Participatiebaan

Datum laatste wijziging: 6 september 2019  |  Trefwoorden: , ,

Inhoud

  1. Kwetsbare werklozen
  2. Participatiebudget
  3. Veranderingen basisexamen inburgering
  4. Tijdelijk besluit experimenten Participatiewet
  5. Werken met een arbeidsbeperking levert meer op dan bijstand
  6. Wetsvoorstel Verdringingstoets
  7. Duidelijke voorkeur voor loonkostensubsidie
  8. Participatiewet levert niet op wat men ervan verwacht

Kwetsbare werklozen

Kwetsbare werklozen c.q. bijstandsgerechtigden (onder meer verslaafden) kunnen vanaf 2008 in aanmerking komen voor een participatiebaan. De regeling houdt in dat zij voor een periode van drie jaar met behoud van hun WW-uitkering bij sociale werkplaatsen en maatschappelijke organisaties kunnen werken. Ze werken voor het minimumloon en krijgen een CAO. De inkomens komen voort uit de bijstand, werknemers vullen het resterende bedrag aan tot het minimumloon. Door de participatiebanen kunnen naar schatting 30.000 kwetsbare werklozen aan de slag.

Participatiebudget

Gemeenten krijgen één bedrag om mensen te stimuleren deel te nemen aan inburgering, werk of school: het participatiebudget. Ze kunnen met de bundeling van de drie bestaande budgetten voor re-integratie, inburgering en scholing middelen effectiever inzetten om mensen te helpen.

Het participatiebudget bundelt het 'werkdeel' van de Wet werk en bijstand (geld om bijstandsgerechtigden en herintreders aan werk te helpen), de inburgeringsbudgetten (waarmee gemeenten onder meer taallessen inkopen voor inburgeraars) en het geld voor volwasseneneducatie. Bij elkaar gaat het om ongeveer 2 miljard euro. Nu gelden voor de verschillende budgetten afzonderlijke regels. Het participatiebudget maakt aan die verschillende regels een einde. Gemeenten worden hiermee vrijer om te bepalen wie welke voorziening of opleiding nodig heeft om aan het werk te komen of op een andere manier deel te nemen aan de maatschappij. Het geld kan bijvoorbeeld gebruikt worden voor (combinaties van) scholing, loonkostensubsidie, sociale activering, stimuleringspremies, schuldhulpverlening, bijscholing van vrijwilligers, stages, cursussen voor laaggeletterden of inburgeringcursussen.
Het participatiebudget levert gemeenten bovendien minder administratieve rompslomp op. De regels zijn eenvoudiger, de gemeenten hoeven nog maar één administratie bij te houden en één keer aan het Rijk verantwoording af te leggen hoe het geld is uitgegeven, aldus de Wet participatiebudget die vanaf januari 2009 de bestaande schotten tussen diverse op re-integratie en participatie gerichte budgetten getracht heeft deze zoveel mogelijk weg te nemen.

In dit verband moet ook het Bestuurlijk Akkoord Participatie uit 2007 worden genoemd: afgesproken is dat het Ministerie en de VNG zich sterk maken voor een vermindering van het aantal mensen dat een beroep moet doen op de Wwb, het aan het werk helpen van 35.000 niet-uitkeringsgerechtigden, het bestrijden van armoede en schulden en het stimuleren van ondernemerschap onder kwetsbare groepen.

Meer over participatiebanen treft u aan in subrubriek Participatiewet.

Veranderingen basisexamen inburgering

Het basisexamen inburgering in het buitenland verandert van vorm. De belangrijkste verandering is dat het examen niet meer per telefoon maar per computer afgenomen wordt. Het nieuwe basisexamen gaat in per 1 november 2014. (Bron en meer: Min SZW, 22 sept. 2014)

Tijdelijk besluit experimenten Participatiewet

Er is een wezenlijk verschil tussen een experiment op basis van het Tijdelijk besluit experimenten Participatiewet en werkwijzen die gehanteerd kunnen worden binnen de kaders van de Participatiewet.

In het kader van de Participatiewet is sprake van een experiment indien een gemeente door de Staatssecretaris van SZW is aangewezen als een experimentgemeente. Met een dergelijke aanwijzing krijgt de gemeente tijdelijk de bevoegdheid om op onderdelen af te wijken van de Participatiewet, om daarmee te onderzoeken hoe de Participatiewet met betrekking tot arbeidsinschakeling doeltreffender uitgevoerd kan worden. De tot nu toe aangewezen gemeenten zijn: Groningen, in samenwerking met Ten Boer, Wageningen, Tilburg, Deventer en Nijmegen.

Gemeenten die niet zijn aangewezen als experimentgemeente, hebben die bevoegdheid niet. Zij dienen zich te houden aan de wettelijke kaders.

Bij de gedecentraliseerde uitvoering van de Participatiewet heeft een gemeente een grote mate van vrijheid om beleid en uitvoering af te stemmen op de lokale omstandigheden. In deze context beschikt zij over een scala aan mogelijkheden om, binnen de kaders van de wet, te onderzoeken hoe zij de Participatiewet effectiever kan uitvoeren. Hiervoor is toestemming van SZW niet aan de orde. Deze ruimte en de daarbinnen gemaakte keuzen door de gemeente laten onverlet dat het op individuele personen toegesneden maatwerk uitgangpunt is, ook bij de ondersteuning van de bijstandsgerechtigden op weg naar de arbeidsmarkt. (Bron: Rijksoverheid, 11 dec. 2017)

Werken met een arbeidsbeperking levert meer op dan bijstand

Staatssecretaris Tamara van Ark koerst aan op een regeling waarbij het inkomen van mensen met een arbeidsbeperking wordt aangevuld tot minimumloon. Dit gaat om mensen die vanuit de Participatiewet met loondispensatie gaan werken. Als zij meer uren gaan werken, stijgt het inkomen mee.

In het regeerakkoord is afgesproken om loonkostensubsidie in de Participatiewet te vervangen door loondispensatie. Van Ark heeft de zorgen gehoord over hoe de nieuwe regeling er uit zou gaan zien. Daarom besluit zij tot een regeling te komen met de volgende randvoorwaarden:
  • Het inkomen van mensen die gaan werken met een loonaanvulling moet hoger zijn dan wat zij aan uitkering zouden krijgen zonder werk. Ook moeten mensen die méér uren gaan werken er ook vooruitgaan.  Van Ark koerst er op dat mensen met een arbeidsbeperking worden aangevuld op een niveau van het minimumloon per gewerkt uur.
  • De regeling moet voor werkgevers eenvoudig zijn om uit te voeren en aansluiten bij regelingen waar zij al mee te maken hebben. Immers, werkgevers leveren de banen. Op dit moment hebben werkgevers te maken met loondispensatie voor mensen die vanuit de Wajong een aanvulling krijgen en met loonkostensubsidie voor mensen die werken via de Participatiewet. Eenduidigheid voor werkgevers in de regelingen vergroot de kans dat zij mensen met een arbeidsbeperking aannemen en zorgt dus voor meer werk.
(Bron: Rijksoverheid, 14 dec. 2017)

Wetsvoorstel Verdringingstoets

Een meerderheid van de Tweede Kamer heeft op 21 februari 2017 ingestemd met een toets tegen verdringing op de arbeidsmarkt. De initiatiefwet van SP-Kamerlid Sadet Karabulut moet voorkomen dat betaalde banen worden overgenomen door bijstandontvangers. De SP wil zo verhinderen dat uitkeringsgerechtigden onbetaald reguliere arbeid verrichten, en anderzijds werknemers en zzp’ers beschermen tegen oneerlijke concurrentie van goedkopere bijstandontvangers.

Deze voorgenomen wet regelt dat gemeenten vooraf moeten toetsen of er sprake is van verdringing van betaald werk door mensen vanuit de Participatiewet. Schoonmaakkoepel OSB heeft in 2017 het wetsvoorstel gesteund en deze support toegelicht in een brief aan de leden van de Tweede Kamer. (Bron: Tweede Kamer, 14 feb. 2017)

Op 6 maart 2018 behandelde de Eerste Kamer het wetvoorstel Verdringingstoets. Daar is besloten de wet aan te houden. Dit heeft als gevolg dat initiatiefneemster Karabulut gaat zorgen voor een nadere onderbouwing. De behandeling wordt nu op een later moment voortgezet. Er is nog geen nieuwe datum bekend. (F-Facts, 9 mrt. 2018)

Duidelijke voorkeur voor loonkostensubsidie

Cliënten, maar ook werkgevers en UWV hebben een duidelijke voorkeur voor loonkostensubsidie van werknemers met een arbeidsbeperking. Dat blijkt uit onderzoek dat het kabinet naar de Tweede Kamer heeft gestuurd. Staatssecretaris Van Ark: "Vanuit het klantperspectief geredeneerd heeft loonkostensubsidie volgens geraadpleegde betrokkenen duidelijk de voorkeur boven loondispensatie. De geraadpleegde gemeenten zijn daar heel duidelijk over.

Maar ook de geraadpleegde werkgevers en de professionals bij UWV geven over het algemeen de voorkeur aan loonkostensubsidie. Zij menen dat loonkostensubsidie beter hanteerbaar is voor de vaak kwetsbare werknemers doordat meestal sprake is van één inkomstenbron. Bovendien stimuleert het de eigenwaarde van werknemers als zij van de werkgever hun volledig salaris ontvangen. Daarmee voelen zij zich gelijkwaardig aan hun collega’s. Veel betrokkenen vinden loonkostensubsidie ook eerlijker doordat mensen die met loonkostensubsidie werken dezelfde arbeidsvoorwaarden hebben als hun collega’s." (Bronnen: VVP, Flex Nieuws, Sociaal Web, e.a.: okt. 2018)

Participatiewet levert niet op wat men ervan verwacht

Er is een nieuwe aanpak nodig die kwetsbare werkzoekenden perspectief moet geven. Maar hoe? En wie neemt daarbij het voortouw? Ton Wilthagen, hoogleraar arbeidsmarkt aan de Tilburg University pleit voor een radicale ommezwaai van de arbeidsmarkt.

Enkele uitspraken:
  • Er is een onbenut arbeidspotentieel van 1,3 miljoen mensen ontstaan. Tegelijk zie je dat werkgevers hun vacatures niet ingevuld krijgen. Ook subsidies die deze werkzoekenden goedkoper maken, sorteren weinig effect.
  • Gepleit wordt voor een ‘parallelle arbeidsmarkt’, ook wel de ‘betekenis-economie’ genoemd. Dit vraagt om een andere invulling van het begrip lonend werk: een bredere en meer sociaal getinte beloning. Uitkeringsgeld kan dan worden ingezet als ‘maatschappelijk durfkapitaal’.
  • Het UWV moet zich meer als arbeidsbureau ontwikkelen.
(Bron en meer: Movisie, feb. 2019)

Ga terug naar subrubriek Bijstand.