Onderwijsstructuur in Nederland

Datum laatste wijziging: 12 januari 2019  |  Trefwoorden: , ,

Inhoud

  1. Onderwijs in Nederland
  2. Kosten masterdiploma
  3. Ruimer aanbod hbo-masters
  4. Minister Slob wil doorstroom van havo naar vwo verbeteren

Onderwijs in Nederland

Onderstaande tabel geeft een overzicht van de onderwijsstructuur in Nederland.
 
Voorschools onderwijs

Nederland kende tot 1985 de kleuterschool, maar die is opgegaan in het basisonderwijs
Peuterspeelzaal
In de peuterspeelzaal kunnen kinderen van twee of drie jaar enige uren per week onder leiding verblijven. Door het klassikaal verband leren zij met anderen samenwerken. Taal en tellen krijgen aandacht. Doordat ze veel spelen, vervreemden de peuters niet van hun eigen leefwereld.
Basisonderwijs of primair onderwijs

Het primair onderwijs of de lagere school werd vroeger doorlopen gedurende de periode dat de leerling leerplichtig* was. Bij de eerste leerplichtwetten, daterend van het begin van de twintigste eeuw, was dit in Nederland de leeftijd van 6 tot 12 jaar. Met name de bovengrens is steeds opgeschoven, en deze onderwijsvorm dekt daarmee allang niet meer de gehele leerplichtperiode

* ZieLeerplicht
Basisonderwijs
Het basisonderwijs is bestemd voor kinderen van 4 tot 12 jaar, al valt het eerste jaar nog niet onder de leerplicht. De school dient continuïteit te waarborgen, breed onderwijs te bieden en rekening te houden met de ontwikkeling van de leerling. De multiculturele samenleving moet aan bod komen. Een aantal vakken (eigenlijk vormingsgebieden) is wettelijk voorgeschreven.
Hiervoor zijn kerndoelen geformuleerd. Vorderingen worden bijgehouden in een leerlingvolgsysteem. Op vele scholen is er voor de leerlingen een eindtoets. De basisschool bereidt voor op het voortgezet onderwijs.
Voor leerlingen met moeilijkheden is er extra begeleiding of zo nodig het speciaal onderwijs.
Voortgezet of secundair onderwijs

Het voortgezet of secundair onderwijs vormt een voorbereiding op de arbeidsmarkt of het hoger onderwijs. Anders dan in het primair onderwijs is er nu een ruime differentiatie in keuzemogelijkheden, afhankelijk van de belangstelling en capaciteiten
Voortgezet onderwijs
Het voortgezet onderwijs valt uiteen in een voorbereidend wetenschappelijke tak, een algemene en een beroepsvoorbereidende. Zij kennen een twee- of driejarige onderbouw, waarin de leerlingen goeddeels dezelfde stof krijgen aangeboden. Daarna wordt hun een keuze geadviseerd door de school.
Met een diploma vwo, havo of mbo hebben leerlingen vervolgens een startkwalificatie: ze zijn in staat tot geschoold werk. Het vmbo-diploma vormt geen startkwalificatie.

Voorbereidend wetenschappelijk onderwijs
Het vwo is zesjarig; na de onderbouw dus nog drie jaar. De leerling kiest een van vier profielen, die deels uit vaste vakken bestaan, ten dele uit profielgerelateerde, en dan nog uit een vrije keuzeruimte. Ieder profiel bereidt vooral voor op (studierichtingen in) het wetenschappelijk onderwijs.

Hoger algemeen voortgezet onderwijs
De havo is vijfjarig, maar kent dezelfde profielen als het vwo, met vaste, profielgerelateerde en vrij te kiezen vakken. De profielen bereiden vooral voor op het hoger beroepsonderwijs.

Voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs
Het vmbo is vierjarig. Deze opleidingsvorm heeft vier leerwegen, in meerdere mate theoretisch of juist beroepsgericht. Leerlingen kunnen vervolgens, afhankelijk van hun leerweg, doorstromen naar mbo of havo.

Middelbaar beroepsonderwijs
Het mbo is beroepsopleidend (vier of vijf opleidingsdagen per week) of beroepsbegeleidend (één weekdag opleiding, daarnaast een werkkring). De opleidingsduur is mede afhankelijk van de vooropleiding. De uitstroomniveaus variëren van assistent-beroepsbeoefenaar tot vakspecialist.

Praktijkonderwijs
Als een leerling wordt geacht niet aan de eisen voor het vmbo te kunnen voldoen, kan hij tot maximaal zijn 18e praktijkonderwijs volgen. Hier worden de praktische en sociale vaardigheden ontwikkeld, en de leerling wordt begeleid naar werk. De begeleiding wordt na de opleiding doorgaans voortgezet.
Hoger onderwijs

Het hoger onderwijs wordt gegeven aan universiteiten en hogescholen. In Nederland is het universitair onderwijs vooral wetenschappelijk, dat aan de hogeschool is beroepsgericht.
In de opzet van de opleidingen volgt Nederland (sinds 2002) de Bachelor-masterstructuur, tot stand gekomen door een Europese afspraak.
Universiteit
Het universitair onderwijs is wetenschappelijk. Wie de studie met goed gevolg afrondt, is gerechtigd een academische titel te dragen. Ook kan hij onder voorwaarden de studie voortzetten, waarbij een promotie tot doctor in het vooruitzicht ligt (als promovendus).

Hoger beroepsonderwijs
Het hoger onderwijs is beroepsgericht. Het uitstroomniveau ligt echter hoger dan na het mbo: afgestudeerde hbo'ers kunnen kaderfuncties bekleden in het bedrijfsleven of bij de overheid.

Bachelor- en masteropleidingen*
Wie een vierjarige hogeschoolopleiding heeft doorlopen, is professioneel bachelor; na drie jaar succesvol universitair onderwijs is men academisch bachelor.
Na nog een jaar onderwijs aan een universiteit of aan sommige hogescholen, kan men de titel van master behalen. De opleiding tot onderzoekmaster duurt echter twee jaar, en bereidt voor op een promotie.
Postacademisch onderwijs

Beroepsbeoefenaren keren na hun studie nog wel terug naar de universiteit of hogeschool om hun kennis en vaardigheden bij te houden of uit te breiden. Dit kan incidenteel gebeuren en een welomschreven onderwerp betreffen. Het kan ook om een reeks van bij- of nascholingen gaan. Voor werkenden in de gezondheidszorg, zoals artsen en tandartsen, is levenslang leren een vereiste.

(Bron: Wikipedia)
 

Kosten masterdiploma

De route die de meeste studenten afleggen om een universitair masterdiploma te halen kostte 148.000 euro (2012). Het Centraal Bureau voor de Statistiek noemt dit de 'standaardroute' waarbij zittenblijven en studievertragingen meetellen.

Zonder vertraging een universitaire master halen, de nominale route, kost zo'n 15.000 euro minder. Het gaat om uitgaven van de overheid, bedrijven en huishoudens aan onderwijsinstellingen, salarissen en begeleidingskosten van leerbedrijven, aldus het CBS. Volgens het CBS ontstaat de vertraging vooral in de laatste fase.

Ruimer aanbod hbo-masters

Iedere student in het hoger onderwijs moet de kans hebben om een master te volgen. Om dit mogelijk te maken wordt het aanbod van hbo-masters fors uitgebreid. Dit moet ervoor zorgen dat de overgang van bachelor naar master soepeler verloopt. Ook op de arbeidsmarkt is er behoefte aan hoger geschoold personeel. De beroepspraktijk verandert snel en wordt steeds complexer. Dat vraagt om continue op- en bijscholing van medewerkers en om hogere opleidingsniveaus. De hbo-master kan hier een antwoord op bieden door de directe link met de praktijk en de duidelijke beroepsoriëntatie. Zo is er ook in het onderwijs de ambitie om meer masteropgeleiden voor de klas te krijgen.

De mogelijkheid voor een hbo-opleiding om een master vorm te geven wordt daarom uitgebreid. Tot nu konden alleen masters van hbo-opleidingen in de zorg, onderwijs of behorend tot de topsectoren aanspraak maken op bekostiging. Deze belemmering wordt per vandaag weggenomen, zo maakte minister Jet Bussemaker (Onderwijs) bekend. Hiermee realiseert minister Bussemaker haar ambitie uitgesproken in de Strategische Agenda Hoger Onderwijs. (Bron: AllesoverHR, 16 jun. 2016)

Minister Slob wil doorstroom van havo naar vwo verbeteren

Minister Slob wil dat er één regeling komt voor havo-scholieren die na het behalen van hun diploma willen doorstromen naar het vwo. Hij gaat de wet daarvoor aanpassen.
Nu hanteren scholen nog verschillende toelatingseisen. Sommige vwo's leggen de lat hoog en vinden dat leerlingen gemiddeld een 7,5 moeten hebben. Terwijl andere het juist heel gemakkelijk maken door alleen om een motivatie te vragen of helemaal geen aanvullende eisen te stellen. (Bron: 4Nieuws, 10 jan. 2019)

Slob werkt al langer aan een soortgelijke regeling voor de doorstroming van vmbo naar havo. Dat voorstel zal hij eind februari naar de Tweede Kamer sturen.