De ondernemingsraad mag uitsluitend zaken behandelen die van gemeenschappelijk belang zijn voor alle of voor een groep van werknemers. Individuele zaken, zoals de aanstelling, het functioneren en het ontslag van werknemers, behoren niet tot zijn werkterrein. Om zijn functie voor het gemeenschappelijke belang te kunnen vervullen heeft de wet aan de ondernemingsraad een aantal rechten toebedeeld. De belangrijkste rechten betreffen het advies- en instemmingsrecht, waarvan we de wetteksten onverkort weergeven.
Het adviesrecht (art. 25, Wor) is het meeste gebruikte recht van de or. Over veel kwesties moet de directie/ondernemer aan de or een advies vragen, voordat ze dat besluit kan uitvoeren. De ondernemingsraad moet haar advies binnen een redelijke termijn uitbrengen, wat een redelijke termijn is hangt af van de situatie.
Voor belangrijke financiële, economische en organisatorische besluiten moet de ondernemer advies vragen aan de OR. Bijvoorbeeld bij reorganisaties, fusies of grote investeringen.
Dan moet de directie de reden daarvoor duidelijk uitleggen. Bovendien mag de directie of het bestuur het definitieve besluit niet uitvoeren (opschortingsplicht). De OR heeft dan een maand om na te denken of deze beroep aantekent bij de Ondernemingskamer van het gerechtshof te Amsterdam. Deze kamer beoordeelt dan of het besluit wel of niet mag doorgaan.
De ondernemingsraad wordt door de ondernemer in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen over elk door hem voorgenomen besluit tot:
Om te voorkomen dat de werkgever besluiten neemt en deze snel door de or drukt, bestaat artikel 24 Wor. Dit artikel verplicht de werkgever om twee keer per jaar met de or in een overlegvergadering te overleggen over de algemene gang van zaken binnen de onderneming. De werkgever is verplicht om in de overlegvergadering mededelingen aan de or te doen over voorgenomen besluiten die hij in voorbereiding heeft. De werkgever is hierbij ook verplicht om met de or afspraken te maken over de wijze en het tijdstip waarop de or om advies wordt gevraagd.
Stel, de ondernemer vraagt de ondernemingsraad om advies. De or concludeert na zorgvuldig beraad dat het voorgenomen besluit van de ondernemer moet worden aangepast. De ondernemer deelt vervolgens zonder nadere motivatie mee dat hij het voorgenomen besluit ongewijzigd zal nemen. Als een besluit van de ondernemer afwijkt van het or-advies, kan de raad naar de Ondernemingskamer (OK) stappen.
De OK zal zich vervolgens over de vraag buigen of het besluit kennelijk onredelijk1 is. Een besluit is kennelijk onredelijk indien de ondernemer bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid niet tot het besluit had kunnen komen.
Over de vraag wanneer dit het geval is, bestaat een rijke hoeveelheid jurisprudentie. Uit deze jurisprudentie kan een aantal hoofdlijnen worden afgeleid. Een besluit is bijvoorbeeld kennelijk onredelijk als de ondernemer bij het nemen van het besluit niet de procedurevoorschriften uit de Wet op de ondernemingsraden heeft gevolgd. Er is bijvoorbeeld geen advies gevraagd, of de ondernemer heeft geen overzicht verstrekt van de gevolgen van het besluit. Uit de jurisprudentie blijkt ook dat de ondernemer zijn keuze(s) deugdelijk moet motiveren. Uit de motivering moet blijken dat de ondernemer bij het nemen van het besluit alle belangen heeft afgewogen. Hier rijst de vraag: in hoeverre kan de rechter ondernemingsbeleid toetsen. Met andere woorden: mag de rechter op de stoel van de ondernemer gaan zitten? Het antwoord hierop is nee, de rechter kan dat niet. De OK weegt het ondernemingsbeleid wél mee bij de vraag of een besluit kennelijk onredelijk is.
1 Sinds 1 juli 2015 is de kennelijk onredelijk ontslagprocedure komen te vervallen. In plaats daarvan geldt nu de transitievergoeding. Bij uitzondering kan er nog sprake zijn van de zogeheten billijke vergoeding.
NB: Uit jurisprudentie is gebleken dat de ondernemingsraad ook adviesrecht heeft als het gaat om een voorlopig besluit (intentie)
.
Ondernemingsraden krijgen waarschijnlijk vanaf januari 2016 adviesrecht over het salaris van de topmensen in hun bedrijf. Minister Asscher zei dat in een Kamerdebat over de inkomens- en vermogensverdeling in Nederland.
De minister reageerde daarmee op een pleidooi van de PvdA. Asscher zei dat het kabinet al bezig is met een wijziging van de Wet op de Ondernemingsraden. Het adviesrecht voor de or moet de visie van minister Asscher niet precies gaan over de hoogte van de beloning, maar wel over de verhouding met de salarissen met andere werknemers in het bedrijf. Asscher hoopt dat de discussie en het debat erover leiden tot matiging van de topsalarissen in het bedrijfsleven. Daadwerkelijk ingrijpen in die salarissen wil hij niet.
De ondernemer moet de instemming van de ondernemingsraad hebben voor elk door hem voorgenomen besluit tot vaststelling, wijziging of intrekking van een:
* Pensioenregelingen worden in artikel 27 lid 1 Wor, maar het instemmingsrecht is vaak discutabel met als argument dat primaire arbeidsvoorwaarden niet het terrein van de or is. In cassatie zegt de Hoge Raad dat de wetgever de bedoeling had pensioenverzekeringsregelingen niet onder primaire arbeidsvoorwaarden te laten vallen, wat versterkt dat pensioensregelingen wel onder het instemmingsrecht van de or vallen (Hoge Raad, 24 jan. 2014).
** Met de Nieuwe Normen-app van het Nederlands Normalisatie Instituut (NEN) weet de or als er een nieuwe norm beschikbaar is op het gebied van arbeid en veiligheid, zie subrubriek Ergonomie.
Het instemmingsrecht van ondernemingsraden vervalt als een instemmingsplichtige kwestie inhoudelijk in een CAO is geregeld (artikel 27 Wor).
De or en ondernemer moeten over het voorgenomen besluit een keer overleg voeren in de overlegvergadering. Als dit overleg niet heeft plaatsgevonden, kan de or geen rechtsgeldig besluit nemen.
Als de or niet instemt met het voorgenomen besluit van de ondernemer, dan kan de ondernemer de kantonrechter om toestemming vragen het besluit te nemen. De kantonrechter zal toestemming geven als hij vindt dat de beslissing van de or om géén instemming te verlenen onredelijk is, of wanneer het voorgenomen besluit van de ondernemer verband houdt met zwaarwegende bedrijfsorganisatorische, -economische of -sociale redenen.
Als de ondernemer een besluit uitvoert zonder instemming van de or of vervangende toestemming van de kantonrechter, dan is het besluit nietig als de or bij de ondernemer binnen een maand schriftelijk een beroep heeft gedaan op de nietigheid.
Werknemers krijgen via ondernemingsraden (or) het recht om wel of niet akkoord te gaan met een wijziging van hun pensioenregeling. Hiermee krijgen ze meer invloed over hun pensioen.
Het instemmingsrecht van de or richt zich op de inhoud van de arbeidsvoorwaarde pensioen. De or heeft geen instemmingsrecht ten aanzien van de keuze van de pensioenuitvoerder, omdat de werkgever daarvoor verantwoordelijk is. Daarop bestaat één uitzondering. De or heeft wel instemmingsrecht als het een buitenlandse pensioenuitvoerder betreft. Het overbrengen van een pensioenregeling naar een buitenlandse pensioenuitvoerder kan namelijk ook gevolgen hebben voor de arbeidsvoorwaarde pensioen.
Het voorstel (EK 34.378, A) is op 7 juni 2016 met algemene stemmen aangenomen door de Tweede Kamer. De Eerste Kamer heeft het voorstel op 21 juni 2016 als hamerstuk afgedaan. De gewijzigde Wor gaat in per 01-10-2016.
Staatssecretaris Klijnsma van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft eind 2015 een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer ingediend om het instemmingsrecht van ondernemingsraden voor pensioenregelingen uit te breiden.
Thans heeft de or geen instemmingsrecht over wijziging van de pensioenregeling wanneer er gekozen is voor vrijwillige aansluiting bij een in de cao afgesproken pensioenfonds of een ondernemingspensioenfonds. De ondernemingsraad is wel betrokken bij het vaststellen van de regeling, maar niet bij wijziging ervan. Daarnaast hebben ondernemingsraden wel instemming over pensioenovereenkomsten maar niet over uitvoeringsovereenkomsten, terwijl belangrijke afspraken vaak juist in de uitvoeringsovereenkomsten staan. De hoofdlijnen van het wetsvoorstel zijn als volgt:
De or mag op eigen initiatief de werkgever voorstellen doen over alle sociale, organisatorische, financiële en economische zaken van de onderneming. Voordat de werkgever over het voorstel beslist, moet hij minstens één keer met de or overleggen. Na dit overleg moet de werkgever zo snel mogelijk schriftelijk én gemotiveerd aan de or meedelen of het voorstel wordt overgenomen.
De werkgever heeft de plicht ongevraagd informatie te geven over de jaarrekening, het sociaal jaarverslag en beleidsplannen. Daarnaast moet de werkgever alle informatie geven waar de or om vraagt. Dat wil zeggen: als de or die informatie nodig heeft om zijn taak te kunnen uitvoeren. Wil de werkgever de informatie niet geven, dan kan de or de bedrijfscommissie of een mediator vragen om te bemiddelen.
De or heeft ook recht op informatie - geen instemmingsrecht - over topinkomens binnen de onderneming. De zogeheten Wet Harrewijn* uit 2006 geeft de or het recht op informatie over de hoogte en inhoud van arbeidsvoorwaardelijke afspraken ten aanzien van groepen, zoals het bestuur van de onderneming en de leden van het toezichthoudende orgaan. Wat onder een groep moet worden verstaan, is niet altijd even duidelijk.
* Ab Harrewijn was hervormde predikant die zich aanvankelijk aansloot bij de Communistische Partij van Nederland (CPN). Hij zette zich sterk in voor mensen aan de 'onderkant' van de samenleving, zoals daklozen, bijstandsgerechtigden en verslaafden. In de periode 1998 tot 2002 was hij kamerlid van GroenLinks (Bron: Wikipedia).
De bevoegdheden van de ondernemingsraad kunnen uitgebreid worden als een CAO aan de ondernemingsraad bepaalde bevoegdheden toeschrijft (art 32-1 Wor). Daarnaast kan de ondernemer (werkgever) in een overeenkomst met de ondernemingsraad de bevoegdheden van de raad vergroten. Van deze uitbreiding van de bevoegdheden moet de ondernemer de bedrijfscommissie (zie Bedrijfscommissie) op de hoogte stellen.
Eind 2009 bleek dat minister Hirsch Ballin (Justitie) niet van plan was de ondernemingsraden in het bedrijfsleven het enquêterecht, het recht om wanbeleid aan de orde te stellen, toe te kennen. De stichting Multi Nationale Ondernemingsradenoverleg (MNO) heeft laten weten dat zij dit een uiterst vreemde gang van zaken vindt. De discussie lijkt voorlopig gesloten.
Ondernemingsraden krijgen niet de mogelijkheid om zelf naar de Ondernemingskamer te stappen om het ondernemingsbeleid te laten onderzoeken. Een voorstel daartoe van PvdA en SP is door een Kamermeerderheid verworpen. De Ondernemingskamer heeft de bevoegdheid om een onderzoek in te stellen naar het beleid van een ondernemingsbestuur. Als blijkt dat de bedrijfsleiding wanbeleid heeft gevoerd, kan ze het bestuur schorsen of ontslaan. Aandeelhouders en vakbonden doen vaak een beroep op de Ondernemingskamer om een enquête in te stellen. PvdA en SP wilden dat de procedures bij de OK ook opengesteld zouden worden voor ondernemingsraden. Minister Opstelten van Veiligheid en Justitie meent echter dat or's via de bestaande Wet op de ondernemingsraden al voldoende invloed kunnen uitoefenen op het ondernemingsbeleid. Een Kamermeerderheid is het met hem eens.
De Kamer steunt Opstelten eveneens bij diens voorstel om de toegang van aandeelhouders tot de Ondernemingskamer in te perken. Beleggers moeten in een onderneming minimaal een belang van 1 procent of van 20 miljoen euro hebben, willen ze nog kunnen procederen (Bron: Staatscourant, 13 april 2012).
Ondernemingsraden hebben vanaf 1 juli 2010 spreekrecht tijdens vergaderingen van aandeelhouders. Ze mogen hun standpunt kenbaar maken over belangrijke besluiten, benoemingen, ontslag en beloningen van bestuurders en commissarissen. De aandeelhoudersvergadering is niet verplicht het standpunt van de ondernemingsraad over te nemen. Zie ook Spreekrecht aandeelhoudersvergadering.
Vanaf 12 oktober 2012 heeft een ondernemingsraad het recht een klacht over een aanstellingskeuring in de dienen. Door een wijziging in de Wet op de medische keuringen (Wkm) kan elke or zich voortaan met een klacht tot de Commissie Klachtenhandeling Aanstellingskeuringen (CKA) wenden. Zie ook Wet op de Medische Keuringen.
De ministerraad ging akkoord met een wetsvoorstel van minister Asscher van Min SZW die bestuurders verplicht stelt om inzicht te geven in de salarissen van bestuursleden. Werkgevers zijn dan verplicht om de verhouding tussen het salaris van de top en de gewone werknemer voor te leggen aan de or. Dit wordt wettelijk vastgelegd en moet leiden tot meer openheid en discussie over de soms scheve verhoudingen binnen organisaties.
Het wetsvoorstel gaat verder dan de wet Harrewijn. De invoering van de wet Harrewijn in 2006 leidde tot een aanpassing van de Wet op de ondernemingsraden (Wor). Met die wijziging kregen or’en recht op inzicht in de topsalarissen. Maar dat recht beperkte zich tot verplichte informatie over de beloningsverhoudingen, waarbij de bestuurder zijn salaris nog mocht samenvoegen met minimaal vier anderen. Ook gold dit alleen voor organisaties met 100 werknemers of meer. Straks geldt die verplichting al voor organisaties met 50 werknemers of meer.
Internetconsultatie: Iedereen kan vanaf 17 februari tot 17 maart 2015 via internet zijn of haar mening geven over het wetsvoorstel dat regelt dat ondernemingsraden (or) meer invloed krijgen op bepaalde afspraken over pensioenen en op de beloningsverhoudingen in hun bedrijf. Minister Asscher en staatssecretaris Klijnsma van Sociale Zaken en Werkgelegenheid behandelen na verwerking van de reacties de zogenoemde ‘Wet op de ondernemingsraden en de Pensioenwet in verband met de bevoegdheden van de ondernemingsraad inzake de beloningen van bestuurders en inzake de arbeidsvoorwaarde pensioen’ in de ministerraad.
Werkgevers die een mystery guest inzetten om het gedrag van hun werknemers te controleren, doen er goed aan dit tevoren met de or te bespreken en haar instemming te vragen. Dit blijkt uit jurisprudentie van augustus 2015.
De Sociaal-Economische Raad (SER) heeft de Fusiegedragsregels uit 2000 gewijzigd. De nieuwe Fusiegedragsregels treden per 1 oktober 2015 in werking. Wijzigingen zijn:
Voor velen zijn de regels voor faillissement en surseance van betaling onbekend. Dit geldt ook de rol die de ondernemingsraad speelt bij faillissement of uitstel van betaling (insolventie).
Minister Asscher heeft de Commissie Bevordering Medezeggenschap (CBM) van de Sociaal-Economische Raad (SER) gevraagd (2015) om hier extra aandacht aan te besteden. Dit mede n.a.v. het onderzoek ‘Werknemers en insolventie (pdf) van de Vrije Universiteit Amsterdam en de voorstellen voor medezeggenschap bij insolventie.
Ondernemingsraden krijgen waarschijnlijk vanaf januari volgend jaar adviesrecht over het salaris van de topmensen in hun bedrijf. Minister Lodewijk Asscher (Sociale Zaken) zei dat 15 juni 2016 in een Kamerdebat over de inkomens- en vermogensverdeling in Nederland.
Het adviesrecht voor de or moet in zijn visie niet precies gaan over de hoogte van de beloning, maar wel over de verhouding met de salarissen met andere werknemers in het bedrijf. Asscher hoopt dat de discussie en het debat erover leiden tot matiging van de topsalarissen in het bedrijfsleven. Daadwerkelijk ingrijpen in die salarissen wil hij niet.
Asscher zei eerder dat hij het onbegrijpelijk vindt dat topinkomens in het bedrijfsleven de laatste jaren soms fors zijn verhoogd, terwijl de werkloosheid hoog is en de lonen maar matig stijgen. Volgens hem zou het topbestuurders sieren als hun beloning gelijke tred zou houden met die van de rest van de werknemers. (Bron: Skipr, 14 jun. 2016)
Een van de belangrijkste hoofdtaken van de curator in faillissement is de vereffening van de boedel. De curator moet bij het te gelde maken van de activa van de onderneming het belang van de werknemers weliswaar mee laten wegen, maar de hoogte van de opbrengst voor de faillissementsboedel zal voor de curator leidend zijn. Naar het oordeel van de Ondernemingskamer is het daarom zeer de vraag in hoeverre het advies van de ondernemingsraad op een voorgenomen besluit van de curator tot verkoop van activa nog van wezenlijke invloed had kunnen zijn. Bovendien valt de termijn waarin de uitvoering van het besluit bij negatief advies van de ondernemingsraad dient te worden opgeschort niet goed in te passen in een faillissementssituatie.
De Ondernemingskamer concludeert dan ook dat het adviesrecht derhalve in beginsel onverenigbaar is met de rol van de curator, die voornamelijk op de afwikkeling van de boedel is gericht.
De Ondernemingskamer besluit met de opmerking dat het voorgaande niet wegneemt dat de curator er in het algemeen goed aan kan doen om de ondernemingsraad te informeren over de stand van zaken en actuele ontwikkelingen in het faillissement, zoals de voortgang in een eventueel overnameproces. Van een verplichting op grond van de Wor is evenwel geen sprake. (Bron: Rechtblog, 18 nov. 2016)
De SER heeft op verzoek van staatsecretaris Klijnsma van Sociale Zaken een advies uitgebracht inzake medezeggenschap pensioen in kleine ondernemingen. Het betreft ondernemingen met 10 tot 50 werknemers, die niet verplicht zijn om een ondernemingsraad in te stellen.
Er zijn volgens de SER verschillende (kleine) mogelijkheden om de medezeggenschap, dan wel invloed, van werknemers in kleine ondernemingen ten aanzien van de arbeidsvoorwaarde ‘pensioen’ te versterken. Maar, belangrijker, de SER denkt ook dat het toekennen aan de PVT (personeelsvertegenwoordiging) en PV (personeelsvergadering) van een instemmingsrecht voor de arbeidsvoorwaarde ‘pensioen’ in kleine ondernemingen het systeem van de Wor verstoren en kunnen leiden tot kosten- en lastendrukverhoging. Dit zou tot ongewenste effecten kunnen leiden. (Bron: Over Salaris, 27 feb. 2017)
Het faillissement van een onderneming maakt geen einde aan het adviesrecht van de ondernemingsraad. Dat zegt de Hoge Raad, die hiermee een eerdere uitspraak van de Ondernemingskamer over het faillissement van drogisterijketen DA Retailgroep vernietigt.
De Ondernemingskamer oordeelde dat het adviesrecht van de or alleen geldt in een 'normale' situatie, en niet bij faillissement. De OK gaf de curator ook gelijk in diens stelling dat er bij een faillissement geen onderneming meer is, en dus ook geen or.
De Hoge Raad stemde anders. De Wor blijft bij faillissement gewoon van kracht. De enige uitzondering daarop is dat het adviesrecht van de or niet geldt voor handelingen die de curator verricht ter liquidatie van de onderneming, zoals de verkoop van goederen en het ontslaan van personeel. Lees haar beslissing d.d. 2 juni 2017.
Ondernemingsraden van grote bedrijven moeten voortaan van de directie een helder overzicht krijgen over de beloningsverschillen binnen het bedrijf. Daarover en over de beloning aan de top moet de directie jaarlijks met de ondernemingsraad in gesprek. Dit is het gevolg van een wetsvoorstel waarvoor zich op 17 januari 2018 tijdens een debat een meerderheid aftekende in de Tweede Kamer.
De coalitie van VVD, CDA, D66 en ChristenUnie heeft geen afspraken gemaakt over een gezamenlijke opstelling tegenover dit wetsvoorstel. Ook is het niet ingetrokken door minister Wouter Koolmees (D66). Hierdoor is het voorstel een vrije kwestie geworden in het parlement. Het lijkt een poging van de coalitie om zichzelf en de oppositie de ruimte te geven om politieke meerderheden te vormen en niet vastgesnoerd te raken in coalitiedwang.
Het wetsvoorstel beoogt die kloof bespreekbaar te maken in bedrijven met meer dan 100 werknemers. Nu moet de ondernemer de ondernemingsraad al informeren over beloning in de top van het bedrijf. Maar dat betekent niet dat die informatie besproken wordt. Twee derde van de ondernemingsraden krijgt de informatie, maar die wordt maar in een vijfde van de ondernemingsraden met de directie besproken.
SP, PvdA en GroenLinks gaat het voorstel eigenlijk niet ver genoeg. Zij willen liefst instemmingsrecht van de ondernemingsraad bij de topbeloning, maar daar is geen meerderheid voor te vinden. (Bron: Volkskrant, 17 jan. 2018)
NB: (28 juni 2018) De Eerste Kamer is inmiddels akkoord gegaan met het wetsvoorstel om artikel 23 van de Wor te wijzigen. De wijziging verplicht de bestuurders en de ondernemingsraad in gesprek te gaan over lonen en beloningsverschillen binnen hun organisatie.
In 2018 werden directies van grote ondernemingen verplicht jaarlijks de beloning van de bestuurders bespreken met de ondernemingsraad. De uiteindelijke besluitvorming bleef voorbehouden aan de aandeelhouders.
In 2019 is een begin gemaakt met verdere wetgeving. Vooraf aan de besluitvorming van de aandeelhouders over de beloning van bestuurders, krijgt de or de gelegenheid zich over het beloningsvoorstel uit te spreken. Ook krijgt de or de gelegenheid in de algemene vergadering van aandeelhouders haar advies toe te lichten.
De Tweede Kamer heeft op 3 april 2019 het wetsvoorstel aangenomen. De wetswijzing(en) moet nog door de Eerste Kamer worden goedgekeurd.
Een or heeft adviesrecht bij een voorgenomen benoeming en het voorgenomen ontslag van de Wor-bestuurder. Dit is meestal de directeur, directeur-bestuurder of de directie. Voor een statutair bestuurder, aan wie de leiding van de organisatie verantwoording aflegt, geldt dit adviesrecht niet. Wel kan de or dan vragen om meer informatie over de gevolgen van het ontslag en daarover het gesprek aangaan met de directie. Het ontslag zelf is in dit geval echter geen onderwerp van gesprek.
Samen met de werkgever, bedrijfsarts en preventiemedewerker is de ondernemingsraad (or) belast met de uitvoering van de Arbowetgeving. Zo heeft de or instemmingsrecht bij het aanstellen van een (nieuwe) bedrijfsarts en het bepalen van de inhoud van het bijbehorende contract. (Bron: CAOP, 20 nov. 2019)
De meningen zijn verdeeld:
De or heeft een adviesaanvraag ontvangen waarin een reorganisatie wordt aangekondigd. Er zullen tientallen fte verdwijnen. Kan het zijn dat, voordat de or hier een advies over geeft, er al maatregelen genomen worden, zoals het niet meer opvullen van een vacature?
Bij adviesrecht gaat het om voorgenomen beleid. Er mag nog niets in gang gezet worden voordat de ondernemingsraad zijn adviesrol op zich heeft kunnen nemen en een advies gegeven heeft. Tegelijkertijd is het niet onlogisch dat de bestuurder even wacht met het aannemen van nieuwe medewerkers, omdat er toch een bezuinigingsronde aankomt.
Dit besluit over aanpassing van de vacaturestellingen dient echter in overleg met de or genomen te worden. Eventueel via een extra adviesmoment. Gaat het om het formeel aanpassen van het vacaturebeleid, dan hebben we te maken met instemmingsrecht voor de or. (Bron: or-Net, 28 okt. 2020)
De gevolgen van het coronavirus kan een bestuurder brengen tot een voorgenomen besluit voor vaststelling, wijziging of intrekking van een regeling op het gebied van arbeidsomstandigheden, ziekteverzuim of re-integratiebeleid. Daarvoor is de instemming nodig van de ondernemingsraad. Dit betreft:
Bron: or Net, 2020
Volgens Art. 27 van de Wet op de Ondernemingsraden vraagt de invoering of besluiten met betrekking tot een aantal zaken om advies of instemming van de or en is de bestuurder verplicht om tijdig advies of instemming aan te vragen. Voorafgaand hieraan dient er een overlegvergadering over dat onderwerp plaats te vinden.
Een besluit zonder dit advies of instemming is nietig als de or bij de ondernemer binnen een maand schriftelijk een beroep heeft gedaan op deze nietigheid.
Voor het analyseren van een advies en instemmingsaanvraag treft u hieronder een checklist aan, die wellicht kan bijdragen aan duidelijkheid.
De ondernemingsraad kan het initiatief nemen voor een dwangakkoord met alle schuldeisers bij insolventie. Dit volgt uit de wet Homologatie Onderhands Akkoord (WHOA). Financieel experts verwachten dat de Wet veel banen kan redden en faillissementen kan voorkomen.
De WHOA regelt via de Faillissementswet dat de rechtbank een onderhands akkoord kan goedkeuren (homologeren) als een meerderheid van de schuldeisers en aandeelhouders ermee instemt. Het geldt dan voor de afwikkeling van alle schulden en vorderingen, ook bij de partijen die niet akkoord gingen. Vorm en inhoud van het onderhands akkoord zijn grotendeels vrij. Alleen arbeidscontracten zijn uitgesloten. (Bron; or-Net.nl, 17 mrt. 2021)
Ga terug naar rubriek Ondernemingsraad.