De eerste Wet op de Ondernemingsraden (WOR) stamt uit 1950 en is sindsdien regelmatig herzien. Een wet die de bedoeling had de gemeenschappelijke belangen tussen werkgever en werknemers te behartigen. De ondernemingsraad (OR) - voorgezeten door de bestuurder (werkgever) - diende, informerend en adviserend, naar vermogen bij te dragen aan een zo goed mogelijk functioneren der onderneming’. Zie hier een begin van onderlinge verhoudingen tussen partijen (samen met de overheid), die men later het poldermodel noemde.
Meer over de WOR in de beginjaren, zie OR.net.nl, 23 sep. 2020.
In de WOR is vastgelegd dat iedere onderneming met 50 of meer werknemers – al dan niet in deeltijd – een ondernemingsraad moet hebben. Tevens bepaalt de WOR dat het de ondernemer is die actie moet ondernemen een ondernemingsraad in te stellen. In de wet zijn geen sancties opgenomen als de ondernemer nalaat een ondernemingsraad in te stellen. Mogelijk kunnen werknemers dit via de kantonrechter afdwingen.
Lees desgewenst deze wet.
Aantal werknemers | |
50 - 100 | 5 OR-leden |
100 - 200 | 7 |
200 - 400 | 9 |
400 - 600 | 11 |
600 - 1000 | 13 |
1000 - 2000 | 15 |
Voor iedere 1.000 werknemers meer komen er twee OR-leden bij, met een maximum van 25. |
Als een ondernemer van mening is dat het instellen van een ondernemingsraad niet mogelijk is, bestaat sinds 2013 de mogelijkheid ontheffing te vragen aan de SER Commissie Bevordering Medezeggenschap (CBM). Een eventuele ontheffing wordt voor vijf jaar afgegeven.
De WOR onderscheidt twee vergaderingen: de ondernemingsraadvergadering, het overleg tussen de leden onderling zonder bestuurder en de OR-overlegvergadering, het overleg tussen de OR-leden en de bestuurder.
De Wet op de ondernemingsraden (WOR) bepaalt dat de SER een OR-heffing* oplegt aan ondernemers die verplicht zijn een ondernemingsraad in te stellen (artikel 46a WOR). De verplichting tot het betalen van de heffing is gekoppeld aan de plicht tot het instellen van een ondernemingsraad. Dit betekent dat de heffing ook wordt opgelegd als er nog geen ondernemingsraad is ingesteld. Wanneer een ondernemingsraad op vrijwillige basis of op basis van een CAO is ingesteld (artikel 5a WOR), moet eveneens heffing worden betaald.
De SER stelt de opbrengst van de heffing ter beschikking aan de Stichting GBIO (Gemeenschappelijk Begeleidingsinstituut Ondernemingsraden). Deze stichting werkt aan de bevordering van de deskundigheid van de OR-leden in samenwerking met meer dan 25 opleidingsinstituten en subsidieert cursussen voor ondernemingsraden. Met ingang van 1 januari 2006 heeft de Belastingdienst de heffing en de inning van de OR-heffing overgenomen van het UWV.
* Voor 2010 is de heffing vastgesteld op 0,01% van het loon, aldus een besluit van de SER.
Werkgevers betalen via de belastingdienst een heffing voor een fonds waaruit ondernemingsraden subsidie kunnen krijgen voor hun scholing: de GBIO-subsidie.
In april 2012 is artikel 31b WOR (gegevens sociaal beleid) uitgebreid. De bestuurder is voortaan verplicht om de OR minimaal één keer per jaar schriftelijk informatie te geven over alle werknemers die op basis van een uitzendovereenkomst bij de organisatie werken en naar verwachting komend jaar zullen werken.
In september 2012 is het wetsvoorstel over de wijziging van de Wet op de ondernemingsraden bij de Tweede Kamer ingediend. Redenen voor wijziging:
De Eerste Kamer is op 25 juni 2013 definitief akkoord gegaan met de voorgestelde wetswijziging van de Wet op de ondernemingsraden (WOR). de WOR op een aantal fundamentele onderdelen aangepast. De belangrijkste wijzigingen van de WOR zijn:
Met het aannemen van het voornoemde wetsvoorstel is de Eerste Kamer vooralsnog akkoord gegaan met een amendement van D66. Met dit aanvullende wetsvoorstel wilde D66 de handtekeningenplicht afschaffen voor werknemers die zich kandidaatstellen voor OR-verkiezingen. Over dit amendement zijn kritische vragen gesteld 'iedereen zou zich nu kandidaat voor de OR kunnen stellen'. Minister Asscher van SZW heeft daarom de Commissie Bevordering Medezeggenschap (CBM) gevraagd om zich te buigen over de afschaffing van de handtekeningenplicht.
De volgende voorstellen zijn ingediend:
In artikel 14 van de Wet op de Ondernemingsraden staat dat de ondernemingsraad in zijn reglement zijn werkwijze vaststelt (14.1 WOR). Vervolgens wordt in 14.2 een opsomming gegeven van onderwerpen die de OR in dat reglement moet regelen.
Onder 14.2.h staat: ‘Het reglement bevat in ieder geval voorschriften omtrent het opmaken en het bekendmaken aan de ondernemer, de leden van de ondernemingsraad en aan de andere in de onderneming werkzame personen van de verslagen van de vergaderingen van de ondernemingsraad en van het jaarverslag van de ondernemingsraad.’ De OR zal het bekendmaken per onderneming moeten regelen. (Bron: OR Net, 7 jul. 2017)
Met de onlangs door de Eerste Kamer aangenomen wijziging van de Pensioenwet veranderen per 1 januari 2019 de regels voor kleine en zeer kleine pensioenen. De personeelsvertegenwoordiging (pvt) en personeelsvergadering (pv) krijgen dankzij een wijziging in de WOR meer rechten met betrekking tot de pensioenregeling.
De pv had geen expliciet informatierecht met betrekking tot de pensioenvoorziening. Voor de pvt gold dat informatie ook mondeling verstrekt mocht worden. Met de wijziging van de Pensioenwet wordt het informatierecht in de WOR versterkt. (Bron: OR net, 18 dec. 2018)
Ga terug naar rubriek Ondernemingsraad.