De Pensioen-lumpsum van 10% komt eraan!
Opinie | wo 18 dec 2019 | Auteur: Theo Gommer | Trefwoorden: Lumpsum, Flexibilisering, Pensioenakkoord, Hoog/laagconstructie, Pensioenkapitaal, Keuzemenu, Pensioenbestemming
In deze bijdrage belichten we een van de flexibiliseringsmogelijkheden uit het pensioenakkoord. Op de pensioendatum zal tot maximaal 10% van het opgebouwde pensioenkapitaal ‘ineens’ opgenomen kunnen worden.
Het is een toevoeging aan het huidige keuzemenu die de Pensioenwet biedt. Naast uitruil, vervroegen/uitstellen van pensioendatum en hoog/laagconstructie, óók een bedrag ineens. Het opnemen van de lumpsum wordt echter aangemerkt als een specifieke invulling van de hoog/laag-constructie. Die twee kunnen daarom niet worden gecombineerd.
In contrast met andere landen voorziet Nederland ‘slechts’ in een beperkte keuzevrijheid. Deelnemers en pensioengerechtigden blijken daarentegen wél geïnteresseerd in meer keuzevrijheid. Het verkennen van flexibiliseringsmogelijkheden is dus goed, maar de concrete invulling verdient nadere uitwerking.
Kromme bananen
Het uitgangspunt zal zijn dat de lumpsum zijn ‘pensioenbestemming’ verliest. Dat verenigt zich moeilijk met de omstandigheid dat opname enkel op de pensioendatum mag plaatsvinden. Vanuit chronologisch oogpunt merkwaardig dus. Juridisch betekent de passage dat met de lumpsum geen pensioenuitkeringen aangekocht hoeven te worden. Juridisch-technisch is dat een flink pak flexibiliteit(!!).
De toelichting op het wetsvoorstel vertoont wel argumentatieve tegenstrijdigheden. Zo wordt verondersteld dat men op de pensioendatum pas beschikt over enig financieel inzicht. Daarnaast mogen de lumpsum en hoog/laag-constructie niet cumulatief toegepast worden, want dat is (1) niet solidair én (2) als u wilt combineren gaat het financieel fout – omdat teveel pensioenuitkeringen naar voren worden gehaald en na pakweg vijf jaar een armoedeval intreedt. Vanuit een beschermingsgedachte komt deze lumpsum tot stand, en juist dat blokkeert progressieve denkkaders binnen pensioenland.
Ook vanwege administratieve lastenverhoging zou niet gecombineerd mogen worden. De opvallende veronderstelling ontstaat dat men pas over enig financieel inzicht beschikt (hoera, na 68 jaar), ook dan bescherming moet worden geboden tegen financieel onjuiste keuzes. De vraag zou eigenlijk niet moeten zijn of de overheid de deelnemer/gepensioneerde moet beschermen, maar eerder of de werknemer en werkgever dat gezamenlijk niet beter kunnen doen.
Méér flexibiliteit biedt een passende mogelijkheid voor employability. Er moet een pensioentransitie plaatsvinden met (in deeltijd) doorwerken na pensioendatum als een van de kroonjuwelen. Om daarop voor te sorteren, zal in een aantal gevallen bij- of omscholing nodig zijn. Daar is weliswaar voor de werkgever een rol weggelegd, maar dat ontslaat de werknemer niet van het nemen van initiatief. In een dergelijke situatie biedt de lumpsummethodiek een mooie financiële investering om ook tijdens het werkzame leven (vervolg)studiekosten te bekostigen. Om die reden zou de lumpsum dan ook vóór de pensioendatum beschikbaar moeten zijn. Voor werkgever en werknemer aldus een mooi gespreksonderwerp.
En als de polder het ergens over eens is, dan is het wel dat degenen met een fysiek ‘zwaar beroep’ zowel korter leven als korter een goede gezondheid genieten. De lumpsum biedt voor hen wellicht de nodige mogelijkheden om te parttimen, een lichter beroep te vinden, of ‘gewoon iets leuks’ te doen. Er geldt geen bestedingsdoel, dus de rechthebbende van het bedrag mag zelf bepalen wat hij/zij ermee doet. Hoe bezwaarlijk kan dat zijn, als een werknemer daardoor in staat zal zijn langer door te werken?
Het combineren van flexibele elementen vormt geen financiële ramp
Wanneer uitgegaan wordt van een gemiddelde ouderdomspensioen van € 10.800,- bruto per jaar komt het cijfermatig ongeveer op het volgende neer:
- Voor deze aanspraak is een opgebouwd pensioenkapitaal van € 155.000,- vereist.
- De lumpsum (van 10%) bedraagt dan maximaal € 15.500,- en de € 139.500,- restkapitaal is bestemd voor het aankopen van annuïteiten.
- Op het moment van schrijven staat dit ongeveer gelijk aan een ouderdomspensioen van € 9.700,- bruto per jaar.
- Als de hoog/laagconstructie kon worden gecombineerd met de lumpsum, dan zou de pensioengerechtigde de eerste vijf pensioenjaren een jaarlijks OP van bruto € 11.700,- ontvangen.
- Na die vijf jaren bedraagt dit € 8.800,- bruto.
- Zonder lumpsum bedraagt het jaarlijkse OP € 10.800,- bruto en komt men bij toepassing van de hoog/laagconstructie uit op respectievelijk € 13.000,- en € 9.750,- bruto.
Verschil valt best wel mee
Zoals u kunt zien, valt het verschil tussen wel of niet gebruikmaken van flexibiliseringsmogelijkheden, alsook het combineren daarvan, ‘best wel mee’. Concreet kunnen werkgever en werknemer het beste om de tafel gaan en afspreken wat in hun specifieke geval (financieel) het verstandigst is. Daar is een wetgever niet voor nodig – maar wel goed overleg op de werkvloer.
Conclusie
De juiste weg wordt ingeslagen met het kunnen opnemen van een lumpsum als flexibel element binnen de gereguleerde pensioenwereld. De boodschap die wij willen meegeven is dat, bij gebruikmaking van de flexibiliseringsmogelijkheden, vooral de werkgever en werknemer een leidende rol toekomen. Zij werken immers tezamen aan een efficiënte employability!
mr. M.K.A. van Slagmaat & mr. J.T. Gommer MPLA CCFP