Mede als een reactie op het Scientific Management, dat te zeer de nadruk legde op efficiency, economische groei, bedrijfsvoering en productie, ontstond de stroming Human Relations (letterlijk 'menselijke betrekkingen'). Deze stroming benadrukte de noodzaak veel aandacht te schenken aan de menselijke aspecten (behoeften) en de onderlinge relaties, uiteraard met het doel dat de werknemer gemotiveerder raakt en steeds beter in staat is complexe taken te verrichten.
Een beroemd experiment dat al van 1924 dateert, werd uitgevoerd door de onderzoeker Elton Mayo in de Hawthorne-fabrieken van de Western Electric Company in Chicago: Hawthorne-onderzoek. In deze fabrieken bestond in de twintiger jaren bij de bijna 30.000 werknemers een vrij grote ontevredenheid. Deze onderneming - waarin onderdelen werden vervaardigd voor het Bell-telefoonsysteem - kende voor die tijd progressieve materiële arbeidsvoorwaarden, zoals pensioenregelingen en ziektegelduitkeringen. Organisatiedeskundigen waren te hulp geroepen om te trachten de ontevredenheid te verminderen en de productie te verhogen. Hun onderzoek, waarin werkuren, rustpauzes, schaftlokalen en nog meer aspecten uit de werkomgeving werden veranderd, leidde niet tot het beoogde succes.
De 'National Academy of Science' werd er bij betrokken. In diverse afdelingen waar vrouwelijke arbeidskrachten spoelen wikkelden, relais monteerden en kleine onderdelen controleerden, werd een onderzoek ingesteld naar het verband tussen de kwaliteit en de kwantiteit van de lichtsterkte enerzijds en de arbeidsprestaties anderzijds. Een viertal proeven werd gedaan, waarbij de lichtsterkte werd gevarieerd, terwijl ook daglicht met kunstlicht werd afgewisseld. Geheel tegen de verwachting van de onderzoekers in, bleek dat de geleverde prestatie onafhankelijk was van de factor lichtsterkte. Kennelijk waren dus andere factoren van invloed op de hoogte van de prestatie.
De onderzoekingen die hierop volgden, stonden onder leiding van Elton Mayo, hoogleraar verbonden aan de research-afdeling van de 'Harvard Graduate School of Business Administration'. Mayo begon zijn onderzoek met een groep van zes vrouwen die relais monteerden in telefoons. Zij werden in een aparte proefruimte ondergebracht onder toezicht van een proefleider. Tijdens de experimenten werden de rustpauzes gevarieerd. Maakte men een rustpauze langer, dan bleek de productiviteit te stijgen. Dit resultaat kwam geheel overeen met de op ideeën van de Scientific Management gebaseerde verwachtingen. Doch toen daarna de rustpauzes weer korter werden gemaakt, bleek de productiviteit toch hoger te zijn dan in de eerdere fase waarin men nog niet met het onderzoek was gestart.
Wat waren de factoren die de vrouwen hoger deden produceren? De vrouwen waren in de aard en opzet van de experimenten gekend. Er was met hen over de plannen gesproken. Dat had een andere wijze van leiding geven met zich meegebracht: er had minder bevel van bovenaf, en meer overleg plaatsgevonden. De vrouwen beleefden dit als een grotere persoonlijke vrijheid, waaraan zij zelf de hogere prestaties toeschreven. Doordat men hun medewerking had gevraagd, was er een element van persoonlijke aandacht in relatie met de leiding gekomen. Dit werd nog versterkt door het feit dat regelmatig hogere functionarissen de proefruimte kwamen bezoeken. Ze kregen het gevoel een 'elite' te zijn. De vrouwen werden daardoor, volgens Mayo, een team zij wilden samenwerken en hadden het gevoel belangrijk te zijn voor het bedrijf. Bovendien konden de vrouwen zelf meer controle uitoefenen op hun werk.
Samenwerking in een informele groep en harmonieuze intermenselijke verhoudingen kenmerken de 'Human Relations' richting. Het begrip arbeidsmotivatie krijgt in deze tijd een nieuwe en centrale betekenis in het denken over arbeid. Naast Mayo waren ook Maslow en Herzberg vertegenwoordigers van deze stroming.
Een andere auteur in deze periode is McGregor, die de oude organisatietheorie (Scientific Management i.c. theorie X) afzet tegen nieuwe denkbeelden over de werkende mens (theorie Y), zie onderstaand:
Theory X Assumptions:
Theory Y Assumptions: