Het steeds verder opschuiven van de AOW-leeftijd vormt een groeiend probleem voor mensen die weinig verdienen en gemiddeld korter leven en voor de grote groep werkenden die zwaar werk doen. De FNV wil daarom een grondige aanpassing van de AOW. Het belangrijkste is dat mensen met zware beroepen eerder kunnen stoppen met werken. Zij moeten de mogelijkheid hebben om op een fatsoenlijke manier van hun oude dag te genieten.
FNV heeft een 10-puntenplan voor een flexibele AOW opgesteld, samengevat:
De koppeling van de AOW-leeftijd aan de levensverwachting moet anders en beter. In huidige koppeling gaat de AOW-leeftijd onverantwoord snel omhoog en zitten we al snel op de hoogste AOW-leeftijd ter wereld. In de huidige systematiek leidt één jaar langer leven tot één jaar langer werken. De FNV verzet zich dan ook met klem tegen de aangekondigde verhoging naar 67 jaar en 3 maanden in 2022 en tegen de verhoging van de richtleeftijd naar 68 jaar in 2018. De FNV roept het nieuwe kabinet op deze verhogingen ongedaan te maken en dit met hoge prioriteit wettelijk te regelen.
De AOW als eerste pijler in de oudedagsvoorziening heeft versterking nodig. Om bij lagere inkomens meer ruimte te scheppen voor een flexibele AOW moet de AOW financieel worden verbeterd. Dit is mogelijk door deze te koppelen aan de ontwikkeling van de verdiende lonen in plaats van aan de contractlonen.
De huidige gefixeerde AOW-leeftijd wordt voor werkenden omgezet in een flexibele AOW-Pensioen richtleeftijd met maximaal 4 jaar naar voren of maximaal 4 jaar naar achteren.
Een doorwerkbonus voor alle oudere werkenden biedt een extra mogelijkheid om inkomensverlies op te vangen. De doorwerkbonus bedraagt € 2000 per jaar tussen de 60-jarige en 65-jarige leeftijd. Maar de doorwerkbonus kan ook worden ingezet om vervroegd pensioen te financieren.
Bij het flexibel laten ingaan van de AOW geldt geen bruto-netto nadeel maar ook geen bruto-netto voordeel. Dus stoppen voor AOW levert geen fiscaal nadeel meer op. Dit geldt ook voor het aanvullend pensioen.
Deeltijd AOW en deeltijd aanvullend pensioen zullen goed wettelijk worden gefaciliteerd. Het fiscale nadeel van vervroegd met deeltijdpensioen gaan verdwijnt ook. Ook in de cao moet deeltijdpensioen meer aandacht krijgen en in arbeidsorganisaties worden belemmeringen weggenomen om met deeltijdpensioen te gaan.
Om verdringing op de arbeidsmarkt te bestrijden is een gelijk speelveld nodig voor werken voor en na de AOW-richtleeftijd. Dit helpt ook mee om de werkloosheid onder werkzoekenden beneden de AOW-richtleeftijd te bestrijden.
De ontslagleeftijd waarop werkgevers de werknemer zonder vergunning kunnen ontslaan schuift 4 jaar naar achteren. Deze flexibiliteit naar achteren gaat echter pas in als de langdurige werkloosheid is gedaald naar een normaal niveau.
Op cao-niveau wil de FNV de mogelijkheid om fiscaal gunstig op vrijwillige basis 3% van het loon aan te wenden voor vermogensvorming. Deze regelingen kunnen ook worden ingezet om maatwerkuittredingsregelingen voor werkenden in zware beroepen te faciliteren.
Verder wil de FNV gerichte maatregelen om de langdurige werkloosheid onder oudere werkenden te bestrijden langs de lijnen van de Beleidsagenda 2020. Discriminatie van ouderen op de arbeidsmarkt moet veel scherper worden bestreden. Het kan niet zo zijn dat er wel leeftijdsafspiegeling plaats vindt bij ontslagrondes maar dat bij het aannemen van nieuwe collega’s ouderen veel te weinig kansen krijgen op een baan.
Circa 69% van de oudere werknemers wil in de jaren voorafgaand aan het pensioen stoppen met werken en 56% geeft aan minder te willen gaan werken. Gemiddeld willen zij de laatste 4,5 jaar voor hun AOW-leeftijd gaan afbouwen. Bijna een kwart van de werknemers die minder willen gaan werken, wil dit bekostigen door een deel van hun pensioen naar voren te halen. Aldus 'Wijzer in geldzaken' oktober 2017.
Andere bevindingen zijn:
De AOW-leeftijd ligt voor veel werknemers hoger dan verwacht.
Ruim de helft wil graag in aanloop naar de AOW-leeftijd minder gaan werken, gemiddeld de laatste 4,5 jaar.
Twee op de drie werknemers wil graag eerder stoppen met werken, gemiddeld 3 jaar voor hun AOW-leeftijd.
Vaak blijft het bij een wens: ruim de helft van degenen die eerder willen stoppen, verwacht pas op de AOW-leeftijd te stoppen.
Bij eerder stoppen is prepensioen voor 44% de belangrijkste inkomstenbron, bij minder werken geldt dat voor 23%.
De term ‘deeltijdpensioen’ is bij twee vijfde van de werknemers goed bekend.
Twee vijfde van de werknemers die minder willen gaan werken, denkt gebruik te maken van het deeltijdpensioen.
Werknemers voelen er weinig voor om zich aan het eind van hun loopbaan nog om te scholen of van baan te veranderen om inzetbaar te blijven. Liever gaan ze minder (lang) werken.
Driekwart van de werknemers verwacht dat hun werkgever hen helpt om langer door te werken, maar over dit onderwerp wordt nog weinig gesproken.
Gezondheid en werkplezier zijn volgens werknemers de sleutel tot langere inzetbaarheid.
Werknemers die hun werk als fysiek belastend ervaren, oudere werknemers en vrouwen zijn het minst goed voorbereid op langer doorwerken.