Gerichte vrijgestelde kosten

Datum laatste wijziging: 28 mei 2024  |  Trefwoorden: , , , , , , , , , , , , ,

Inhoud

  1. Begrip en voorwaarden
  2. Bovenmatig deel gerichte vrijstelling
  3. Opsomming
  4. Naslag
  5. Vergoeding voor studiekosten van kind van werknemer
  6. Teamuitje of Teambuilding? Belast of onbelast?
  7. Gratis verstrekking gezonde lunchmaaltijden aan werknemers: gerichte vrijstelling

Begrip en voorwaarden

Voor een aantal vergoedingen, verstrekkingen en terbeschikkingstellingen bestaan gerichte vrijstellingen. De werkgever mag voor gerichte vrijstellingen ook een vaste kostenvergoeding geven

Gerichte vrijstellingen en vaste kostenvergoedingen voor gerichte vrijstellingen gaan niet ten koste van de vrije ruimte als aan de volgende 2 voorwaarden wordt voldaan:
  • de vergoedingen, verstrekkingen en terbeschikkingstellingen worden aangewezen als eindheffingsloon, bijvoorbeeld door ze in de administratie op te nemen als eindheffingsloon. Doet de werkgever dit niet, dan is de vergoeding, verstrekking of terbeschikkingstelling loon van de werknemer. De keuze tussen gerichte vrijstelling (eindheffingsloon) en loon van de werknemer maakt de werkgever uiterlijk op het moment van vergoeden, verstrekken of ter beschikking stellen;
  • de aanwijzing van de vergoeding als het loonbestanddeel moet in het lopende kalenderjaar plaats vinden, gebeurt dit later dan weigert de Belastingdienst de aanwijzing alsnog.

Bovenmatig deel gerichte vrijstelling

Vergoedt of verstrekt de werkgever meer dan de normen, dan is er sprake van een bovenmatig deel van gerichte vrijstellingen. Voor dit bovenmatige deel mag de werkgever kiezen:
  • als eindheffingsloon aanwijzen;
  • als loon van de werknemer belasten;
  • deels als eindheffingsloon aanwijzen en deels als loon van de werknemer belasten.

Opsomming

De fiscus waardeert de volgende voorzieningen en verstrekkingen als gerichte vrijstellingen:
  • vervoer, bijvoorbeeld abonnementen en losse kaartjes voor reizen met het openbaar vervoer en vergoedingen voor reizen met eigen vervoer van maximaal € 0,19 per zakelijke kilometer;
  • tijdelijk verblijf in het kader van de dienstbetrekking, zoals overnachtingen tijdens dienstreizen en maaltijden;
  • cursussen, congressen, vakliteratuur en dergelijke voor het onderhouden en verbeteren van de kennis en vaardigheden die nodig zijn voor het werk;
  • bijeenkomsten tot verbetering van de saamhorigheid, zoals teambuilding;
  • studie- en opleiding met het oog op het verwerven van (meer) inkomen en procedures tot erkenning van verworven competenties (evc-procedures);
  • verhuizingen;
  • extraterritoriale kosten;
  • gereedschappen, computers, mobiele communicatiemiddelen en dergelijke apparatuur als deze voldoen aan het zogenoemde noodzakelijkheidscriterium;
  • korting op producten uit eigen bedrijf;
  • arbovoorzieningen;
  • hulpmiddelen die de werknemer ook buiten de werkplek kan gebruiken en die hij voor 90% of meer zakelijk moet gebruiken;
  • outplacement, onder voorwaarden: zie Outplacement.
  • lidmaatschap van een beroepsvereniging, zoals bijvoorbeeld de NVP

Daarnaast zijn er ook de zogenaamde "nihilwaarderingen", zoals kleine versnaperingen op de werkplek. Zie voorbeelden hiervan
 

Premies sociale zekerheid

Bovendien zijn premies voor o.a. sociale verzekeringen en pensioenen in eerste instantie onbelast, wanneer deze via de werkgever zijn afgedragen. De premie is in dit geval dus onbelast, maar de eventuele uitkering is belast. Dit noemen we de "omkeerregel".
Twee voorbeelden:
1. De werkgever draagt premie af voor een ongevallenverzekering. De premie is dan onbelast en wordt niet bij het loon van de werknemer geteld. Zodra echter de verzekeringsmaatschappij moet gaan uitkering is deze uitkering belast.
2. De werknemer betaalt zelf buiten de werkgever om een verzekering voor blijvende invaliditeit. De premie die hij daarvoor betaalt is niet aftrekbaar voor de Inkomstenbelasting, daarentegen wanneer het tot uitbetalen komt, wordt de uitkering ook niet belast.
 

Naslag

Meer informatie is te vinden in Handboek Loonheffingen. Ga naar subrubriek Loon- en inkomstenbelasting en klik bij Handboeken Loonheffingen op het door u gewenste jaar.

Vergoeding voor studiekosten van kind van werknemer

In een Kamerbrief d.d. 12 november 2018 is staatssecretaris Snel van Financiën schriftelijke ingegaan op vragen vanuit de Tweede Kamer over het Belastingplan 2019. Onder meer zijn vragen gesteld over de mogelijkheden voor een werkgever om binnen de werkkostenregeling een onbelaste vergoeding aan het kind van een werknemer te verstrekken voor de studiekosten van dat kind.

Antwoord van de staatssecretaris: "In de situatie dat een dergelijke studietoelage wordt verstrekt aan een kind van een werknemer zal ofwel sprake zijn van loon van de werknemer ofwel zoals hierna aangegeven van loon van het kind zelf. De werkgever kan - voor zover wordt voldaan aan het gebruikelijkheidscriterium - de vrije ruimte van de werkkostenregeling gebruiken om een vergoeding te geven aan de werknemer ter zake van de studie van het kind van de werknemer. In dat geval is de vergoeding onbelast. In het geval dat de studietoelage kan worden aangemerkt als loon, is heffing van schenkbelasting normaal gesproken niet aan de orde, ongeacht of daarvoor de vrije ruimte in de werkkostenregeling wordt benut. In andere gevallen moet aan de hand van de feiten en omstandigheden worden beoordeeld of er sprake is van een belastbare schenking." (Bron: Brief aan de Tweede Kamer, d.d. 8 nov. 2018, zie pagina's 37 t/m 38).

Teambuilding of een teamuitje, onbelast of belast?

De werkkostenregeling (WKR) geeft nog veel onduidelijkheden. Is een activiteit nu belast of onbelast? Valt teambuilding wel of niet onder de regeling? En hoe bereken ik dit precies, zonder dat u extra wordt aangeslagen door de belastingdienst?

De oplossing voor de WKR met betrekking tot het bedrijfsuitje, is vrij makkelijk. Het vergt namelijk geen moeilijke stappen om het bedrijfsuitje buiten de WKR te houden.
Over het algemeen gaat het om de omschrijving van de activiteit. Anders gezegd: hoe verklaart u dat een bijeenkomst zakelijk is. Of bijvoorbeeld de saamhorigheid verhoogt.

Het woord 'bedrijfsuitje' zegt iets over een beloning voor het personeel. Een bedrijfsuitje is geen must, en levert volgens de fiscus ook geen teambuilding of training op. Ook zegt de WKR, doordat het zich richt op beloning voor personeel, dat belonen van relaties door middel van relatiedagen weer niet onder de WKR valt. Daar is de eerste maas in de wet. Hoe ziet de fiscus immers het verschil tussen een relatiedag en bedrijfsuitje?

Volgens de WKR vallen trainingen en opleidingen van en voor het personeel niet onder de regeling. Maar zijn dit gerichte vrijstellingen. Wanneer een bedrijfsuitje typisch teambuilding is en plaatsvindt in de baas zijn tijd, betekent het gewoonweg dat dit niet onder de WKR valt. Wanneer u dus kiest voor teambuilding met de doelstelling om uw personeel of collega´s beter met elkaar te laten samenwerken of communiceren, dan valt dit niet onder de WKR
Activiteiten als teambuilding, trainingen en vergaderen vallen dan ook niet onder de WKR regeling. Anders gezegd zijn dit gerichte vrijstellingen. Dus een onbelaste verstrekking. U kunt dus gerust een training of seminar in een externe vergader- of trainingslocatie organiseren zonder dat dit onder de WKR valt. De fiscus stelt zeker geen vragen wanneer dit een verplicht onderdeel is en op een doordeweekse dag plaatsvindt. Fun activiteiten als vergaderbreaks vallen niet onder de WKR, mits dit een onderdeel is van het totaalaanbod van de vergadering. Mocht deze activiteit een te grote kostenpost met zich meebrengen en niet te rijmen zijn met de training, dan zal de fiscus hier vragen over kunnen stellen en valt het al snel onder de WKR regeling.

De fiscus kan wel vraagtekens zetten bij het uitvoeren van teambuilding in het weekend. Als u kunt aantonen dat het een training is geweest ten goede van het personeel, waarbij het verplicht is om deel te nemen, en deze training vindt wel plaats in het weekend, dan valt het niet onder de WKR. Zorg er dan wel voor dat er op de te ontvangen factuur van de desbetreffende organisatie duidelijk staat vermeld dat het een training betreft. Dit voorkomt op voorhand al discussie

Gratis verstrekking gezonde lunchmaaltijden aan werknemers: gerichte vrijstelling

De gratis verstrekking van gezonde lunchmaaltijden aan werknemers valt voor de loonbelasting onder de gerichte vrijstelling voor arbovoorzieningen. Dat oordeelt de Hoge Raad.
24 mei 2024 door Salaris Vanmorgen
     
Valt de gratis verstrekking van gezonde lunchmaaltijden aan werknemers in het kader van het arbobeleid van de werkgever voor de loonbelasting onder de gerichte vrijstelling voor arbovoorzieningen? Ja, aldus de Hoge Raad op 24 mei 2024.

Wat speelt er in deze zaak?

De betrokken werkgever verstrekte in 2017 en 2018 vanuit zijn bedrijfsrestaurant gratis lunchmaaltijden aan zijn werknemers. De werknemers kregen daarbij dagelijks de keuze tussen twee – gezonde en uitgebalanceerde – lunchmaaltijden. Deze lunchmaaltijden waren samengesteld door een diëtiste en voldeden aan de richtlijn gezonde voeding van de Gezondheidsraad en de ‘schijf van vijf’ van het Voedingscentrum.

Aangemerkt als onderdeel arbobeleid

De werkgever heeft de gratis verstrekking van de lunchmaaltijden aangemerkt als onderdeel van het arbeidsomstandighedenbeleid dat hij heeft gevoerd ter voldoening aan zijn verplichtingen op grond van de Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet).

Bezwaar tegen bedragen aan loonheffing

De werkgever heeft bezwaar gemaakt tegen de bedragen aan loonheffing die hij in 2017 en 2018 met betrekking tot de lunchmaaltijden heeft afgedragen. Volgens de werkgever behoort de verstrekking van de lunchmaaltijden niet in de loonheffing te worden betrokken.

Gerichte vrijstelling voor arbovoorzieningen?

De centrale vraag is of, voor de loonbelasting, de gratis verstrekking van gezonde maaltijden aan werknemers in de jaren 2017 en 2018 onder de gerichte vrijstelling voor arbovoorzieningen kon vallen. Deze gerichte vrijstelling gold in die jaren – vanaf 1 januari 2022 is dit anders – voor voorzieningen die rechtstreeks voortvloeien uit het arbeidsomstandighedenbeleid (arbobeleid) dat een werkgever voert op grond van de Arbowet.
Sinds 1 januari 2022 geldt dat het moet gaan om arbovoorzieningen die verplicht zijn op grond van de Arbowet.

Hof en rechtbank: geen gerichte vrijstelling

Het hof vond net zoals de rechtbank dat de gratis verstrekking van gezonde maaltijden niet onder de gerichte vrijstelling voor arbovoorzieningen kon vallen.
Het hof heeft vooropgesteld dat het arbobeleid van een werkgever moet zijn gericht op de veiligheid en de gezondheid van de werknemers inzake alle met de arbeid verbonden aspecten. Zo’n beleid kan volgens het hof verderstrekkend zijn dan de Arbowet voorschrijft. Dit neemt echter niet weg dat de gerichte vrijstelling voor arbovoorzieningen niet aan de orde is bij de verstrekking van voorzieningen die in meer algemene zin het welzijn en de gezondheid van werknemers bevorderen, aldus het hof.

Algemene gezondheidsbevorderende voorzieningen

Volgens het hof behoort de verstrekking van gezonde lunchmaaltijden tot de verstrekking van dergelijke algemene gezondheidsbevorderende voorzieningen. Daarom kan die verstrekking volgens het hof niet onder de vrijstelling vallen.
De werkgever was het met de beslissing van het hof niet eens en stelde beroep in cassatie in bij de Hoge Raad.

Oordeel Hoge Raad

De eis dat de arbovoorziening direct moet samenhangen met verplichtingen op grond van de Arbowet gold tot 1 januari 2011. Die eis is niet overgenomen in de daarna ingevoerde wet- en regelgeving. De bewoordingen van de met ingang van 2011 gewijzigde regeling wijzen volgens de Hoge Raad juist op het tegendeel, aangezien sindsdien – tot 1 januari 2022 – slechts de eis wordt gesteld dat de voorzieningen rechtstreeks voortvloeien uit het arbobeleid dat de inhoudingsplichtige werkgever voert op grond van de Arbowet.
Arbobeleid werkgever gaat verder dan Arbowet voorschrijft
Een werkgever heeft een eigen beleidsruimte, waardoor tot het arbobeleid ook maatregelen kunnen behoren waartoe een werkgever niet verplicht is op grond van de Arbowet. Gelet op het voorgaande is het hof naar het oordeel van de Hoge Raad terecht ervan uitgegaan dat toepassing van de gerichte vrijstelling voor arbovoorzieningen niet wordt uitgesloten door de enkele omstandigheid dat het arbobeleid van een werkgever verder gaat dan de Arbowet voorschrijft.
Vloeit verstrekking lunchmaaltijden rechtstreeks voort uit arbobeleid?
Het komt er daarom volgens de Hoge Raad op aan of de verstrekking van de lunchmaaltijden rechtstreeks voortvloeit uit het arbobeleid dat de werkgever in 2017 en 2018 voerde op grond van de Arbowet. Daarbij dient als uitgangspunt dat beleid ter voorkoming en beperking van ziekteverzuim ook kan worden gerekend tot het arbobeleid op grond van de Arbowet.
Algemeen bekend is dat gezond eten de kans op ziekten vermindert en dat het herstel na een ziekte daardoor kan worden bevorderd. Het verstrekken van gezonde maaltijden aan personeel kan dus, zo beslist de Hoge Raad, deel uitmaken van het beleid van een werkgever ter voorkoming van ziekteverzuim, en kan dus een onderdeel zijn van het arbobeleid van die werkgever.

Gezonde maaltijd bevordert gezondheid werknemers

Hieraan kan volgens de Hoge Raad niet afdoen dat het verstrekken van gezonde maaltijden aan personeel in meer algemene zin het welzijn en de gezondheid van werknemers bevordert. De Arbowet bepaalt dat een werkgever moet zorgen voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers met betrekking tot alle met de arbeid verbonden aspecten en dat die werkgever daartoe een beleid moet voeren dat is gericht op zo goed mogelijke arbeidsomstandigheden.
Deze bepaling moet volgens de Hoge Raad in die zin ruim worden uitgelegd dat ook beleid ter voorkoming van ziekteverzuim daartoe kan worden gerekend, ook als dat beleid slechts meer in algemene zin het welzijn en de gezondheid van werknemers bevordert en niet specifiek gericht is op met de arbeid verbonden aspecten van hun gezondheid.
Dit brengt mee dat het oordeel van het hof juridisch onjuist is, en dat de uitspraak van het hof niet in stand blijft.

Hoe nu verder?

De Hoge Raad doet de zaak zelf af. Daartoe beslist de Hoge Raad in de eerste plaats dat op basis van het dossier moet worden geconcludeerd dat de gratis verstrekking van de lunchmaaltijden door de werkgever rechtstreeks voortvloeit uit het door hem gevoerde arbobeleid.
In de tweede plaats verwerpt de Hoge Raad de door de inspecteur van de Belastingdienst voor het hof ingenomen (en door de staatssecretaris in cassatie gehandhaafde) standpunten:
dat maaltijden naar hun aard niet zouden kunnen vallen onder de vrijstelling voor arbovoorzieningen; en
dat die vrijstelling niet van toepassing is op verstrekkingen die leiden tot een aanmerkelijke privébesparing bij de werknemer.

Beleid hoeft niet schriftelijk te zijn vastgelegd

Op grond hiervan komt de Hoge Raad tot de conclusie dat de vrijstelling voor arbovoorzieningen van toepassing is op de verstrekking van de lunchmaaltijden door de werkgever in de jaren 2017 en 2018, aangezien die verstrekking voortvloeit uit door hem gevoerd beleid op grond van de Arbowet. Voor het bestaan van dergelijk beleid is niet vereist dat het schriftelijk wordt vastgelegd; het begrip beleid is een materieel begrip, aldus de Hoge Raad.
De conclusie van de Hoge Raad is dat aan de werkgever de door hem gevraagde teruggaaf van loonbelasting moet worden verleend.
Uitspraak Hoge Raad, 24 mei 2024, ECLI:NL:HR:2024:745


Ga terug naar rubriek Werkkostenregeling