking tot een pensioenverzekering’ (artikel 27 lid 1a WOR) wijzigen in ‘regelingen met betrekking tot een pensioenovereenkomst’. De OR krijgt dan instemmingsrecht bij een wijziging, ongeacht de pensioenuitvoerder.
Het wetsvoorstel aanpassing financieel toetsingskader (hierna: FTK) voorziet naar de mening van DNB in noodzakelijk ‘technisch onderhoud’ voor het Nederlandse pensioenstelsel. DNB ondersteunt de voorstellen. Het verwerken van kortingen wordt over een langere periode gespreid. Indexatie wordt alleen toegekend als dit naar verwachting ook in de toekomst mogelijk is. Deze evenwichtige combinatie van maatregelen leidt tot een schokbestendiger en stabieler pensioencontract. DNB pleit voor een voortvarende behandeling en inwerkingtreding van het wetsvoorstel per 1 januari 2015. Dit standpunt heeft DNB ingebracht bij het rondetafelgesprek van de Tweede Kamer over het wetsvoorstel Aanpassing FTK op 3 september 2014.
Bestaande pensioenregelingen moeten met ingang van 1 januari 2015 volledig voldoen aan de gewijzigde fiscale regels. Het Centraal aanspreekpunt pensioenen (CAP) van de Belastingdienst gaat in een Vraag & Antwoordbesluit in op wat men moet doen als het niet mogelijk is om de pensioenregeling nog voor 1 januari 2015 aan te passen aan de gewijzigde fiscale pensioenkaders.
Mensen met hogere inkomens moeten minder pensioenpremie gaan inleggen om 'oversparen' te voorkomen. Dat wil De Nederlandsche Bank (DNB). De maatregel moet volgens de centrale bank verplicht ‘oversparen’ voorkomen. Op die manier kunnen er miljarden euro’s vrijvallen, die de betrokken werknemers kunnen gebruiken om hun hypotheek af te lossen of meer te consumeren. Het is een van de voorstellen die DNB doet in zijn pensioenvisie die op 15 januari 2015 is verschenen.
De toezichthouder wil met de visie bijdragen aan het debat over het toekomstige pensioenstelsel. Het pleidooi is opvallend, omdat veelverdieners dit jaar al aanzienlijk zijn beknot in hun pensioenmogelijkheden. Zo mogen zij sinds januari de pensioenpremies over hun salaris boven een ton niet meer aftrekken. DNB vindt dit echter nog niet voldoende en wil ook onder dit plafond restricties inbouwen. (Bron: RTL Nieuws, 15 jan. 2015)
18% van de werkgevers stelt geen vergoeding beschikbaar om de gemaximeerde pensioenopbouw voor werknemers met een jaarsalaris boven de € 100.000 te compenseren. Dit blijkt uit een survey van Mercer onder 144 belangrijke Nederlandse bedrijven en multinationals. 45% daarvan heeft 500 of meer werknemers.
Sinds januari is het niet meer mogelijk om fiscaalvriendelijk pensioen op te bouwen over het salarisdeel boven de ton. Dit heeft pensioenverlies voor werknemers tot gevolg. Mercer vroeg daarom 144 belangrijke Nederlandse bedrijven en multinationals hoe zij hiermee omgaan en welke compensatieregelingen zij treffen voor hun werknemers. Uit de survey blijkt dat 18% van de werkgevers dit pensioenverlies niet compenseert. Tim Burggraaf, Partner bij Mercer: ‘Ook al weten we waarom sommige bedrijven niet compenseren, blijft dit percentage behoorlijk hoog.’
Vanaf 2015 is de pensioenpremie die betrekking heeft op het jaarsalaris boven € 100.000 niet langer vrijgesteld in box 1. Tevens wordt het met deze premie opgebouwde pensioenvermogen belast in box 3. Uitgangspunt hierbij is dat het pensioen fiscaal wordt gesplitst (in een zuiver en onzuiver deel). Omdat dit nagenoeg alleen maar nadelen kent heeft de markt niet voor deze oplossing gekozen. 82% van de werkgevers stelt daarom een compensatie beschikbaar voor de afgetopte pensioenopbouw. Van deze bedrijven stelt 61% de werknemers in staat pensioenvervangend inkomen bijeen te sparen door een regeling aan te bieden of te faciliteren. 64% van deze bedrijven biedt een nettopensioenregeling aan en 7% faciliteert een nettolijfrenteregeling. De consequentie van zo’n regeling is dat de premie belast is in box 1 en alle verplichtingen uit de Pensioenwet van toepassing zijn, maar het opgebouwde vermogen in box 3 is vrijgesteld (Bron: Mercer, 16 apr. 2015).
Vanaf 2016 moeten deelnemers aan premieovereenkomsten na hun pensioendatum beleggingsrisico kunnen lopen, al dan niet in een collectief. Het kabinet wil op 1 juli 2015 bij de Tweede Kamer een wetsvoorstel indienen dat dit mogelijk maakt. Dat staat in een brief die staatssecretaris Klijnsma (Sociale Zaken) op 19 december 2014 aan de Tweede Kamer stuurde.
Staatssecretaris Klijnsma heeft de Tweede Kamer een brief gestuurd over het proces ten aanzien van de behandeling van het initiatiefvoorstel Wet uitbetaling pensioen in pensioeneenheden (van Kamerlid Lodders) in relatie tot het wetsvoorstel variabele pensioenuitkering. Beide voorstellen beogen doorbeleggen in de uitkeringsfase van premieovereenkomsten mogelijk te maken. Zij verschillen echter qua opzet en in de technische uitwerking. Het lid Lodders en de regering hechten er zeer aan dat er op 1 juli 2016 één wettelijk regime komt voor het doorbeleggen in de uitkeringsfase van premieovereenkomsten. Na overleg met het lid Lodders deelt de staatssecretaris mee dat overeenstemming is bereikt over de wijze waarop de twee wetsvoorstellen zullen worden geïntegreerd.
De Tweede Kamer heeft in maart 2016 ingestemd met het wetsvoorstel. De 'Wet verbeterde premieregeling' gaat naar verwachting in per 1 juli 2016.
De Eerste Kamer heeft op 19 mei 2015 unaniem ingestemd met het wetsvoorstel van staatssecretaris Klijnsma om de pensioencommunicatie van fondsen en verzekeraars te verbeteren. Hiermee is de wet per 1 juli 2015 een feit.
De wet moet ervoor zorgen dat pensioenfondsen en pensioenverzekeraars informatie verstrekken die aansluit bij de wensen van de deelnemer. Het moet duidelijk zijn welke keuzes er zijn en wat de gevolgen zijn van belangrijke levensgebeurtenissen zoals werkloosheid of overlijden voor het pensioen. Ook gaan fondsen en verzekeraars meer communiceren over onzekerheden.
De wet beoogt mensen een persoonlijk en transparant totaaloverzicht van hun pensioen te bieden. Verder bieden de pensioenuitvoerders meer mogelijkheden om digitaal aanvullende informatie te verstrekken.
In Memorie van Toelichting van deze wet staat geschreven dat de werkgever een spilfunctie vervult in het vergroten van het pensioenbewustzijn van zijn werknemers. Dat de werkgever een spilfunctie vervult is niet onlogisch want de werkgever is degene die pensioenovereenkomst is aangegaan. Het probleem is of de werkgever over voldoende kennis beschikt om deze informatie te kunnen verstrekken. Om die reden doet de werkgever er verstandig aan deze taak uit te besteden aan een pensioendeskundige, en misschien ligt hier wel een taak voor de afdeling Personeel & Organisatie. (Bron: BDO, 12 apr. 2016)
Zie ook Nationaal Pensioenregister.
* De ingangsdatum van deze (wets)wijzigingen is nog niet definitief. Inwerkingtreding is afhankelijk van goedkeuring door de Tweede en Eerste Kamer of afkondiging van de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) of ministeriële regeling én publicatie in het Staatsblad of de Staatscourant.
Het kabinet wil af van de doorsneesystematiek en heeft de voorkeur voor degressieve* pensioenopbouw. De mogelijkheden voor een evenwichtige transitie moet het echter nog verkennen. Die verkenning gebeurt met sociale partners en de pensioensector. (Bronnen: FD, juli 2015 en De Volkskrant, 7 jul. 2015)
* Degressief: trapsgewijs dalend naarmate iets anders stijgt.
Wegens de aanhoudende lage rentestand, kunnen werknemers die nu met pensioen gaan en vanuit een pensioenkapitaal een uitkering aan moeten kopen, geconfronteerd worden met lage pensioenuitkeringen. Deze werknemers kunnen behoefte hebben om de inkoop (van een deel) van het pensioen uit te stellen. Om deze mensen tegemoet te komen, is op 24 juli 2015 de Handreiking tijdelijke pensioenknip gepubliceerd.
De Pensioenknip maakt het mogelijk om bij premie-en kapitaalovereenkomsten de uitkering op de ingangsdatum te splitsen (knippen) in een direct ingaande tijdelijke uitkering en een daarop aansluitende levenslange uitkering. De tijdelijke regeling Pensioenknip is recent opnieuw opengesteld. De regeling maakt het mogelijk om een tijdelijke uitkering van maximaal twee jaar aan te kopen. Zie ook Premiebasissysteem.
Gezien de omvang van dit onderwerp is een aparte subrubriek gemaakt, zie de subrubriek Variabel pensioen.
Staatssecretaris Klijnsma zond op 20 mei 2016 naar de Tweede Kamer een brief: 'Het is op dit moment nog niet duidelijk hoe een nieuw type overeenkomst eruit komt te zien. Zolang dit niet duidelijk is kan ook de transitie naar een nieuw type overeenkomst nog niet in beeld worden gebracht. Het is riskant om, zonder dat dit beeld helder is, als overheid de spelregels van de huidige uitkeringsovereenkomst te veranderen.'
En 'Een nieuwe pensioenovereenkomst schept wel andere mogelijkheden om met de afweging tussen premie, risico en ambitie om te gaan. Dat betekent bijvoorbeeld dat wordt gekeken hoe de rentegevoeligheid van het huidige contract kan worden verminderd. Daar staat echter wel tegenover dat de onzekerheid toeneemt. Noodzakelijke kortingen nu uitstellen betekent dat dekkingsgraden mogelijk verder verslechteren en zou daarmee een eventuele transitie moeilijker kunnen maken.' (Bron: VVP, 22 mei 2016)
Het eerste algemeen pensioenfonds in Nederland is een feit. Stap Algemeen Pensioenfonds - kortweg Stap - heeft een vergunning van de Nederlandsche Bank gekregen. Stap biedt een oplossing voor pensioenfondsen die niet zelfstandig verder kunnen of willen gaan. Ook ondernemingen die een pensioenregeling willen in een pensioenfondsomgeving, kunnen terecht bij Stap.
Werknemers, gepensioneerden en de werkgever worden per collectiviteitkring vertegenwoordigd in een belanghebbendenorgaan. Dit orgaan heeft bij Stap invloed op het beleid, de toeslagen, de hoogte van de premie en de communicatie. Iedere kring is financieel zelfstandig en heeft een eigen dekkingsgraad. En die dekkingsgraad kan stijgen of dalen. De middelloonregeling van Stap valt onder hetzelfde toezichtkader als alle andere pensioenfondsen in Nederland. (Bron: TKP, 20 jun. 2016)
Verhoging AOW-leeftijd (aantal maanden) gecorrigeerd oktober 2016 | ||||||||||
2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | |
Ingangsleeftijd AOW | 65 + 1 mnd | 65 + 2 mnd | 65 + 3 mnd | 65 + 6 mnd | 65 + 9 mnd | 66 | 66 + 4 mnd | 66 + 8 mnd | 67 | 67 + 3 mnd |
Een kwart van de zittende pensioenfondsbestuurders die sinds 2014 door De Nederlandsche Bank (DNB) zijn gekeurd is ongeschikt bevonden. Zij zijn om die reden niet herbenoemd. Dat schrijft staatssecretaris Klijnsma aan de Tweede Kamer. DNB, die toezicht houdt op de pensioenfondsen, toetst sinds 2000 de geschiktheid van 91 bestuurders die moesten worden herbenoemd.
DNB toetst sinds 2000 nieuwe pensioenfondsbestuurders op geschiktheid. Zittende bestuurders hoeven in principe geen toets af te leggen, behalve als de toezichthouder daar aanleiding toe ziet. Volgens Klijnsma zijn er op dit moment 30 fondsbestuurders die nog nooit getoetst zijn. Dit zijn personen die voor onbetaalde tijd benoemd zijn. Zittende fondsbestuurders worden wel getoetst bij een herbenoeming (Bron: Nu, 3 nov. 2016)
Volo pensioen heeft de vergunning gekregen van DNB en is daarmee het eerste en enige APF zonder winstoogmerk. Door hun coöperatieve karakter hebben Volo (Latijns voor 'ik wil, ik wens') en haar uitvoeringspartner PGGM geen winstoogmerk. Overwinst vloeit terug naar deelnemers en werkgevers in de vorm van lagere uitvoeringskosten. Verantwoord beleggen staat centraal voor zowel een financieel als duurzaam resultaat.
Voor de pensioenadministratie van Volo pensioen is een ‘eigen’ administratiesysteem ingericht, waarbij digitaal en proactief communiceren voorop staat. Hierbij worden deelnemers en werkgevers ondersteund door een speciaal voor Volo pensioen ingericht team. Deelnemers kunnen 24/7 hun pensioensituatie bekijken en beheren, én rekenen op direct persoonlijk contact. (Bron: VVP, 23 nov. 2016)
Pensioenuitvoerders krijgen met het wetsvoorstel waardeoverdracht kleine pensioenen het recht om kleine pensioenen over te dragen aan een nieuwe pensioenuitvoerder. Kleine pensioenen zijn pensioenen van minder dan € 465,94 bruto per jaar. Het recht om zonder instemming van de deelnemer een klein pensioen af te kopen komt met de nieuwe wet te vervallen. Actal, het Adviescollege toetsing regeldruk, constateert dat de consultatieversie van het wetsvoorstel nog geen inzicht biedt in de effecten voor de regeldruk. Het adviseert in een brief aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) om deze tekortkoming te herstellen. Zonder dit inzicht is niet te beoordelen of de regeldrukdoelstelling van de wet kan worden behaald. (Bron: Actal, 9 jan. 2017)
Het aantal kleine pensioenen in de administratie van pensioenuitvoerders is sterk toegenomen. Onder kleine pensioenen wordt in dit verband verstaan pensioenen die leiden tot een uitkering vanaf de pensioendatum van minder dan bruto € 467,89 per jaar1: de huidige afkoopgrens. Deze toename heeft verschillende oorzaken. Het toenemende aantal kortlopende dienstverbanden als gevolg van de flexibilisering op de arbeidsmarkt leidt ertoe dat steeds vaker kleine pensioenaanspraken worden opgebouwd. Tegelijkertijd wordt het samenvoegen van kleine aanspraken belemmerd door de moeilijke financiële positie waarin veel pensioenfondsen verkeren; het recht op waardeoverdracht wordt tijdelijk opgeschort als een van de betrokken pensioenuitvoerders een vermogenstekort heeft. Ook maken deelnemers vaak geen gebruik van hun recht op waardeoverdracht. Zie verder Memory van toelichting vanaf blz.12