Nederland kent twee uitzend-CAO's: NBBU en ABU. Beide hanteren een eigen fasensysteem* dat invloed heeft op de transitievergoeding. De opbouw van het arbeidsverleden gaat in de eerste 2 fasen van NBBU en de eerste fase van ABU anders dan erna. Is er een uitzendbeding dan is tellen in de fasen alleen de daadwerkelijk gewerkte weken of maanden mee voor het arbeidsverleden. Dus als de duur van de uitzendovereenkomst 26 weken is, maar er na 20 weken geen werk meer is, tellen alleen de 20 gewerkte weken mee voor het arbeidsverleden. In de andere fasen tellen dan alle 26 weken mee.
Red.: Ingewikkeld twee uitzend-CAO's met allebei een andere berekening fasensysteem? Ja, inderdaad van de gekke! Zie voor meer: Rechtspositie uitzendarbeid.
Arbeidscontracten waartussen de onderbreking minder dan 6 maanden is geweest, worden bij elkaar opgeteld voor het berekenen van de transitievergoeding. Voor contracten voor 1 juli 2012 is deze maximale onderbreking 3 maanden. Vanaf 1 juli 2012 tellen tijdelijke contracten mee als ze elkaar binnen maximaal 6 maanden hebben opgevolgd.
De werkgever hoeft de transitievergoeding niet te betalen als hij de werknemer binnen 6 maanden weer een arbeidsovereenkomst aanbiedt.
Uitzendkrachten krijgen alsnog een volledige transitievergoeding toegekend, per persoon zo’n 8.400 tot 11.000 euro. “De rechtbank van Noord-Holland heeft een duidelijke uitspraak gedaan, die van groot belang is voor alle uitzendkrachten in Nederland. Oók uitzendkrachten hebben recht op een volledige transitievergoeding”.
De zaak draait om zes uitzendkrachten, die als buschauffeur in dienst waren van Workbus, in het gebied Arnhem-Nijmegen. In september 2020 raakten ze hun baan kwijt. Ze stonden toen slechts een half jaar op de loonlijst van Workbus, dus dacht het uitzendbureau er makkelijk van af te komen, met een kleine transitievergoeding van enkele honderden euro’s. (Bron: CNV Vakmensen, 6 mrt. 2021)
Uitzendkrachten krijgen nog steeds vaak geen transitievergoeding als ze hun baan zijn kwijtgeraakt, terwijl ze daar wel recht op hebben, meldt vakbond FNV.
Het gaat soms om duizenden euro’s per persoon. In totaal schat de bond het bedrag dat nog uitgekeerd moet worden op minimaal 50 miljoen euro per jaar. In de praktijk “geven uitzendbureaus vaak niet thuis”, zegt de vakbond op basis van signalen.
Het aantal uitzendkrachten dat aan de bond aangaf geen transitievergoeding gekregen te hebben is gestegen ten opzichte van 2020, zegt FNV. De bond deed een peiling onder bijna 200 uitzendkrachten die vorig jaar hun baan kwijtraakten. Bijna negen op de tien van de ondervraagden gaf aan geen vergoeding te hebben gekregen.
De transitievergoeding is wettelijk vastgelegd en bedoeld om de periode tussen ontslag of de beëindiging van een contract en nieuw werk of een uitkering te overbruggen. Sinds 2020 geldt de regeling voor iedereen, ongeacht hoe lang iemand ergens heeft gewerkt.
Volgens FNV-bestuurder Karin Heynsdijk van FNV Flex steken uitzendbureaus “geld dat niet voor hen is bedoeld in eigen zak”. “Zelfs als er actief naar wordt gevraagd, halen uitzendbureaus hun schouders op, zo hebben we ervaren. Een misselijke streek ten koste van mensen die vaak al nauwelijks genoeg geld hebben om rond te komen. Dit moet zo snel mogelijk stoppen.”
Belangenorganisatie de Algemene Bond Uitzendondernemingen (ABU) vindt dat de FNV op basis van het geringe aantal ondervraagden “wel heel vergaande conclusies trekt”, zegt een woordvoerster. “Jaarlijks werken meer dan 1 miljoen mensen als uitzendkracht. We missen de nuance. Dat neemt niet weg dat uitzendkrachten die hun baan verliezen een ontslagvergoeding moeten krijgen, daarover mag geen onduidelijkheid bestaan.”
De Nederlandse Bond van Bemiddelings- en Uitzendondernemingen (NBBU) laat weten geen signalen te hebben gekregen van uitzendkrachten die geen transitievergoeding ontvangen na verlies van werk. “Waar mensen recht hebben op een transitievergoeding moeten ze deze gewoon ontvangen”, aldus een zegsman.