Toch AOW-pensioen met 65 jaar!

Opinie  |  di 15 dec 2015  |  Auteur: Andries Bongers  |  Trefwoorden: , ,

Hoop op AOW met 65 jaar?

“Hoop op AOW met 65 jaar” kopte een hoofdartikel in de Telegraaf van woensdag 9 december 2015, naar aanleiding van een uitspraak van de Rechtbank in Leeuwarden. Een uitspraak waartegen het Rijk overigens hoger beroep zal aantekenen.
Een opmerkelijke uitspraak, die voor vrij veel verwarring gaat zorgen. Sommigen interpreteren de uitspraak dusdanig, dat men weer hoop krijgt op AOW op 65 jarige leeftijd.
Waar gaat het om: Een 60 jarige weduwe in kwestie, die bezwaar heeft gemaakt tegen de verhoging van de pensioenleeftijd, lees AOW-leeftijd, zou over 5 jaren een pensioengat hebben van 24 maanden.

Je kunt je afvragen of er nu sprake is van een AOW-gat of een pensioengat

Afgezien dat de uitspraak van de rechter nogal discutabel is, kun je je afvragen of er nu sprake is van een AOW-gat of een pensioengat. Bij het verhogen van de AOW-leeftijd, dat al vele jaren geleden werd aangekondigd, hebben de meeste pensioenfondsen geen voorzieningen getroffen voor  diegenen, die voor een nabestaandepensioen in aanmerking komen of met leeftijds- of vroegpensioen zijn gegaan. Dat pensioen eindigt nu, ondanks het opschuiven van de AOW-leeftijd, op 65 jaar.
Het was beter geweest om dat pensioen te laten eindigen op de AOW-leeftijd. Nu dat niet is gebeurd, is er echter geen sprake van een AOW-gat, maar van een Pensioengat.
Er zijn nu mensen en politici, die uit deze specifieke (discutabele) uitspraak de hoop putten, dat de hele verhoging van de AOW-leeftijd teruggedraaid zal worden.


AOW al 100 jaar op 65 jarige leeftijd

Het is de meeste mensen onbekend, dat de AOW-leeftijd (Ouderdomspensioen) al bijna 100 jaar geleden op 65 jaar werd gesteld. Op 20 juni 1919 werd in de toenmalige Tweede Kamer een voorstel aangenomen om de pensioengerechtigde leeftijd van 70 jaar te verlagen naar 65 jaar. Deze wet trad nog in hetzelfde jaar op 3 december 1919 in werking.
De AOW (toen Ouderdomspensioen) bestond dus al lang, maar was er alleen voor werknemers.
Nadat in 1947 een Noodwet (Noodvoorziening voor Ouden van dagen) werd aangenomen, werd eerst in 1957 de Algemene Ouderdomswet van kracht.
Al in 1919 (en nogmaals in 1947 en 1957) werd duidelijk gemaakt, dat de pensioenleeftijd gewijzigd kon worden in relatie tot de leeftijdsverwachting, maar ook dat de toestand van de overheidsfinanciën een argument voor herziening  van de AOW-leeftijd zou kunnen zijn.

AOW onbetaalbaar

Ondanks het feit dat we sinds 1919 gemiddeld bijna 10 jaar ouder worden, is er tot voor kort (dus bijna 100 jaar!) niets gedaan met de pensioenleeftijd. De overheid (kabinet) probeert deze nalatigheid nu in een kort tempo in te halen. Logisch dat er dan ook “klappen” vallen.
Maar het zal ook duidelijk zijn, dat daar waar veel jongelui eerst met 25 jaar gaan werken, je met het betalen van 40 jaar premie, geen 30 jaar pensioen kunt opbouwen, anders dan tegen een zeer hoge onacceptabele premie.

Logisch dat er dan ook “klappen” vallen

Wanneer je deze argumenten op een rijtje zet, hoef je geen rekenwonder te zijn om de redenen van de geleidelijke verhoging van de AOW-leeftijd te accepteren.
Wel geeft de verhoging van de AOW-leeftijd en het schrappen van de VUT en defiscaliseren van het Vroegpensioen een behoorlijke druk op de arbeidsmarkt. Werkte tot voor kort nog geen 20% boven de 60 jaar; over enkele jaren zal de arbeidsdeelname van 60+ boven de 70% uitkomen.
De verhoging van de AOW-leeftijd is niet alleen een natuurlijke maar ook een financiële noodzaak.
Dus terugdraaien? Vergeet het maar!
Maar hoe gaan we dan om met het tekort aan arbeidsplaatsen? Lees daarvoor het artikel onnodige paniek om hoge werkloosheid.

Andries Bongers

Andries Bongers Meer info