Ons pensioenstelsel moet drastisch veranderen, maar is dat wel zo?
Opinie | ma 24 sep 2018 | Bron: HR-kiosk | Auteur: Andries Bongers | Trefwoorden: Pensioenstelsel, Pensioensysteem, Staatsschuld, Rekenrente, Marktwaarde, Pensioenakkoord
Pensioenakkoord?
Politici, werkgevers en werknemersorganisaties praten al jaren over de voorwaarden van pensioenen. Meestal met verschillende en vaak onjuiste uitgangspunten. En als men elkaar dan toch moeizaam gevonden heeft noemen we dat een Pensioenakkoord. Meestal wordt zo’n akkoord niet opgevolgd of weet men zich de afspraken na een aantal jaren niet meer te herinneren.
Maar nu is iedereen op een enkele uitzondering na het er over eens dat ons pensioenstelsel drastisch moet veranderen. Maar wanneer je de argumenten hoort en de voorstellen, heeft iedereen het toch ergens anders over. De een praat over de kloof tussen hoog- en laagopgeleid, wat volgens velen zoveel wil zeggen dat het gaat om het verschil tussen zwaar en licht werk, anderen de barrière tussen jong en oud. Maar dan blijkt ook dat pensioen een containerbegrip is, wanneer de
AOW, pensioen van een pensioenfonds en pensioen van verzekeraars op één hoop worden gegooid. En dan is een Pensioenakkoord, voor wat het waard is, ineens ver weg of wordt het het uitruilen van onvergelijkbare punten. Zoiets als een regeerakkoord, waar niemand over tevreden is, maar uiteindelijk gedwongen mee akkoord moet gaan. Mijn vrees is, dat de uitruil alleen maar verliezers oplevert, bij gebrek aan inhoudelijke kennis.
Ex-staatssecretaris Jetta Klijnsma heeft het in haar perspectiefnota (2016) over een ambitieuze pensioenaanpak. Het is echter geen plan zei ze toen, maar een perspectiefnota, waarmee ze kennelijk wilde zeggen dat het meer ideeën waren, dan concrete voorstellen. En met die boodschap is iedereen op de loop gegaan met het oplaten van proefballonnen om het stelsel rigoureus te hervormen.
Het kabinet en vertegenwoordigers van werknemers en werkgevers hadden gehoopt vóór Prinsjesdag weer eens een nieuw akkoord te bereiken over de hervorming van het pensioenstelsel. Dat is niet gelukt.
Er leek wel akkoord te zijn tussen FNV en
VNO-NCW, maar de vakbonden en de werkgeversvereniging ontkennen dit. In de Rijksbegroting van SZW geeft het kabinet aan dat op korte termijn samen met de sociale partners de benodigde stappen kunnen worden gezet voor een pensioenhervorming. Maar dat is vooruitlopen op de feiten.
Een Pensioenakkoord wordt niet opgevolgd en afspraken weet men zich niet te herinneren
Het kabinet wil, voordat het wijzigingen in het pensioenstelsel voorstelt, eerst een advies ontvangen van de Sociaal-Economische Raad (waarin onder meer de sociale partners zitten). Dat advies laat nog op zich wachten. Dat is vrij logisch omdat de feiten een heel andere taal spreken, dan de uitspraken van de zogenaamde deskundigen.
Maar hoeveel vertrouwen moeten we hebben in een nieuw Pensioenakkoord, als het akkoord van 2011 op de meeste punten is geschonden en een belangrijke schriftelijke toezegging van Minister Kamp over zware beroepen gewoon in de prullenbak is verdwenen. In het jaar 2020 zou deze groep nog steeds met 65 jaar met pensioen gaan. Dat was namelijk in 2011 een voorwaarde om dat Pensioenakkoord te accepteren. Maar wie herinnert zich de brief van Kamp met de harde toezegging aan de Tweede Kamer nog. Agnes Jongerius wel, maar in ieder geval Koolmees niet, die houdt zich van den domme.
Allerlei instanties, zogenaamde deskundigen en andere profiteurs van 2.000 miljard aan pensioengeld, menen ook dat nu de tijd gekomen is om het hele pensioenstelsel om te gooien. Ook de Europese Commissie doet een duit in het zakje, waarbij kennelijk armlastige landen gaan profiteren van de rijke landen. Men heeft al weer nieuwe wetgeving op dit gebied in voorbereiding.
Rekenrente en rendement
Van die 2.000 miljard zit bijna 1.500 miljard bij de pensioenfondsen. Ik ga het dus niet hebben over de pensioenverzekeringen, waarvan veel woekerpolissen. En ook nog niet over de AOW, waar mensen met een laag inkomen (en dus minder levensjaren) eerder van zouden moeten kunnen genieten. Een discutabele conclusie, maar daarover later meer.
Ondanks het feit dat de pensioenfondsen ieder jaar aanmerkelijk rijker worden (het
ABP heeft in 10 jaar haar vermogen NB verdubbeld), kan er in de meeste gevallen niet geïndexeerd worden en dreigt zelfs een korting. Op basis van de rekenrente voldoen veel fondsen namelijk niet of nauwelijks aan de kredietwaardigheid en verplichtingen naar de toekomst, vindt de Nederlandsche Bank. Een rekenrente die een afgeleide is van de rente die banken betalen voor hun krediet. Zo kan het dat de rekenrente niet boven de 2% uitkomt, terwijl de meeste pensioenfondsen minstens 4% netto rendement maken.
Stel een Middelloon van: € 39.000,00 per jaar, dan zou een beoogd pensioen (70%) inclusief AOW op € 27.300,00 moeten uitkomen. De AOW bedraagt per jaar € 10.004,00. Dan moet het pensioendeel € 17.296,00 zijn.
Doelvermogen benodigd voor een pensioenuitkering van € 17.296,44 * 15 jaar = € 259.446,60
Betaalde spaarpremie over 40 jaar * € 6.700 = € 268.000
Premie € 6.700 per jaar leidt tot de navolgende eindkapitalen:
Rende-
ment |
Looptijd |
Premie
per jaar |
Eind
kapitaal |
Pensioen
15 jaar |
Pensioen
20 jaar |
2% |
40 jaar |
€ 6.700 |
€ 412.787 |
€ 27.520 |
€ 20.639 |
3% |
40 jaar |
€ 6.700 |
€ 520.344 |
€ 34.690 |
€ 26.017 |
4% |
40 jaar |
€ 6.700 |
€ 662.137 |
€ 44.142 |
€ 33.107 |
7% |
40 jaar |
€ 6.700 |
€ 1.431.184 |
€ 95.412 |
€ 71.559 |
- Al bij een rendement van 2% is het mogelijke pensioen € 10.000 meer per jaar
- Het verschil is dus de exorbitante administratie c.q. beheerskosten
- De beheerskosten waren afgelopen jaar meer dan 8 miljard euro
- Het bruto rendement was over de jaren heen meer dan 7%
Gemiddeld rendement vanaf 1995 : 7%
Gemiddeld rendement vanaf 2009 : 9%
Draaien aan renteknop geen oplossing?
Een hogere rekenrente is geen oplossing om kortingen te voorkomen, vindt het kabinet. "De rente waarmee fondsen hun verplichtingen moeten berekenen, hangt samen met de belofte die zij doen. Discussie over de rekenrente is daarom verbonden met de aard van het pensioencontract". Dat zei minister Koolmees van Sociale Zaken in de Tweede Kamer. Hij deed dit in het vervolg van het debat over het initiatiefwetsvoorstel van Martin van Rooijen (50Plus) voor een bodem in de rekenrente van 2%. Van Rooijen wil met die bodem voorkomen dat pensioenfondsen onvoorwaardelijk moeten korten.
Koolmees noemde het doel sympathiek, maar zei het voorstel niet te kunnen steunen. Vandaag PensioenPro (24-9) "Aanpassen van de rekenrente zou in het nadeel van jongeren zijn", denkt Rutte. Waarom denkt hij dat?
Volgens Koolmees hangt de rekenrente samen met de aard van het pensioencontract en is het nodig om deelnemers te beschermen. "De rekenrente is daar onderdeel van, net als hersteltermijnen en de mogelijkheid om schokken te spreiden. Op het moment dat je aan de rekenrente gaat tornen, dan wordt een verwacht rendement ingeboekt waarvan onzeker is dat dit wordt gehaald", aldus de minister. "Ik vind dat we daarmee de economische en financiële werkelijkheid ontkennen en dus een hypotheek op de toekomst nemen. En zo’n hypotheek leidt tot herverdeling", aldus Koolmees.
Koolmees komt met een theoretisch kul-verhaal, dat dwars staat op de werkelijkheid. De pensioenfondsen maken al sinds jaar en dag gemiddeld een rendement van 6 tot 7%. Dat is geen voorschot op de toekomst, maar een reële vaststelling van de historie. Omdat de pensioenfondsen noodgedwongen zijn om een rekenrente te hanteren, die ver onder het werkelijke rendement ligt, neemt het vermogen van de pensioenfondsen zelfs ieder jaar toe.
Marktwaardering volgens de Pensioenwet
In de Pensioenwet staat (Art. 126) dat de verplichtingen (naar de toekomst) bepaald moeten worden op grond van marktwaardering. Daar heeft de Nederlandsche Bank op eigen initiatief marktrente van gemaakt. Marktwaardering is iets anders dan marktrente. Dus DNB handelt in strijd met wat de wetgever heeft bedoeld c.q. geeft op z’n minst een merkwaardige uitleg aan Art. 126. Er wordt verder klakkeloos aangenomen dat DNB dat zomaar mag voorschrijven. Dat is niet zo. De DNB heeft juist tot taak om de handhaving van de wetgeving te controleren. Maar niet om een eigen uitleg te geven aan het artikel. Willens en wetens worden miljoenen pensioengerechtigden daardoor ernstig benadeeld en beroofd van een deel van hun pensioen.
De Nederlandsche Bank (DNB) heeft in 2012 een soort ‘oneindige’ rekenrente ingevoerd, de UFR. De toezichthouder heeft deze rekenrente in 2015 al eens verlaagd van 4,2 naar 3,3 procent om beter aan te sluiten bij de lage marktrente. De UFR is nu beweeglijk geworden en is verder gedaald naar minder dan 2%!
Beheerskosten
De enige discussie, die wat mij betreft open staat, is de (te) hoge beheerskosten van de pensioenfondsen, anders zou het rendement nog hoger zijn. Overigens de vrees dat Pensioenfondsen onvoorwaardelijk zouden moeten korten, is ongegrond omdat op basis van de "gewaardeerde" rekenrente veel pensioenfondsen al meer dan 10 jaar niet indexeren.
In 2017 waren Nederlandse pensioenfondsen alles bij elkaar € 8,6 mld kwijt aan de administratie van pensioenen en aan het beleggen van het vermogen. Dat is meer dan ooit en 1 miljard meer dan het voorgaande jaar. De kosten van vermogensbeheer zijn bovendien sneller gestegen dan de omvang van het vermogen.
Grote heibel en verontwaardiging is indertijd ontstaan over de kapitaal woekerpolissen, maar niet over de exorbitante kosten, die zowel de pensioenverzekeraars in rekening brengen, als die pensioenfondsen aan haar adviseurs (zoals Goldmann Sachs) moeten betalen.
Er zijn ook deskundigen die vinden dat er individuele potjes moeten komen, waarin de werknemer zelf naar hartenlust kan kiezen hoe hij zijn individuele pensioenvermogen kan beleggen. Dat kan de gemiddelde werknemer natuurlijk niet, maar daar zijn adviseurs voor nodig, maar die zijn in het verleden niet altijd even betrouwbaar gebleken. Nu wel?
AOW-leeftijd al een eeuw op 65 jaar!
In 1918 besloot de toenmalige Tweede Kamer om de pensioengerechtigde leeftijd* van 70 jaar naar 65 te verlagen, met het advies om periodiek deze leeftijd aan te passen aan de omstandigheden. Daar hebben we (Tweede Kamer) dus 100 jaar niets aan gedaan.
Inmiddels is onze levensverwachting gemiddeld 10 jaar ouder geworden en hebben we een eeuw lang de pensioenleeftijd niet aangepast. Nu we ineens wakker zijn geworden, vanwege de toenemende uitgaven, wordt de stijging van de pensioengerechtigde leeftijd zelfs sterker doorgevoerd dan kennelijk wenselijk is. Maar is dat argument wel helemaal terecht?
De AOW premie is wel aanmerkelijk gestegen, maar geeft een vertekend beeld
De premie is in 40 jaar van 10% naar 17,9% (vanaf 1999) gestegen. De AOW is min of meer waardevast, dus de AOW premie stijgt met de lonen mee en de levensverwachting.
De AOW premie is een percentage van het loon. Iedereen die in Nederland woont en een inkomen heeft (meestal gewoon loon) betaalt 17,9% aan AOW premie* , met een maximum grondslag van ongeveer € 33.000,00.
De effectieve premie is gemiddeld slechts 9,9%
Het effectieve premiepercentage voor de AOW is echter (vanwege de inkomensafhankelijke heffingskortingen) maar gemiddeld 9,9% en de rest van de 17,9% premie verdwijnt in het zwarte gat dat belastingen heet. De aanvulling door het rijk heet dan fiscalisering van de AOW door onvoldoende premie-inkomsten. Voor de jaren 2007-2014 werd in totaal € 131,8 mld. uit de AOW-pot gehaald en wordt er dan weer € 73 mld. in gestopt onder de titel BIKK-bijdragen en rijksbijdragen. Per saldo wordt er dus € 58,8 mld. aan de AOW-pot onttrokken. Zo zorgen we er voor dat de inkomsten niet of nauwelijks te traceren zijn, ter wille van het inkomensplaatje. Daarom is een botte vergelijking van de belastingtarieven op lage en hoge inkomens onzinnig en is de teruggang naar 2 belastingschijven een regelrechte farce.
De bruto AOW premie wordt geïnd door de belastingdienst, die vervolgens gemiddeld slechts 55% van die premie aan de SVB afdraagt. De staat “suppleert” vervolgens 25% van de bruto premie om de “tekorten” aan te zuiveren, zodat 20% van de door de belastingbetaler “betaalde” premie nooit bij het AOW-fonds aankomt!
Zou kunnen we de mythe in stand houden, dat de AOW in de toekomst onbetaalbaar wordt. Dat zou alleen kunnen, wanneer een aanmerkelijk deel van de bevolking (dus ook niet-Nederlanders) geen bijdrage levert aan het AOW-fonds, maar wel t.z.t. AOW ontvangt en de overheid in de pensioenpot blijft graaien of nog meer wisseltrucs toepast.
Hoogopgeleiden verdienen veel en worden daardoor veel ouder
Onderzoekers van het demografisch instituut Nidi komen met een pleidooi om laagopgeleiden eerder recht te geven op AOW dan hoogopgeleiden. Deze discutabele aanname is dus, dat laagopgeleiden meestal zwaar werk doen en hoogopgeleiden veel verdienen en ook nog eens een makkie hebben.
De Nidi-onderzoekers pleitten ook voor drie verschillende AOW-leeftijden: een voor laagopgeleiden, een voor middelbaar opgeleiden en een voor hoogopgeleiden. Doel: iedereen ontvangt ongeveer even lang (en evenveel) AOW.
Dat koppeling van de AOW-leeftijd aan de opleiding de prikkel kan wegnemen om door te leren, daar is Nicole van der Gaag (Nidi) niet zo bang voor.
‘De meeste mensen bereiken hun hoogste opleidingsniveau als zij jong zijn. Een twintiger gaat de beslissing om wel of niet door te leren echt niet baseren op zijn AOW-leeftijd. Gezien de discussie denk ik dat dit wel een kans van slagen heeft, meent Van der Gaag.
In welke wereld leeft Van der Gaag? Wat ik niet lees in het voorstel is dat iedereen ook evenveel premie gaat betalen.
Het voorstel (van het Nidi) om een koppeling te maken van het opleidingsniveau met de AOW-leeftijd is zelfs een stimulans om niet door te leren en je te ontwikkelen.
Daar komt nog eens bij dat hoger loon zwaarder wordt belast en je ontvangt geen enkele toeslag, subsidie of korting. Gewoon dus lekker dom blijven. Nauwelijks AOW premie betalen en dan evenveel of zelfs meer AOW-ontvangen dan iemand, die zo eigenwijs is om door te leren.
Waar blijkt overigens het opleidingsniveau uit? Zijn dat de diploma’s die je op jeugdige leeftijd verwerft of ook de kennis die je daarna in de praktijk opdoet? De cursussen, die je volgt in de avonduren? De trainingen binnen de organisatie waar je werkt? Of gewoon je kennis op peil houden via het internet?
Uiteraard blijft het discutabel waarom iemand met een laag loon korter zou leven. Dat kan ook door ongezond leven, roken en drinken. Daarom kan iemand met een hoog loon misschien ook wel korter leven . . . . .
Maar nou ben je vakkenvuller bij AH en dat doe je tot je 60ste. Is dat dan een zwaar beroep? Of leven mensen met een laag loon ongezond? Ik las laatst dat is bewezen dat mensen (muizen ook) langer leven als ze heel karig eten. Dus onzin dat als je arm bent, je eerder sterft.
Met pensioen na 45 jaar werken wordt in de uitvoering een doolhof
Allerlei deskundigen proberen aan te tonen dat 45 jaar werken wel genoeg is. Hoewel het idee zeer sympathiek is, de uitvoering onmogelijk. Lans Bovenberg verzucht “Veel mensen zullen hun salarisstroken weggegooid hebben” en bedoelt hiermee, dat deze groep niet eens kan aantonen 45 jaar gewerkt te hebben. Wat hij en andere deskundigen niet zeggen is dat Pensioenfondsen en –verzekeraars er administratief een puinhoop van hebben gemaakt. Niet alleen dat het arbeidsverleden en de afgedragen premie niet aan te tonen is, maar vele gerechtigden komen gewoon niet in de administratie voor, terwijl zij toch pensioenpremie hebben afgedragen.
Zorgeloos en naïef slordig meenden zij - ten onrechte – dat alles wel geadministreerd zou worden. En met een geboortedatum en een BSN-nummer te traceren, waardoor het Pensioenfonds gemakkelijk de rechten van de deelnemer kan vaststellen en bijtijds zou kunnen communiceren. Niets is minder waar! Wanneer dat wel het geval zou zijn, dan is het toch niet zo moeilijk om de contante waarde van het gespaarde pensioen tussen bijvoorbeeld 60 jaar en 70 jaar te berekenen en op basis daarvan een pensioen toe te kennen op de leeftijd dat de werknemer met pensioen zou willen.
Zorgeloos, naïef en slordig
Het is een terechte wens om werknemers met een zwaar beroep, zoals Minister Kamp al eens aan de Tweede Kamer heeft beloofd, eerder met pensioen te laten gaan. Maar, gaat het dan om werknemers, die de laatste jaren van hun arbeidzaam leven in de Bouw hebben gewerkt of een flink aantal jaren in voorgaande perioden? En wat is een zwaar beroep? Als er al in de uitvoering iets onmogelijk is, dan is het aanwijzen en vaststellen van een zwaar beroep. Dus laat iedere werknemer zelf
de keuze maken, wanneer hij met AOW-pensioen wil gaan. Een eenvoudige formule geeft precies aan wat je recht is op AOW. Zouden de pensioenfondsen ook meedoen met zo’n regeling?
Staatsschuld
Let wel: als men het heeft over meer dan 1.300 miljard gaat het alleen om het geld van de pensioenfondsen. Dat bedrag is overigens 1.500 miljard. Maar alle pensioenen, dus met die van de verzekeraars erbij en de kapitaalverzekeringen en lijfrentes vormen samen het astronomische bedrag van 2.000 miljard. U mag raden wat er gebeurt als zoveel geld boven de markt hangt en beheerd wordt door naïeve bestuurders en geldwolven.
Nederland heeft helemaal geen staatsschuld maar zelfs 200 miljard over!
De pensioenen, kapitaalverzekeringen en lijfrentes vormen samen het astronomische bedrag van 2.000 miljard.
Dit bedrag is “uitgesteld loon”. Daar zit een belastingclaim op van gemiddeld 30% (pensioen komt bovenop de AOW); dat is dus een claim van maar liefst 600 miljard euro, die niet als positieve post in de Staatsschuld is meegenomen. Nu is de Staatsschuld vandaag ongeveer 400 miljard (ja, weer lager geworden), samen met deze positieve claim, hebben we een overschot van 200 miljard en zijn we het rijkste land van de wereld! *
Ik begrijp de principiële discussie over de dividendbelasting, maar wanneer we deze 600 miljard kennelijk niet belangrijk vinden, waarom maakt de oppositie zoveel heibel over 1/300ste deel (0,33%) daarvan?
*
De overheidsschuld daalde, net als de laatste jaren, en is eind 2018 52,4 procent van het bbp. Dat is ruim 405 miljard euro, oftewel ruim 23.000 euro per inwoner.