Vakbonden

Datum laatste wijziging: 8 juli 2013  |  Trefwoorden:

Standpunten divers
Het standpunt van de vakbonden c.q. werknemersorganisaties is nog steeds divers. Officiële standpunten, zoals dat van het CNV zijn schaars (zie onder), zodat moet worden teruggevallen op uitspraken van individuele vakbondsbestuurders.
Over het algemeen hebben vakbondsbestuurders er problemen mee dat, buiten hen om, werknemers voortaan zelf hun arbeidsvoorwaarden kiezen. Verder leeft de angst voor de mogelijke aantasting van de solidariteit tussen werknemers onderling menig vakbondsbestuur huiverig gemaakt. Ook de steeds grotere betrokkenheid van ondernemingsraden bij het tot stand komen van een cafetariasysteem kan weerstanden oproepen.

Met uitzondering van de VHP, zijn de meer traditionele bonden van het FNV en het CNV meer terughoudend. De huidige stand van zaken is dat onder bepaalde voorwaarden flexibele arbeidsvoorwaarden worden gedoogd en in ieder geval binnen eigen kring worden besproken. Dit valt bijvoorbeeld af te leiden uit het feit dat binnen het FNV is afgesproken ‘dat alle bonden de keuze-CAO of CAO à la carte in het jaar 2000 op de agenda van de CAO-onderhandelingen plaatsen.’

FNV
Kenmerkend voor de groeiende interesse is het artikel dat Lodewijk de Waal, voorzitter van het FNV, in november 2000 schreef. We citeren:
‘Minstens zo interessant is het om aandacht te besteden aan meerkeuzemogelijkheden voor werknemers in het eigen pakket arbeidsvoorwaarden. De doorsnee werknemer bestaat niet meer en voor zover hij wel bestaat, is hij vooral mondig en weet hij wat goed en slecht voor hem is. Het is goed als je zelf de werktijden kunt invullen en kunt kiezen op welke leeftijd je met pensioen wilt; het is goed als je kunt sparen voor langdurig verlof of als je specifieke scholingsvoorzieningen kunt afspreken.
We zien dat in CAO’s steeds meer afspraken over steeds meer onderwerpen worden gemaakt. Denk aan afspraken over kinderopvang, over woon-werkverkeer, over specifieke verlofregelingen, over loopbaanbegeleiding, persoonlijke opleidingsplannen en zo meer. Dit gegeven versterkt de tendens naar een grote individuele betrokkenheid bij de vaststelling van de eigen arbeidsvoorwaarden. Immers, naarmate over meer onderwerpen collectieve afspraken worden gemaakt, zal het steeds vaker voorkomen dat deze bij bepaalde groepen en individuen minder aanslaan en voor andere groepen en individuen juist zeer herkenbaar zijn en aanspreken.
Niet iedereen heeft behoefte aan loopbaanbegeleiding, niet iedereen opteert voor een vroege VUT, niet iedereen voelt zich aangesproken door afspraken over woon-werkverkeer. Sommigen willen een groter risico accepteren, anderen willen risico’s minimaliseren’.
‘De FNV wil geen moraliserende, paternalistische organisatie zijn. Het is niet aan de FNV om leden voor te schrijven wat wel en wat niet kan’, aldus een woordvoerster. ‘Vertrekpunt vormt de CAO die overeengekomen is op sectorniveau of met de betreffende ondernemingen. In die CAO worden de arbeidsvoorwaarden in de meest ruime zin afgesproken.
Aan sommige van die afspraken valt niet te tornen en daar kan dan ook niet door groepen of door individuen van worden afgeweken. Zo zal het loon voor bepaalde functies duidelijk moeten vastliggen, zal de normale arbeidsduur voor een voltijdbaan moeten worden overeengekomen en zal het aantal vakantiedagen moeten worden vastgesteld. Voorts dient de collectieve financiering van bepaalde regelingen te zijn geregeld. Er zijn immers voorzieningen zoals het pensioen, de kinderopvang, die collectieve financiering vergen, willen zij houdbaar zijn voor iedereen.
Belangrijk is dat deze collectief overeen te komen en collectief te financieren regelingen het cement vormen voor het gecoördineerde arbeidsvoorwaardenbeleid van de FNV. Dat beleid paart decentralisatie en vergroting van de individuele keuzemogelijkheden aan het realiseren en beschermen van een aantal fundamentele zekerheden voor alle werknemers. Het verenigt de maatwerkaanpak met onderlinge solidariteit. Het koppelt het bijdragen aan maatschappelijke doelstellingen aan het inspelen op specifieke kansen en specifieke belemmeringen.’

CNV
Ook het CNV ‘staat niet onwelwillend tegenover de cafetaria-CAO’, in het bijzonder niet als het gaat om IT-bedrijven. De vakbond stelde wel een aantal voorwaarden: “De werknemers moeten altijd uit vrije wil meedoen. Deelname is geen plicht. Verder mag de werkgever geen druk uitoefenen op het personeel om vrije dagen te kopen om zo het gebrek aan menskracht voor een deel weg te nemen. Ook wil het CNV ‘op de verkoop van vrije dagen een rem zetten’ en ‘de pensioenregeling mag niet voor verkoop in aanmerking komen’. De bond ziet voor zichzelf ‘een rol weggelegd door de randvoorwaarden vast te stellen en regelmatig de ontwikkelingen te evalueren. De vakbonden zijn dan ook niet van plan om het model overal te introduceren’. ‘Als collectieve afspraken mogelijk zijn, dan heeft dat onze voorkeur. Maar ja, willen wij een positie innemen binnen de IT-branche, dan moeten we wel meedoen. Dit biedt namelijk mogelijkheden de werkgever ertoe te zetten een cao af te sluiten.”, aldus een zegsman van het CNV in 1998.
Twee jaar later loopt het CNV nog steeds niet over van enthousiasme als het gaat om cafetariaplannen. In haar ‘Arbeidsvoorwaardenbeleid 2000’ treft de lezer de volgende passief aandoende passage aan: “Het CNV onderschrijft de aanbevelingen van de Stichting van de Arbeid (StvdA) aan CAO-partijen om binnen het kader van een functiegerelateerde beloningssystematiek (die ook op flexibele inzet, kwalificaties en ervaring van de werknemer aansluit) een motiverend beloningsbeleid te voeren dat betrekking heeft op iedereen die in de onderneming werkzaam is”.

Eisen systematiek
Eisen die aan de systematiek van flexibele arbeidsvoorwaarden van vakbondskant worden gesteld zijn de volgende:
• het verkopen van vrije dagen wordt afgewezen of zal beperkt mogen worden toegepast. Twee zaken roepen weerstand op: ATV, waar jaren voor gevochten is, mag niet zomaar worden ingeruild. Daarnaast is er ongerustheid over het verkopen van verlofdagen, wat tot meer werkdruk* en stress kan leiden;
• indien (als voorbeeld) vijf dagen mogen worden verkocht, dan mogen ook vijf dagen worden gekocht, ofwel het beleid ‘alles wat je mag verkopen, moet je ook kunnen kopen’. Dit beginsel wordt ook wel aangeduid als parallellisme;
• het verkopen van (een beperkt aantal) vrije dagen mag, maar niet voor direct geld;
• verkregen rechten (bijv. een dertiende maand) mogen niet worden afgebouwd;
• het opheffen van regelingen waar alle werknemers aan meebetalen zoals bijv. het nabestaandenpensioen en de arbeidsongeschiktheidsverzekering - i.c. regelingen gebaseerd op solidariteit - ondervindt weerstand. Door het opheffen van deze regeling zal de premie voor de achterblijvende deelnemers onbetaalbaar worden.

Eisen uitvoering
Ten aanzien van de uitvoering komt men de volgende vakbondseisen tegen:
• werknemers moeten vrij zijn in hun keuzemogelijkheden;
• het keuzepakket is voor alle werknemers gelijk;
• individueel terugdraaien moet mogelijk zijn;
• collectief ingrijpen moet mogelijk zijn;
• duidelijke communicatie naar de werknemers (vooral de fiscale gevolgen) is van groot belang.

Een gevolg van dit overleg is dat in de afgelopen periode in steeds meer CAO’s afspraken over (vormen van) flexibele arbeidsvoorwaarden zijn opgenomen, waarbij het overleg is gedelegeerd naar de werkgever en de Ondernemingsraad.

Ook inruil ATV-dagen
Het vermelden waard zijn de afspraken die in december 2000 tussen de sociale partners zijn gemaakt. Deze afspraken hielden in dat werknemers in de toekomst niet alleen de bovenwettelijke vakantiedagen, maar ook ATV-dagen mogen opsparen of mogen inruilen voor extra salaris, afspraken die mede ingegeven waren om een ‘heilloze loon-prijsspiraal’ te voorkomen. Deze afspraken betekenen een spectaculaire stap in de richting van meer flexibele CAO’s à la carte. Een enorme concessie ook van de werkgevers, die door het aan de werknemer uitbetalen van ingeleverde verlofdagen voor extra loonkosten geplaatst zullen worden.

Gerelateerde artikelen en/of partner bijdragen: Pensioenakkoord