Rekenvoorbeeld saldering
Een werknemer rijdt in 2010 1000 kilometer voor woon-werkverkeer en 2000 kilometer zakelijk. De totale reiskostenvergoeding bedraagt dan (1000 x € 0,10) + 2000 x € 0,28) = € 660. De werkgever mag maximaal 3000 x € 0,19 = € 570 onbelast uitkeren. Per januari 2011 moet € 90 bij het belastbare loon van de werknemer worden opgeteld. De werkgever mag er ook voor kiezen de eindheffing te betalen, tot een maximum van € 200 per werknemer per maand.
De werkgever hoeft de salderingsregeling niet maandelijks toe te passen binnen de werkkostenregeling* is het nu ook mogelijk de saldering per kalenderjaar toe te passen.
* Minister De Jager van Financiën heeft de nota van wijziging op de Fiscale verzamelwet 2010 naar de Tweede Kamer gestuurd. In deze nota van wijziging een regeling opgenomen om onder- en bovenmatige reiskostenvergoedingen op jaarbasis te salderen. Deze regeling vervangt de regeling in het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965.
De Kennisgroep loonheffing heeft een standpunt ingenomen toepassing van salderingsregeling voor reiskostenvergoedingen bij opvolgende arbeidsovereenkomsten.
Een werknemer werkt op basis van een tijdelijke arbeidsovereenkomst van 1 januari 2023 tot 1 juli 2023 bij een werkgever. Vanaf 1 juli 2023 gaat hij een nieuwe arbeidsovereenkomst aan met dezelfde werkgever voor onbepaalde tijd. De werknemer blijft dezelfde werkzaamheden verrichten. Hij heeft gedurende het gehele kalenderjaar recht op € 0,10 per kilometer voor woon-werkverkeer en € 0,30 per kilometer voor dienstreizen. De werknemer gebruikt zijn auto 100 kilometer per maand voor woon-werkverkeer en 250 kilometer per maand voor dienstreizen.
De werkgever past de salderingsregeling van artikel 31a, zesde lid, in samenhang met artikel 13a, vierde lid, onderdeel e, van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB 1964) op grond van de cao standaard aan het einde van het kalenderjaar toe. Hierin heeft de werknemer geen keuze. De werkgever heeft alle reiskostenvergoedingen aangewezen als eindheffingsbestanddeel in de zin van artikel 31, eerste lid, onderdeel f, Wet LB 1964.
Is er voor toepassing van de salderingsregeling een genietingsmoment op 30 juni 2023?
Nee. Reiskostenvergoedingen van meer dan € 0,21 worden geacht te zijn genoten bij het einde van het kalenderjaar. Een uitzondering geldt als de dienstbetrekking in de loop van het kalenderjaar eindigt. Dit is in casu niet het geval omdat fiscaal sprake is van een voortgezette dienstbetrekking.
Op grond van artikel 31a, tweede lid, onderdeel a, Wet LB 1964 geldt een gerichte vrijstelling voor vervoer in het kader van de dienstbetrekking, waaronder woon-werkverkeer. Onder 3o van dit artikel is de bepaling opgenomen dat (anders dan de gevallen genoemd onder 1o en 2o) een vergoeding tot € 0,21 per afgelegde kilometer gericht is vrijgesteld.
Op grond van artikel 31a, zesde lid, Wet LB 1964 worden vergoedingen voor vervoer als bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, onder 3o, Wet LB 1964 geacht niet hoger te zijn dan € 0,21 per afgelegde kilometer voor zover deze vergoedingen in totaal niet meer hebben bedragen dan het aantal in het kalenderjaar in dit kader afgelegde kilometers vermenigvuldigd met € 0,21. Met andere woorden, bovenmatige vergoedingen worden aan het einde van het jaar met ondermatige vergoedingen gesaldeerd.
Om te voorkomen dat reiskostenvergoedingen al gedurende het kalenderjaar belast zijn, geldt artikel 13a, vierde lid, onderdeel e, Wet LB 1964: voor zover vergoedingen hoger zijn dan € 0,21 per kilometer, worden deze geacht te zijn genoten bij het einde van het kalenderjaar of bij het einde van de dienstbetrekking als deze in de loop van het kalenderjaar eindigt. Zie voor meer informatie over de voorwaarden van de salderingsregeling KG:204:2022:24.
De salderingsregeling is per 2011 in de wet opgenomen. Het betreft een overheveling van artikel 10f van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965. Deze bepaling regelt dat ook onder de werkkostenregeling bovenmatige met ondermatige kilometervergoedingen aan het eind van het kalenderjaar kunnen worden gesaldeerd.
“Wanneer gebruik wordt gemaakt van een (voor verschillende reiskilometers) in hoogte variërende reiskostenvergoeding, betekent deze regeling een aanzienlijke lastenverlichting voor de werkgever. Ingevolge het voorgestelde artikel 31a, zevende lid (nieuw), van de Wet LB 1964 blijft de mogelijkheid tot het salderen van in hoogte verschillende reiskostenvergoedingen ook onder de werkkostenregeling gelden.”
Kamerstukken II 2009/10, 32401, nr. 5, p. 16.
Ook uit de toelichting op de voorganger van de salderingsregeling (artikel 10f Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965) blijkt dat de regeling is bedoeld om het bezwaar in de uitvoeringspraktijk weg te nemen om “bij elke uitbetaling van een dergelijke vergoeding de fiscale gevolgen in kaart te moeten brengen”. Deze administratieve bezwaren doen zich zowel voor bij een werknemer die het gehele jaar door dezelfde arbeidsovereenkomst heeft als bij een werknemer waarbij de arbeidsovereenkomst in de loop van het kalenderjaar aansluitend wordt opgevolgd door een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
Daarom is volgens de kennisgroep voor toepassing van de salderingsregeling fiscaal sprake van een voortgezette dienstbetrekking. Artikel 13a, vierde lid, onderdeel e, Wet LB 1964 treedt in casu pas in werking aan het einde van het kalenderjaar.
KG:204:2023:16 Salderingsregeling bij opvolgende arbeidsovereenkomsten