Paternalisme verwijst naar een houding of beleid vergelijkbaar met het hiërarchische familiepatroon waarbij de vader (pater in het Latijn) aan het hoofd van de familie staat en de belangrijke beslissingen neemt.
Staatkundig/politiek verstaat men onder paternalisme een stroming uit de 19de eeuw waarbij de overheid als een (strenge) vader het - in zijn visie - dom en onvermogend volk dicteert. Dit leidt tot inperking van grondrechten, waaronder met name de vrijheid van meningsuiting.
In het bedrijfsleven bedoelt men met paternalisme dat de werkgever een bevoogdende houding inneemt ten opzichte van zijn werknemers, een houding die niet alleen voor de zakelijke relatie tussen werkgever en werknemer gold, maar ook ten aanzien van het privéleven van de werknemer nam de werkgever deze houding aan.
De richting kenmerkte zich verder door de managementopvatting dat de arbeider onmondig moest worden gehouden. Goede arbeidsomstandigheden waren niet van belang. De houding van werkgevers t.o.v. hun arbeiders was een combinatie van enerzijds een duidelijke machtspositie voor de werkgever (fabrikant), anderzijds die van een zorgzame vader. De zorg van de werkgever voor de werknemer werd beschouwd als gunst, niet als een recht. Hoe en onder welke condities het werk gedaan moest worden, stonden in feite niet ter discussie.
In andere culturen, zoals de Indonesische, zijn resten van dit paternalisme nog zichtbaar: zo wordt de directeur door de werknemers nog altijd aangesproken als 'bapak' of 'pak' (bapak = vader).